Uitvoermg ziektewet. (C. O.) Door het scheidsgerecht voor ziekengeldverzekering te Rotterdam, Meervoudige Kamer, is een zeker niet onbelangrijke beslissing genomen, die wij hier laten volgen. Ter nadere inlichting diene nog, dat het geval zelf voor ons als arbeiders-taestuurders van deß.V.geen twijfel liet of er recht op uitkeering bestond, omdat zooals ook in de uitspraak wordt aangevoerd, de man (staker bij P. Smit Jr.) binnen 4 weken na het uitbreken van het conflict ziek was geworden. Ook de directie van Centraal Beheer meende dat uitgekeerd moest worden, doch bij de leiding van de afdeelingskas kon men het niet eens worden. Daar ging het echter, wel wat erg gezocht, niet om de vraag of de man recht had op uitkeering, maar om de moeilijkheid dat de directie er niet achter kon komen wat de man aan uitkeering moest ontvangen nu er niet gewerkt werd en dus ook geen loon betaald aan de man in kwestie of aan gelijksoortige arbeiders, want die waren in staking. Er werd wel gewerkt, maar dat waren werkwilligen en die beschouwde de directie vanzelf niet als gelijksoortige arbeiders. Het was eerst al verbazend moeilijk geweest om het afdeelingskasbestuur bijeen te krijgen, want volgens de directie bestond de afdeelingskas voor de stakers niet meer. Inde Bedrijfsvereeniging is het geval ten slotte gekomen en daar werd door het bestuur het geval ineen ander licht bekeken. Daar werd de vraag opgeworpen of tijdens een staking een arbeider die aan de staking deelneemt, verzekerd blijft en dus recht op uitkeering heeft, waaraan dan tevens vast zou zitten dat de afdeelingskas zou moeten blijven functioneeren. Het scheidsgerecht heeft nu aan deze redeneeringen een einde gemaakt door de zaak zóó te stellen, dat zoolang een dienstbetrekking niet ontbonden is, een stakende arbeider verzekerd is volgens de Ziektewet en dat daarbij de vraag of er premie betaald werd, geen rol speelt. Het is na deze uitspraak, die trouwens te voorzien was, niet uitgesloten, dat er ondernemers zullen zijn die bij een staking in het vervolg weer de ontslagen gaan toepassen zooals wij dat voor eenige jaren geleden in onze industrie ook gekend hebben, doch dat kunnen wij rustig afwachten. De uitspraak van het scheidsgerecht is onverdeeld gunstig en inde richting als wij verwacht hadden. Wij laten haar geheel hieronder volgen. * * * SCHEIDSGERECHT VOOR ZIEKENGELDVERZEKERING TE ROTTERDAM. Meervoudige Kamer. Het Scheidsgerecht, Meervoudige Kamer te Rotterdam, heeft de navolgende uitspraak gegeven inzake: R. K. Graver, wonende te Rotterdam, klager ter terechtzitting verschenen in persoon, tegen de Bedrijsvereeniging voor Ziekengeldverzekering voor de Metaalindustrie, gevestigd te Amsterdam, verweerster, voor welke ter openbare terechtzitting zijn opgetreden de heeren Mr. H. A. de Bruyn Kops, en P. Danz, beiden wonende te Amsterdam. Het Scheidsgerecht, Meervoudige Kamer; Gezien de stukken; Gehoord den klager; Wat aangaat de feiten van het twistgeding; overwegende, dat verweerster bij beslissing van 22 Juli 1932 de door klager aangevraagde uitkeering van ziekengeld heeft geweigerd op grond, dat klager in stakingwas toen de ongeschiktheid ter zake waarvan hij de uitkeering van ziekengeld vordert, een aanvang nam; overwegende, dat klager van de beslissing van het bestuur van de Bedrijfsvereeniging tijdig in hooger beroep is gekomen en in zijn beroepschrift, welks inhoud wordt beschouwd als hier woordelijk te zijn herhaald en geïnsereerd, beweert, dat zijn aanspraken op ziekengeld niet naar behooren zijn erkend; overwegende, dat inde Ziektewet het geval van staking niet is voorzien; overwegende, dat