Duitsche metaalbewerkers in Holland. C. O.) Onder bovenstaande titel troffen wij inde Duitsche nationaal-socialistische „Metallarbeiter-Zeitung” een brutaal leugenachtige ontboezeming aan ons adres aan. De heeren hebben in hun eigen land op dat terrein niet voldoende werk meer en beginnen nu ook over ons een leugencampagne op touw te zetten. Wij zullen hen echter gelijk van antwoord dienen. De „Metallarbeiter-Zeitung” van j.l. Zaterdag schrijft dan: „Daar in Holland de vakbonden marxistisch zijn ingesteld, is men er daar toe overgegaan dein Holland werkzame Duitsche metaalbewerkers, die vroeger inde Algemeene Nederlandsche Metaalbewerkersbond georganiseerd waren, op staande voet te royeeren, omdat het de naar Holland gevluchte laffe Marxistische Duitsche vakvereenigingsbonzen niet past, dat deze arbeiders, die de N.S.D.A.P. toegedaan zijn, de gevaarlijke geest ook inde kringen van de Hollandsche vakbeweging brengen”. Wij zullen het bij de vertaling van deze zin even laten, want het is wel de moeite waard even uitte rusten na een dergelijke adembenemende volzin. Dat de heeren, die daar thans de leiding hebben, inde eerste leugen niet gestikt zijn, wisten wij wel en ook dat de „Bescheidenheit” daar „keine Zierde” is. Dat men dit ook zoo „rücksichtslos” tegenover ons zou trachten toe te passen, dat wisten wij echter niet. Doch wij zijn hier gelukkig niet in Duitschland en onze pers is nog niet gelijkgeschakeld. Wij hebben honderden Duitsche leden in onze Bond. Deze menschen zijn niet over de grenzen gevlucht als laffe vaktaonzen, want daarvan kennen wij er niet één In onze geheele Bond, doch zijn al jaren in ons land werkzaam, velen van hen zelfs meer dan tien jaren. Zooals wij reeds opmerkten, zijn er in ons land geen uit Duitschland gevluchte vakbondsbestuurders of bonzen zooals zij heel vriendelijk door de nazi’s genoemd worden, d.w.z. als zij andere dan hun eigen leiders willen aanduiden. In ieder geval, van de vroegere Duitsche Metaalbewerkersbond hebben wij er na de gelijkschakeling geen enkele ontmoet of zelfs maar contact meê gehad. Zelfs al zouden deze wel in ons land vertoeven, dan zouden zij toch op ons standpunt in deze geen invloed hebben uitgeoefend. Dat wij geen Nederlandsche noch Duitsche nationaal-socialisten in onze Bond dulden, is een standpunt van onze bondsleiding en leden zelf, welk standpunt door het N.V.V.-bestuur van harte gesteund is. Het aantal dat wij van beide nationaliteiten geroyeerd hebben, is echter gelukkig niet groot en wat nu aangaat het aantal Duitsche nazi’s door ons geroyeerd, dat zijn er alles met elkander 2, zegge twee. Deze heeren die door ons bestuur om hun fascistische of nationaal-socialistische propaganda gewaarschuwd waren, wenschten zich echter brutaalweg daaraan niet te storen. Nu wij het toch over deze heeren hebben, zullen wij gebruik maken van de gelegenheid om iets meer over één van deze nazi-helden te zeggen. Eén van deze twee geroyeerde Duitsche leden is de heer H. Krieger, werkzaam op de Nedinsco (Instrumentenfabriek) te yenlo. Deze heer Krieger is nu twee maanden na zijn royement met een circulaire aan onze Duitsche leden gericht, voor de dag gekomen als de leider van het Duitsche „Arbeitsfront” voor geheel Holland en dreigt daarin onze leden van Duitsche nationaliteit, als ze geen lid worden van