'4lste JAARGANG No. 7- ZATERDAG !7 FEBRUARI 1934 OPLAAG 45.450

laLCEMEEWE NEDERLANDSCHE V^E’^LBEWERKERSBOND|

■ ABONNEMENT: Losse nummers „ 0.03 8 Bij vooruitbetaling per jaar ƒ 1.50 I Voor Buitenland verhoogd met porto

| REDACTEUR^e^J^DÊI^HOUvÊ^I HEMOM/LAAM 20 AMSTERDAM.!.

ADVERTENTIËN:' M Gewone advertentiën per regel ƒ 0.30 Afdeetingsadvertentiën „ ~ 0.30 Aanvraaren voor oerso.neel .. . 0.30 H

Saneering, hetzij van landbouw of industrie, moet door de massa van ’t volk worden betaald. In ons blad van 9 December van het vorig jaar hebben wij melding gemaakt van beschouwingen van de heer Zaalberg, ouddirecteur-generaal van de arbeid, in Economisch-Statistische Berichten van 29 November 1933. Die beschouwingen hebben nogal wat stof doen opwaaien, vooral in landbouwkringen en een van de meest militante vertegenwoordigers daarvan, de heer H. D. Louwers, heeft daarna in hetzelfde blad de regeeringsmaatrégelen verdedigd. De heer Zaalberg was daardoor wel genoodzaakt zijn beschouwingen te verdedigen, aan te vullen en hier en daar te onderstrepen. Dat deed hij in Economisch-Statistische Berichten van 7 Februari j.l. Hij komt nog eens terug op de verhouding: landbouw—industrie en op beider beteekenis voor de welvaart van ons land en stelt daarbij voorop, dat de landbouw even onmisbaar is voor ons land als de industrie en even onontbeerlijk. vervolgt dan; „Maar het feit, dat in 1889 525.000 personen inde landbouw werkten en in 1930 slechts 134.000 méér, terwijl in diezelfde tijd dein de nijverheid werkzamen toenamen van 500,000 tot 1.236.000, toont duidelijk aan, dat reeds in die veertig jaren nagenoeg de geheele bevolkingstoename een bestaan heeft moeten zoeken buiten de landbouw en maakt de conclusie niet gewaagd, dat ten minste die ruim 700.000 nieuwe industrie-arbeiders werken in bedrijven, die onafhankelijk van de landbouw bestaan. Bij de 639.000, die in 1930 als werkzaam inde landbouw gesteld zijn, kunnen als indirect voor en door de landbouw werkzaam zeker niet meer geteld worden dan een bescheiden deel van de 500.000 die in 1889 de geheele nijverheidsbevolking uitmaakten. Omgekeerd vindt de landbouw een zéér groot deel van zijn bestaansmogelijkheid inde voorziening der industrieele en stedelijke bevolking van levensmiddelen. De beteekenis hiervan wordt grooter naarmate de buitenlandsche markten minder afnemen. Maar dat innige verband en die onmisbaarheid nemen niet weg, dat Nederland een land is geworden, welks bevolking in veel sterker mate belang heeft bij de nijverheid dan bij de landbouw.” En verder schrijft de heer Zaalberg: ~In ons in hoofdzaak industrieel land is nu een eenzijdige landbouwprotectie ontstaan, die zoo’n omvang heeft aangenomen, dat de andere bedrijven zich daardoor ernstig geschaad voelen. Hier is geen afgunst in het spel, doch vrees voor lijfsbehoud. Van industrieele zijde is allerminst geprotesteerd tegen de eerste steunmaatregelen inde landbouw. Eerst toen die steun een omvang en vormen aannam, die de inmiddels in steeds grooter nood komende industrie het bestaan bemoeilijkten, verhieven zich waarschuwende stemmen.” Wij kunnen tot onze spijt niet het geheele artikel overnemen eh volstaan daar-