volgens artikel 1 der Ziektewet verzekerd zijn: arbeiders in dienst vaneen onderneming en dat noch inde uitzonderingen op dit artikel, noch in artikel 21 het geval vaneen stakende arbeider is opgenomen; overwegende, dat dus zoolang een dienstbetrekking niet ontbonden is een stakende arbeider verzekerd is volgens de Ziektewet; overwegende, dat de omstandigheid dat door de arbeider gedurende de staking geen premie betaald is, ook nergens als een reden is vermeld, dat een arbeider die anders verzekerd zou zijn, niet verzekerd is; overwegende, dat zulks wellicht als een lacune inde wet moet worden beschouwd, maar dat nu de wet zwijgt, het Scheidsgerecht niet bevoegd is, deze conclusie te trekken; overwegende, dat staking op zichzelf de dienstbetrekking niet doet eindigen en in het onderhavige geval vaststaat, dat klager gedurende de staking in dienst van de onderneming is geweest, nu hij daaruit niet uitdrukkelijk is ontslagen; overwegende, dat ook al zou in strijd met het bovenstaande beslist moeten worden, dat een staker niet verzekerd is volgens de Ziektewet, klager in ieder geval gedurende een maand na het einde zijner verzekering nog recht op de uitkeering van ziekengeld zou hebben alsof hij verzekerd gebleven was; overwegende, dat niet bestreden is, dat klager gedurende de laatste twee maanden voor het begin der staking onafgebroken verzekerd is geweest en binnen een maand daarna ongeschikt tot werken

is geworden, zoodat hij ook in dit geval aanspraak heeft op ziekengeld: overwegende, dat op voormelde gronden de uitspraak, waarvan beroep moet worden vernietigd en de vordering van klager alsnog moet worden toegewezen; rechtdoende: vernietigt de beslissing van de Bedrijfsvereeniging voor Ziekengeldverzekering voor de Metaalindustrie, d.d. 22 Juli 1932, waarvan beroep. Wijst de vordering van klager tot uitkeering van ziekengeld toe. Aldus gewezen door de heeren Prof. Dr. H. R. Ribbius, voorzitter: E. Chabot, lid-werkgever, P. Keesen, lid-werknemer, in tegenwoordigheid van Mr. J. J. Fokma, secretaris. (w.g.) J. J. FOKMA, (w.g.) RIBBIUS, Secretaris. Voorzitter. Voor afschrift; (w.g.) J. J. FOKMA, Secretaris. Rotterdam, 19 October 1932. Een syndicalistisch pamflet. Broodroof dooreen revolutionnaire organisatie. (v. Z.) Goed voorgaan doet goed volgen, zegt een spreekwoord. De practijk wijst echter uit, dat het omgekeerde ook dikwijls het geval is, hetgeen uit het volgende wel zal blijken. Bijna dagelijks worden onze leden bestookt met pamfletten van R.V.0., W.S.C. en hoe dergelijke communistische planeten meer mogen heeten, bevattende allerlei vieze verdachtmakingen tegen onze Bond en zijn bestuurders. Deze worden verspreid aan ons stempellokaal en op de fabrieken en zoo langzamerhand zijn wij wel aan deze „verspilling van kracht” gewend geraakt en wordt daaraan de aandacht besteed die het verdient, namelijk zoo lang het aan de buitenkant blijft, „stil laten modderen”. De Syndicalistische Federatie van Metaalbewerkers echter kon dit niet langer werkloos aanzien en heeft gemeend dit „slechte” voorbeeld te moeten volgen, door, gericht „Aan onze „modern” georganiseerde vakgenooten” een zoodanig bewust leugenachtig pamflet te verspreiden, dat wij meenen daarop de algemeene aandacht te moeten vestigen. Het betreft een kwestie welke zich heeft voorgedaan aan de Ned. Dok Mij. Deze instelling heeft, gedwongen door werkgebrek, ingeschreven op een aantal bruggen en daarvan enkele in opdracht gekregen. Eén dezer was nu zoover gevorderd, dat aan het zandblaas- en schilderwerk kon worden begonnen. Reeds waren daaraan enkele personen, overcompleet in andere