zijn Duitsch nationaal-socialistisch „Arbeitsfront”, zij al hun rechten in Duitschland (sic) zullen verliezen. Uit vrees, dat hij om zijn nationaal-socialistische propaganda door de Nederlandsche regeering weleens over de grenzen zou kunnen worden gezet, schrijft deze vriend in zijn circulaire, dat hij geen politieke organisatie voorstaat, doch uitsluitend een van sociale aard. Hoe goed de man zelf op de hoogte is van wat hij doet, blijkt uit de antwoorden die hij gaf toen zijn collega’s hem vroegen naar de statuten van de organisatie, waarvan hij zich als „Geschafts-Wart” uitgeeft. Deze statuten, moest hij toen antwoorden, waren er nog niet. Toen men hem vroeg welke contributie moest worden betaald, wist hij het niet en toen men hem vroeg welke zaken van sociale aard hij met zijn „Arbeitsfront” dan zou behartigen en welke rechten de leden kregen met aansluiting bij zijn organisatie, ging zijn mond als een gaper open zonder echter eenig geluid te kunnen geven. Als deze „Geschafts-Wart” in Duitschland die vragen waren gesteld, had hij er

waarschijnlijk wel raad op geweten. Allicht had dan de gummiknuppel dienst kunnen doen tegen lastige vragenstellers. Tot zoover nu ons commentaar op het eerste gedeelte uit het vriendelijke stuk aan ons adres gericht. Er volgt dan verder op het reeds geciteerde: „De Duitsche heeft nu de uit de Holiandsche bond geroyeerde leden in zijn rijen opgenomen met de waarborg dat zij hun volle rechten, die zij inde Holiandsche bond verkregen hadden, ook zullen behouden”. Onze Duitsche leden zullen, als zij dit lezen, zich waarschijnlijk niet ongelukkig gevoelen dat zij deze waarborg van rechten door de Duitsche nazi-bond nog niet deelachtig zijn geworden. Het zou anders wel interessant zijn geweest als de heeren van het Duitsche „Arbeitsfront” nu tevens eens gezegd hadden welke rechten zij daarmede bedoelen. Zijn dat soms de rechten op uitkeering bij staking? Die rechten kunnen de heeren wel waarborgen, want dat beteekent gevangenis of concentratiekamp, misschien nog erger. Zijn dat de rechten op uitkeering bij werkloosheid, die als de menschen uitkeering bekomen, nog niet i van onze ondersteuning uitmaakt, of verplegingskosten ingeval van tuberculose, is dat de rechtskundige hulp van onze bureaux voor arbeidsrecht, of de ouderdomsuitkeering door onze Bond ingesteld? Wij zeiden reeds, het is jammer dat de redacteur van de Duitsche „Metallarbeiter-Zeitung” niet in bijzonderheden is getreden in zake deze gewaarborgde rechten van zijn overgeschreven leden. Wij gaan nu verder en komen aan het slot en sluitstuk van dit prachtartikel: „Daarmede (met die waarborg van rechten wei te verstaan C. O.) is de tegen de nationaal-socialistische arbeiders gerichte aanslag niet alleen geheel mislukt, doch richt zich deze aanslag tegen de Holiandsche Metaalbewerkersbond, omdat door deze maatregelen de Duitschers in het buitenland zich in ieder opzicht aan het Duitsche moederland verbonden gevoelen. Onze Duitsche arbeiders in Holland roepen wij toe: Sluit u tezamen, versterkt de rijen en strijdt verder voor het nationaal-socialisme inde zin van het Duitsche arbeidsfront. Gij strijdt voor Duitschland.” Wij nemen dit laatste nu maar in gewone letters op. Het was echter in zeer vette en kapitale letters gedrukt. We behoeven hieraan niets toe te