om met de voornaamste bezwaren die de heer Zaalberg ineen tiental punten heeft samengevat, hier te laten volgen. Hij schrijft: „Mijn hoofdbezwaren tegen de landbouwsteun, zooals die als onkruid ons land heeft overwoekerd, zijn: 1. Een zeer groot deel van de opbrengst van de landbouwsteun komt ten goede aan het kapitaal, terwijl alle anders belegde of -aangewende kapitaal zijn eigen risico te dragen heeft. 2. Bij de verdeeling dezer zwaarste aller belastingen wordt niet alleen geen rekening gehouden met draagkracht, doch de minst draagkrachtigen en de grootste gezinnen worden het zwaarst belast. 3. Bij de handelspolitiek der regeering doet haar gepréoccupeerdheid (vooringenomenheid, Red.) met de landbouw zich onwillekeurig gelden ten nadeele van industrie en scheepvaart. 4. Binnenlandsche regelingen ten bate van de landbouw grijpen op scha■ delijke en hinderlijke wijze in inde uitoefening van industrieele bedrijven, die reeds een zware strijd om het bestaan hebben te voeren. 5. Land- en tuinbouw verliezen hun onmisbare eigenschappen van initiatief, ondernemingsgeest en verantwoordelijkheidsbesef. 6. De steuntrekkei's komen inde waan, dat deze noodregeling een aanwijzing geeft voor toekomstige prijzen en bedrijf smogelij kheden. 7. De zware belasting van arbeiders en werkloozen met de kosten van de landbouwsteun, die voor een groot deel aan het landbouwkapitaal ten goede komt, verhindert de verlaging der gezinsuitgaven en daarmede de onmisbare verlaging van het loonpeil in tal van bedrijven. 8. Het verleenen vaneen groote mate van zekerheid aan het inde grond belegde kapitaal vermindert de kapitaaltoevoer naar andere bedrijven/ 9. Het uitsluitend als crisisverschijnsel behandelen van alle invloeden, die de landbouw treffen, maakt blind voor het niet minder belangrijke verschijnsel, dat door zuiver technische oorzaken (motortractie, chemische en biologische vorderingen, goedkoop vervoer, enz.) omvangrijke cultures elders voordeeliger zijn geworden dan in Nederland. 10. De financiering van inkomsten en uitgaven voor de landbouwsteun buiten de schatkist om leidt tot een groote ongelijkmatigheid inde besteding der openbare geldmiddelen voor verschillende belangen.” Bij dit laatste punt zegt de heer Zaalberg ineen voetnoot, dat alleen om i ton te besparen op de Rijksuitgaven, de nuttige gezondheidscommissies worden opgeheven. Maarde Minister van Economische Zaken begroot de uitgaven voor administratie en controle voor de steunregeling der eetaardappelen op 11 ton bij een totale heffing van 7 millioen. Wie ’t breed heeft, zoo laat de heer Zaalberg er op volgen, laat het breed hangen. Bij het onder 7. genoemde blijkt intusschen, dat de schrijver om heel bijzondere redenen in ’t geding brengt, dat juist de werkende en werklooze arbeiders door de