afdeelingen der fabriek, tewerk gesteld. Men kon echter nog eenige arbeiders aan dat werk plaatsen en koos hiervoor uit twee werklieden, één lid van onze Bond en één van de Syndicalistische Federatie, deel uitmakende vaneen losse ploeg dokwerkers en -ververs, die volgens een bepaald rouleersysteem zoo nu en dan aan de Mij. komen werken wanneer een gedokt schip moet worden schoongemaakt en/of geverfd. Hier werd minstens 3 maanden werk gegarandeerd, terwijl zij voorts 55 ets. uurloon zouden ontvangen en in tarief werken. Bovendien werd hun medegedeeld, dat dit werk ressorteerde onder de afdeeling scheepsbouw der fabriek, zoodat zij ingedeeld zouden worden onder een andere baas en een ander loodje zouden ontvangen.- Ons lid verzocht de directeur over deze aangelegenheid even overleg te mogen plegen met zijn bestuur, waarop deze in het bijzijn van ons lid ons opbelde en namens hem vroeg of wij bezwaar maakten tegen deze tewerkstelling. Na raadpleging vaneen voor de groep „losse dokwerkers en -ververs” gemaakte overeenkomst, deelden wij mede, dat daartegen géén bezwaar bestond en betrokkene dit werk kon aanvaarden. Tot onze verwondering echter verscheen de volgende dag ons lid, dat wij aan het werk waanden, op ons kantoor met de mededeeling, dat de Syndicalistische Federatie na een vergadering met de losse dokwerkers en -ververs, hem verboden had aan dit werk te beginnen. De gevolgen bleven niet uit, want eenige tijd daarna ontvingen wij van de directie de mededeeling, dat ons lid niet tewerk gekomen was en men dit zou beschouwen als „werkweigering”. Aangezien ook de andere voor het werk aangewezene niet verschenen was, zou men van deze gevallen aangifte doen bij de crisis-commissie, middels welk college althans ons lid steun ontving. Dit gebeurde op Vrijdag en aangezien wij nog altijd niet konden gelooven dat de betrokkene een dergelijk onkameraadschappelijk standpunt zou blijven innemen, verzochten wijde directie deze aangifte te willen uitstellen en ons de gelegenheid te geven tot nader overleg. Hierin werd toegestemd, waarop wij betrokkene de volgende dag met de stand van zaken op de hoogte stelden en hem mededeelden, dat wijde verstrekking van zijn crisissteun nog even in beraad wensch-

ten te houden tot wij nader overleg met een aantal onzer leden aan de Ned. Dok Mij. werkzaam, zouden hebben gepleegd. Dit overleg vond plaats Maandagsavonds d.o.v. en al onze daarbij aanwezige leden onderschreven zonder eenig voorbehoud ons standpunt, dat ons betrokken lid het aangeboden werk diende te aanvaarden. Ten volle overtuigd verklaarde nu ons lid aan het werk te zullen gaan en na overleg met de directie, werd hij Dinsdagsmiddags tewerk gesteld. Zijn uitkeering was hem inmiddels verstrekt. Doch het ongelooflijke geschiedde. Want Woensdags verscheen ons lid wederom op ons kantoor met de mededeeling, dat hij weliswaar Dinsdagsmiddags had gewerkt, doch deze morgen aan zijn huis door zijn „kameraden” was opgewacht en toen hij zijn woning had willen verlaten, weer naar binnen was gesmeten met de nadrukkelijke mededeeling dat men hem wel zou weten te beletten aan het werk te gaan. Hij durfde toen de consequentie van onze beslissing, kennende zijn pappenheimers, niet te aanvaarden en was thuis gebleven. En wat te verwachten was gebeurde, want kort daarop ontvingen wij van de crisis-commissie de mededeeling, dat de uitkeering van betrokkene wegens „werkweigering” moest worden stopgezet. Dit is het relaas der gebeurtenissen welke de Syndicalistische Federatie aanleiding gaf tot de verspreiding van bovenvermeld pamflet. Laten wij nu de inhoud daarvan nader bezien en