voegen. Dat laatste spreekt geheel voor zichzelf en toont volledig zwart op wit aan, dat de heer H. Krieger, „Geschafts-Wart” voor geheel Holland van het Duitsche „Arbeitsfront” in zijn circulaire aan onze Duitsche leden te Venlo gericht, een leugen vertelt, als hij zegt, dat hij geen politieke propaganda voert, of dat zijn propaganda voor aansluiting bij de Duitsche Metaalbewerkersbond geen nazi-propaganda is. De slottirade van bedoeld stuk, die uit dezelfde koker komt als waaruit de heer H. Krieger zijn opdrachten ontvangt, is niets anders dan een oproep voor het Duitsche nationaal-socialisme. Onze Duitsche leden in Venlo hebben wij dooreen persoonlijk schrijven tegen deze propaganda reeds gewaarschuwd. Wij willen bij deze ook alle andere in ons land en tot onze Bond behoorende Duitsche collega’s de welgemeende raad geven zich niet door mooie woorden of dreigementen van de heer Krieger c.s. tot aansluiting bij de D.M.V. en het nationaal-socialisme te laten brengen. De Nederlandsche regeering maakt met de propagandisten voor deze beweging korte metten en onze geheele vakbeweging zal zich er met alle invloed waarover zij beschikt, tot het uiterste tegen verzetten. Waar onze Duitsche collega’s in moeilijkheden worden gebracht door de nazi’s of de Duitsche overheid, zullen wij hen waar dit maar even mogelijk is, in bescherming nemen en hun de helpende hand bieden. Steun bij groote conflicten. (M. C.) Nu de steunbeweging voor de stakende visschers is afgeloopen, acht ik het van belang, mede in verband met het resultaat van deze steunactie, hierover eens iets te zeggen. Ik heb dit reeds vroeger willen doen, maar achtte het wenschelijk hiermede te wachten tot de steunactie voor de transportarbeiders was afgeloopen. Deze steunbewegingen zijn en zullen dit wel blijven, steeds een steen des aanstoots geweest voor vele van onze leden. Wanneer we ons houden bij de twee laatste steunacties, n.l. die van de textielarbeiders en de transportarbeiders en we bekijken het resultaat, dan kunnen we constateeren dat die voor de textielarbeiders een behoorlijk resultaat heeft opgeleverd, ofschoon het nog veel beter had kunnen zijn. Wat de laatste steunactie, n.l. die

voor de LJmuider visschers, betreft, deze is totaal onvoldoende geweest. Voor dit conflict was wekelijks plm. ƒ 25.000 noodig. De steunactie bracht gemiddeld ongeveer de helft van dit bedrag per week op. Bij dit bedrag zijn ook nog bijdragen van „niet-vakbondsleden”. Wanneer we dit resultaat dan ook voor oogen nemen, dan kunnen we vaststellen, dat er aan de solidariteit vaneen groot gedeelte der moderne leden nog wel wat hapert. Duizenden leden van onze moderne beweging onttrekken zich aan de moreele verplichting om bij een eventueele strijd vaneen deel hunner kameraden, deze financieel te steunen. Dit is zonder meer ontoelaatbaar. Het gaat niet op, bij een conflict de lasten hiervan steeds weer te leggen op dezelfde groep arbeiders die hun plichten kennen, terwijl de overigen, de grootste helft, zonder meerde belangen van hun eigen organisatie aan hun laars lappen. Zoo zijn op ’t oogenblik de feiten! De leden van onze beweging behooren te beseffen dat ze naast hun rechten als modern-georganiseerden ook hun plichten hebben. Deze plichten bestaan niet alleen in het betalen der contributie, maar als lid behooren