landbouw-crisismaatregelen zoo zwaar belast worden. Het verhindert, zoo zegt hij, de verlaging der gezinsuitgaven en daarmede ... de onmisbare verlaging van het loonpeil in tal van bedrijven, ’t Is dus niet het lot der arbeidersgezinnen dat als doel voor oogen staat, doch de mogelijkheid om verdere loonsverlagingen te kunnen toepassen. Het lot van ’t zwaar belaste arbeidersgezin is in ’s heeren Zaalberg’s redeneering geen doel, doch slechts middel. „De zwax*e belasting van arbeiders” zal bij ’t systeem van de heer Zaalberg blijven ... Daardoor weten wij nu met zekerheid wat na lezing van ’t eerste artikel van de heer Zaalberg nog inde mist hing- Daarom ook voelt hij er niets voor dat de industrie precies zoo handelt als de landbouw en evenzeer op hulp van vadertje Staat aandringt. De industrie moet zichzelf helpen door alsmaar loonen te verlagen tot op een peil waarop zij weer kan rendeeren. Waarbij ’t naar het schijnt van bijkomstige aard wordt geacht of de duizenden werkers nog wrel voldoend gekleed, gevoed en gehuisvest zijn. Saneering is een soort van modern gelag, waarbij de massa der werkers voor ’t nadeelige saldo opdraait. De Bond organiseert werkkampen voor jonge, werklooze leden. Het bondsbestuur heeft besloten een proef te nemen met het organiseeren van een aantal werkkampen voor jonge werklooze leden van onze Bond. Deze werkkampen het zullen er voorloopig 4 zijn zullen worden gehouden op het Meen thuis van de A.J.C. te Blaricum in het Gooi. Elk der 4 werkkampen zal 6 dagen duren, van Maandag tot en met Zaterdag, reistijd inbegrepen. Het werk zal bestaan uit ’t onder deskundige leiding in orde brengen vaneen speelterrein en het maken vaneen amphitheater. Het is dus grondwerk en de jonge leden die er aan deel wenschen te nemen, zullen daarmede rekening moeten houden. Reiskosten naar en van het Meenthuis zijn vrij, alsmede het logies in ’t zeer mooie Meenthuis. Er wordt voor gezorgd dat het werk wordt afgewisseld met vermaak en ontspanning. ’t Bijzondere van ’t geval is dat de jonge werklooze leden, die zich voor deze 6- daagsche kampen aanmelden, daarmede een voorbereidend werk zullen verrichten voor het a.s. Pinksterfeest van onze jeugdleden. Dat Pinksterfeest wordt ml. op de terreinen van dat zelfde Meenthuis georganiseerd. Het in orde brengen van speelterrein en amphitheater moet geschieden opdat alles gereed is om onze deelnemers aan het Pinksterfeest waardig te ontvangen. De werkkampen worden gehouden inde weken: 19 tot 24 Maart, 9 tot 14 April. 16 tot 21 April en 23 tot 28 April. Vier kampen dus, waaraan telkens 50 jonge werklooze leden van onze Bond kunnen deelnemen. Leeftijd; 16 tot en met 21 jaar; niet jonger en niet ouder. Nadere bijzonderheden zullen te zijner tijd worden medegedeeld. Werkloozen jonge leden, die lust hebben aan eender kampen deel te nemen, kunnen zich daartoe aanmelden bij hun afdeelingsbestuur. Doet- het tijdig, want het aantal deelnemers moet tot 200 in totaal beperkt blijven.

OFFICIEELE MEDEDEEUNGEN Over de week van 19 tot en met 24 Februari 1934 wordt het contributiezegel op de Bste week in het bondsboekje geplakt. De commissie van controle, bedoeld bij artikel 25 der statuten, verklaart in haar zitting van 10 Februari 1934 kennis genomen te hebben van de verklaring van de accountant, behelzende de mededeeling dat de administratieve controle van de boeken van de Bond, diens instellingen en fondsen over het tijdvak 1 Januari—31 December 1933 volledig heeft plaats gehad en dat zij zich na eigen onderzoek en toelichting van de bondspenningmeester vereenigen kan met het gevoerde financieel beheer. Amsterdam, 10 Februari 1934. De commissie van controle: C. J. CORNELISSE. J. HARTKOORN. JAN LANDMAN. Kennisgeving. Aan leden en afdeelingsbesturen wordt bekend gemaakt, dat dein 1934 te houden ALGEMEENE VERGADERING (bondsvergadering) zal plaatsvinden op ZATERDAG 9, ZONDAG 10 en (indien noodig) MAANDAG 11 JUNI e.k. te AMSTERDAM, inde Koningszaal van „Natura Artis Magistra”. Het bondsbestuur vestigt er de aandacht op, dat voorstellen der afdeelingen, ter behandeling op voornoemde vergadering, uiterlijk 14 April a.s. bij het bondsbestuur moeten worden ingediend. Verder deelen wij mede, dat in het eerstvolgend nummer van ons blad, dat van 24 Februari a.s., de voorstellen van bondsbestuur en bondsraad zullen worden gepubliceerd, dit om te voorkomen dat de afdee* lingen voorstellen zullen indienen die reeds door bondsbestuur en bondsraad op de agenda worden geplaatst. Namens het bondsbestuur: P. DANZ, voorzitter. C. OOSTERHOORN, secretaris. 1 iii iim ; UERKARHIHGSIHDUSTRIEI Het overzicht van de ondernemingen die het contract, geldende voor de verwar – mingsindustrie, teekenden, kan als volgt worden aangevuld: Ongeorganiseerde firma’s: Utrecht. 28. Stigter & Messemaeckers, Nieuwegracht 69. Wageningen. 29. Gebrs. Zeegers, Stationstraat 14a.