ons verlustigen inde waarheidsliefde van de zich noemende arbeidersorganisatie die dat uitgaf. Dit leerzame schriftuur vangt aan als volgt: Aan onze „Modern” georganiseerde vakgenooten. Metaalbewerkers-kameraden, De dokwerkers en -ververs, werkzaam aan de Nederl. Dok-Mij. te Amsterdam, voelen zich gedrongen u te wijzen op EEN ABBEIDERSVIJANDIGE DAAD VAN UW BESTUUR. In April en Mei 1932 was er een staking aan het Nederl. Dok. Uw bestuur nam geen verantwoording voor die staking, wat niet belette dat DOOR DEZEN STRIJD, VERBETERINGEN VOOR DE ARBEIDERS zijn verkregen. Toen op bevel van uw bestuur de moderne leden met katholieken en christelijken aan het werk gingen, bleven onder leiding der Syndicalistische Federatie van Metaalbewerkers de dokwerkers en ververs nog staken, met als resultaat, dat 16 gedupeerde arbeiders weer direct konden beginnen en DE ROULEERLIJST VOOR DE DOKPLOEG, welke de directie had afgeschaft, weer is ingevoerd. Deze door en door leugenachtige inleiding is feitelijk een beleediging aan het adres van alle andere arbeiders werkzaam aan de Ned. Dok Mij. en het pleit niet voor het intellect van de steller dier regelen dat hij dat niet begrepen heeft. Want niet alleen dat hij dooreen dergelijke voorstelling van zaken de gerechte verontwaardiging wekte van deze kameraden, doch tevens was daardoor de verdere inhoud van het pamflet geteekend. In April j.l. waren n.l. de losse dokwerkers en -ververs weer eens zonder overleg met eenige organisatie of zelfs met hun mede-arbeiders op de fabriek, in staking gegaan. Een directe actie-staking, waarvoor wij uit de aard der zaak geenerlei verantwoording namen. Deze staking had ten gevolge, dat het geheele personeel der Ned. Dok Mij. werd uitgesloten omdat men weigerde het stilliggende werk van die groep over te nemen. Een daad van solidariteit, zonder welke de actie van bovengenoemde groep bij voorbaat tot mislukking gedoemd was. Wij hebben ons toen wel met het conflict bemoeid en deelgenomen aan besprekingen met de rijksbemiddelaar en ten kantore van de Metaalbond. Het resultaat van deze besprekingen was, dat ten opzichte van de loonen meer werd bereikt dan gevraagd was, dat de rouleerlijst gehandhaafd zou worden en de betrokken losse arbeiders voor zoover er werk was, weder direct konden aanvangen. Over dit resultaat is in „Handwerkers Vriendenkring” door onze Bond, de Chr. Metaalbewerkersbond en 0.8.W.M. een gecombineerde ledenvergadering gehouden. Hoewel oorspronkelijk de Syndicalistische Federatie mede op het houden van een gezamenlijke ledenvergadering had aangedrongen en inde bespreking der besturen, waar tot het beleggen van deze vergadering besloten werd, ook de bestuurder van de Syndicalistische Federatie zich tot deelname bereid verklaarde, trok deze federatie zich te elfder ure terug, omdat de losse syndicalistische dokwerkers en -ververs hun collega’s wel goed genoeg achtten zich voor hen te laten uitsluiten, doch weigerden hen mede te laten beslissen over het resultaat der gevoerde onder-

handelingen. De R.K. Bond vergaderde uit principieele overwegingen afzonderlijk. In deze gecombineerde ledenvergadering is schriftelijk gestemd, met het resultaat, dat met 117 stemmen vóór, 75 tegen en 14 blanco de voorstellen der directie werden aanvaard. Vermeld zij nog, dat op deze vergadering, ondanks hun weigering tot deelname, toch nog een aantal syndicalistische „kameraden” aanwezig was, die braaf hun best gedaan hebben de boel inde war te schoppen, doch toen hun dit niet gelukte, de vergadering verlieten. Wij stellen dus vast, dat, in tegenstelling met bovenstaande lezing van de