we te zorgen, dat onze kameraden een eventueele strijd kunnen voeren en volhouden. leder lid dat niet met werkloosheid heeft te kampen, is in staat hieraan mede te werken. Wanneer de leden dan ook vrijwillig hieraan geen gevolg wenschen te geven, dan behoort de leiding dusdanige maatregelen te nemen, waardoor we inde toekomst voor mislukkingen als b.v. de visscherij-steunactie, gespaard blijven. Dat aan dergelijke maatregelen wel eens bezwaren verbonden zijn, is een voldongen feit; maar het is geen rede voor de leiding om deze moeilijkheden uit de weg te gaan en op dezelfde voet de zaak door te zetten. Het vraagstuk „steun bij groote conflicten”, is al niet nieuw meer. Ten minste in onze Bond niet. Reeds op het congres in 1930 zijn er drie voorstellen over geweest. Eén van de afd. Rotterdam, één van Utrecht en één van Leiden. Op ’t congres twee jaren later waren er weer drie voorstellen, n.l. van de afdeelingen Bussum, Leiden en Alkmaar. Deze voorstellen zijn teruggenomen nadat de voorzitter had toegelicht dat door het N.V.V. een commissie zou worden ingesteld, die rapport zou uitbrengen hierover, om zoo te komen tot één regeling voor alle aangesloten organisaties. Inmiddels is het rapport door deze commissie uitgebracht en reeds inde bestuursinstanties van het N.V.V. behandeld. Het advies van de commissie werd in meerderheid door de hoofdbesturen aanvaard. Ineen drietal artikelen is het rapport uitvoerig in „De Strijd”, het weekblad van het N.V.V., besproken. In het eerste artikel worden de vóór- en nadeelen van de tegenwoordige steunacties opgesomd. Als voornaamste voordeel wordt genoemd: le. dat het 'conflict meer in het middelpunt der belangstelling der modern-georganiseerde arbeidersklasse komt; 2e. het gevoel van solidariteit tusschen de verschillende groepen arbeiders in sterke mate gunstig wordt beïnvloed; 3e. wanneer geen steunlijsten worden aangeboden, men de bijdragen mist van diegenen die geen lid vaneen onzer organisaties zijn. Als nadeelen van de huidige regeling worden genoemd: le. op de lijsten wordt lang niet door alle leden geteekend. ’t Is steeds dezelfde groep arbeiders die opnieuw de offers brengt. Ervaring heeft geleerd dat slechts 40 a 50 pet. der leden op de lijsten teekent; 2e. de opbrengst is van tevoren niet te bepalen en meestal lang niet toereikend; 3e. kleine organisaties hebben heel weinig aan deze steunbewegingen, daar ze er meestal bij een conflict niet voor in aanmerking komen, ook niet als dit wel noodig is. In ieder geval, de commissie stond op het standpunt, dat er meer nadeelen dan voordeelen aan de tegenwoordige regeling waren verbonden en dat er een betere regeling moest worden gezocht. In het tweede artikel worden de mogelijkheden genoemd om tot opheffing van de huidige steunacties te geraken. Uitbreiding van het stakingsfonds werd niet mogelijk geacht. Ten minste niet zoodanig dat steunacties konden worden voorkomen. Dit is natuurlijk te begrijpen. Dan bestond de mogelijkheid van verplichte heffing (tot een maximum van 25 cent per lid en per week), wat zou neerkomen op een contributie-verhooging van 4 cent per lid en per week. In principe achtte de commissie dit wenschelijk en noodzakelijk; dus... wordt het niet ingevoerd, want onze contributie zou te hoog worden in verhouding tot de 1 andere organisaties.