Synd. Federatie, I°. het werk na de staking in Mei is hervat na een op volkomen organisatorische wij ze genomen beslissing door de leden van alle metaalbewerkersorganisaties behalve de Federatie; 2°. de Synd. Fed., na zich eerst aan de beslissing te hebben onttrokken, ondanks de beslissing van het geheele personeel met een kleine groep is blijven door staken; 3°. deze voortgezette staking niet het minste resultaat heeft opgeleverd, aangezien het behoud van de rouleerlijst en de tewerkstelling van de losse dokwerkers en -ververs daar vóór reeds was verkregen. Het meervermelde pamflet luidt dan verder: Onder de arbeidsvoorwaarden voor deze losse dokwerkers en ververs is bepaald, dat zij 6 gulden per dag van 8 uren of 75 cent per uur zullen verdienen. Donderdag 27 October 1932 werden een modern en een syndicalistisch lid door den directeur aangezegd, voor 3 maanden als hulp bij de construktiewerkers dienst te doen, tegen een uurloon van 55 centen. De dokwerkers-ververs, waarbij ook een modern lid, kam. W. Doets, vergaderden en besloten met algemeene stemmen: I. Het rouleerstelsel blijft voor allen gelden; 11. is er volk noodig ineen andere ploeg, dan zal men daar om de beurt werken; 111. voor alle schilderwerk in elke afdeeling der fabriek, blijft de overeengekomen prijs van 75 cent per uur bestaan, terwijl men dan niet ongenegen was, het andere werk voor het daarvoor geldende loon te verrichten. Dus eenvoudig: handhaving van het bestaande. Jammer dat men de tekst van die arbeidsvoorwaarden er niet bijgezet heeft, dan had dit artikel achterwege kunnen blijven. En om vooral de volle maat te geven, zullen wij het nu doen, althans voor zoover ter zake doende. Men lette goed op, wij cursiveeren waar het op aankomt. Arbeidsvoorwaarden voor de losse dokververs. Deze worden per uur aangenomen, per dag van 8 uur wordt betaald ƒ 6. Indien minder dan 8 uur schilderen ƒ 0.75 per uur. De losse dokwerkers en -ververs worden om beurten tewerk gesteld. Er staat echter in die overeenkomst nog iets wat de aandacht verdient, n.l. dit: Voor de dokwerkers, die nu vast zijn, zal de volgende regeling gelden: uurloon van 55 cents met de volgende premies: de uren waarin geschilderd wordt 25% toeslag. En verder: Schilderen aan alle andere werk dan schepen, zal, indien ’t niet in tarief kan geschieden, worden beloond met een premie van 15%. Wij constateer en: dat de betrokkenen niet per uur werden aangenomen, doch voor minstens drie maanden; dat zij direct als vaste arbeider werden aangesteld, gezien de aan de Ned. Dok Mij. bestaande regeling dat men zonder voorafgaande afspraak na een maand diensttijd wordt beschouwd als vaste arbeider; dat zij, zelfs als zij onder deze voorwaarde waren aangesteld als dokververs, het geboden uurloon van 55 cents hadden moeten aanvaarden; dat zij werden tewerk gesteld ineen andere afdeeling, dus niet als dokververs; dat dientengevolge ook de bepaling voor de losse dokwerkers en -ververs, dat zij om beurten tewerk gesteld moeten worden, op hen niet van toepassing was; dat dus het rouleerstelsel niet werd aangetast en voor de overigen bleef gelden; dat er vaneen overeengekomen prijs van 75 cents per uur onder deze omstandigheden geen sprake was en dus het aangeboden loon volgens overeenkomst diende te worden aanvaard. Wij komen nu aan de staart van het waarheidslievende document van de meergenoemde federatie, die hieronder volgt: Toen nu Zaterdag 29 October 1932 het moderne lid W. Doets zich om zijn crisis-uitkeering vervoegde bij zijn moderne bond, KREEG HIJ GEEN UITKEERING WEGENS WEIGERING VAN PASSEND WERK! Dinsdag 1 November 1932, zijn een paar dok-