Deze belde conclusies van de commissie passen niet erg bij elkander. De commissie heeft de kwestie te veel bekeken vanuit de zakelijke kant en houdt de leden die het vertikken te betalen, de handen boven het hoofd. De commissie zegt wel de toestand is zoo beroerd tegenwoordig, maar je kan het ook anders bekijken en zeggen: „Het N.V.V. heeft ongeveer 350.000 leden. Veronderstel er zijn 100.000 werklooze leden. Deze menschen hebben aan hun eigen armoede genoeg en worden dus uitgeschakeld. Blijft over 250.000 leden. Wanneer dus ieder lid aan de laatste steunactie per week 10 cent had geofferd, waren de ƒ 25.000. die benoodigd waren, er iedere week geweest. Persoonlijk heb ik iedere week vijfmaal zooveel geofferd dan hetgeen ik bij een verplichte heffing zou moeten betalen. Ik ken werklooze menschen, die vaneen steun van plm, ƒ 15 moeten leven, terwijl ze iedere week nog een kwartje op de lijst toekenden. Men mag dan roepen over de groote solidariteit van dergelijke leden, maar ze doen er hun gezin te kort door. ’t Is dan ook een treurig verschijnsel dat er met de steunlijsten bij werklooze leden wordt gewerkt. Als we daarnaast dan de werkende leden stellen die nooit een cent offeren, dan is het zeer begrijpelijk dat de laatste steunactie een sof is geworden. Vele leden, die vroeger op de lijsten tee, kenden, gaan zeggen: „Laten ze eerst maar eens een uniforme regeling voor alle leden maken. Ik betaal niet meer voor een ander.” En met recht! Bekijken we nu hetgeen de commissie heeft geadviseerd aan het N.V.V. om te doen. Het N.V.V. krijgt het recht ten behoeve vaneen conflict, hetwelk door de betreffende bond niet kan worden gefinancierd en waarvoor ook geen steunbeweging kan worden georganiseerd, een verplichte bijdrage van de bonden te vragen van 5 cent per lid per week. Het voorstel dient alleen voor kleine organisaties en kleine conflicten. Bij een conflict van eenige beteekenis zullen we weer voor een steunactie geplaatst worden. En ’t zal zonder meer weer een mislukking worden ten koste van onze strijdende kameraden met als lachende derde de ondernemers. De commissie had in deze de eenigst goede weg moeten aangeven, n.l. verplichte steunheffing ieder naar draagkracht met uitsluiting van de werkloozen. Dat zou solidair zijn. De commissie praat verder over 4 cent verhooging van de contributies der leden. Dit is niet noodig, want er zou tijdens het conflict een verplicht zegel ingevoerd kunnen worden, ’tls overbodig hiervoor een apart fonds te vormen. Bij ’t tegenwoordige systeem weet men vooraf het resultaat ook niet. Bij de verplichte heffing zal het conflict óók inde belangstelling komen van de geheele modern-georganiseerde arbeidersklasse. Dat de solidariteit zoo gunstig beïnvloed wordt, betwijfel ik ten sterkste, gezien de resultaten van de steunacties in verhouding tot de ledentallen der bonden. We zullen de bijdragen moeten missen van de niet-leden die op onze lijsten teekenen. Laten ze daarvoor de lijsten dan maar houden, dat zal ons een zorg zijn. Die menschen hebben we trouwens dan niet noodig, want de opbrengst zal dan hoog genoeg opgevoerd kunnen worden om een groot conflict te kunnen financieren. Maarde commissie heeft de kwestie te veel uiteen zakelijk oogpunt bekeken. Vrees voor te hooge contributie in verhouding tot de andere organisaties, dus vrees voor ledenverlies is de oorzaak dat de commissie de volgens haar zelf noodzakelijke verplichte heffing ter zijde heeft gelegd. Wanneer we ons echter als strijdorganisatie moeten instellen naar de geest die onder der gelijke leden heerscht, dan kan het niet anders of we verzwakken onze strijdbaarheid. ’t Is dan ook te betreuren dat de commissie dit standpunt heeft ingenomen. Voor de zeer vele bewijzen van belangstelling ondervonden bij het overlijden van onze lieve man en vader J. v. WIJK een woord van dank aan bestuur en leden van de Metaalbewerkersbond afd. Velp. Uit aller naam: Wed. C. v. WIJK—LIET en kind Rheden, 14 Aug. 1933. Hiermede betuig ik, ook namens wederzij dsche familie, hartelijk dank aan bestuur en leden der afdeeling Arnhem voor de deelneming betoond bij het plotseling overlijden van mijn echtgenoot. Wed. C. J. AALBERSDE LIEFDE.