ƒ 60 millioen voor werkverruiming De regeering heeft een crediet van ƒ6O millioen aangevraagd, te bestemmen als „kosten van openbare Rijkswerken, uitgevoerd in het belang van de werkverruiming en voorschotten of bijdragen inde kosten van werken, welke tot dat doel door anderen worden uitgevoerd.” Aan de Memorie van Toelichting van 15 Maart j.l. (339) ontleenen wij het volgende; „Dat de toestand ernstig is, nu gemiddeld ongeveer 30 procent van de arbeidersbevolking werkloos is geworden, zal wel door niemand worden weersproken.” „In tijden, als wij thans beleven, is het niet gemakkelijk, de werkelijke crisisslachtoffers van de normale seizoen- en conjunctuur-werkloozen te onderscheiden. Dit heeft eenerzijds tot gevolg, dat het beeld van de werkelijke toestand niet altijd duidelijk kan worden onderkend, terwijl het anderzijds de verplichting oplegt bij het verleenen van Overheidshulp nauwkeurig te onderscheiden. Het gevaar, dat door Overheidshulp de individueele verantwoordelijkheid zal verslappen, moet zooveel mogelijk worden vermeden.” Als factoren, welke de omvang der werkloosheid beïnvloeden, worden genoemd: I. te hooge productiekosten, o.a. wegens te hooge loonen; 11. gedaalde koopkracht van de afnemers: 111. maatregelen getroffen door het buitenland; IV. oneconomische bedrijfsorganisatie; V. ongemotiveerde voorkeur van Nederlandsche consumenten voor buitenlandsche, boven in Nederland vervaardigde producten; VI. te hooge distributiekosten. Maatregelen, welke deze oorzaken van de werkloosheid kunnen verzwakken of wegnemen, kunnen aldus de M. v. T. ten deele door de Overheid zelfstandig worden tot stand gebracht. Hiertoe behooren b.v. alle Overheidsvoorzieningen, welke in positieve zin de afzet van Nederlandsche producten inde hand werken als de organisatie van de economische voorlichtingsdienst, de reclame voor gebruik van Nederlandsch fabrikaat en de regeling van de exportcredietgaranties. Zelfstandige bevoegdheid heeft de Overheid ook ten aanzien van de lasten, die aan het bedrijfsleven van harentwege zijn opgelegd. Vermindering van deze lasten, hoe gewenscht ter verlichting van de druk op de bedrijven, zal echter in menig geval niet mogelijk zijn zonder andere belangen te schaden. „Eenerzijds toch zijnde lasten een gevolg van de noodzakelijkheid, om het evenwicht inde publieke financiën te herstellen of te handhaven, anderzijds betreffen zij sociale belangen van groote beteekenis, waaraan niet dan bij volstrekte onvermijdelijkheid mag worden getornd. Op de wenschelijkheid der lastenvermindering zal bij voortduring het oog moeten blijven gevestigd, waarbij er met name op zal zijn te letten, dat bij de toepassing van wettelijke maatregelen op dit terrein zooveel mogelijk wordt rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden, waarin het bedrijfsleven verkeert.” Wat het betalingsverkeer betreft, hoopt de regeering dooreen dezer dagen in het leven te roepen afzonderlijk orgaan, speciaal op het terrein der clearingverdragen, betere resultaten te kunnen bereiken. Wat de verbetering van de economie der bedrijfsorganisatie betreft, ligt uit de aard het zwaartepunt bij de bedrijfsleiding zelve. Niettemin tracht de regeering hierbij zooveel mogelijk door onderzoek zich op de hoogte te stellen van eventueele gebreken en alsdan door middel van haar organen van voorlichting te dienen. Een verbetering van de bedrijfstoestand zal voorts zijn te verkrijgen door vermindering van op het bedrijf drukkende kapitaallasten en van de loonen. Ten aanzien van de loonen hebben een en andermaal verlagingen plaats gehad. „Niettemin eischen de groote moeilijkheden, waarin een groot aantal takken van het bedrijfsleven verkeeren, dat in deze richting nog verder wordt gegaan.” Daarnaast is van groot belang, vervolgt de memorie, de wijze, waarop de steun aan werklooze arbeiders is geregeld. „Bij het vaststellen van steunregelingen moet wel inde eerste plaats op de individueele behoeften worden gelet, doch mag het verband met het loon nimmer uit het oog worden verloren. Bij voortduring moet worden gezorgd, dat een juiste verhouding blijft bestaan tusschen de steunbedragen en de loonen, die

Georganiseerde arbeiders bevorderen de georganiseerde productie en distributie Zij zijn of worden nog heden lid en verbruiker van de coöperatie en betrekken Haka>art»kcßcn

in het particuliere bedrijf nog betaald kunnen worden.” | De regeering doet harerzijds wat in haar vermogen ligt, om het dragen dezer offers I zooveel mogelijk te verlichten. Inde eerste I plaats zullen daartoe strekken de maatregelen tot vermindering van de kosten van het levensonderhoud. Daartoe zal het uiterste moeten worden beproefd tot verlaging van de budgetten van het Rijk en de gemeenten, die thans nog tezamen aan het volksinkomen een jaarlijksche last opleggen van meer dan ƒ 1400 millioen. Maatregelen om langs de weg van vrijwillige conversie te komen tot een verlaging van de last der publieke schuld, verkeeren ineen vergevorderd stadium van voorbereiding. Voorts zijn bij de regeering maatregelen in voorbereiding, om binnen korte tijd te komen tot een verlaging van de huur van arbeiderswoningen, alsook tot de productie van goedkoope woningen. „De werkverruiming, die het gevolg zal zijn van de uitvoering der werken, waarvoor bij dit ontwerp het vereischte crediet wordt aangevraagd, zal met het hierboven geschetste regeeringstaeleid in overeenstemming moeten zijn. Eenerzijds heeft deze werkverruiming de strekking, een groot aantal arbeidskrachten inde gelegenheid te stellen, weder door eigen arbeid in hun onderhoud te voorzien, een maatregel, waarvan in het bijzonder op moreele gronden de beteekenis niet hoog genoeg kan worden aangeslagen. Anderzijds zullen de te ondernemen werken moeten worden uitgevoerd op een zoodanige wijze, dat het bovenvermelde aanpassingsproces daardoor zal worden bevorderd. Dit beteekent, dat voor de uitvoering met name op het stuk der loonbepaling bijzondere voorwaarden zullen moeten worden gesteld. Daarbij zal het loon moeten worden bepaald op een zoodanige hoogte, als ze inde bestaande omstandigheden redelijk kan worden geacht. Zou de regeering een andere gedragslijn volgen en de werken zonder meer doen verrichten tegen de voor het tegenwoordige bestaande loonen, dan zou zij in menig geval het herstel tegenhouden. Er zijn een aantal bedrijven, waarin de omvang der werkloosheid mede wordt bepaald door de hoogte van het loon. Een economisch noodzakelijke loondaling zou daar Worden belemmerd, indien de Overheid werken zou doen uitvoeren tegen loonen, die economisch niet verantwoord kunnen worden geacht. De regeering ontveinst zich niet, dat men hier staat voor een moeilijk probleem. Zij acht dit echter niet onoplosbaar. Voor de oplossing zal evenwel noodig zijn dat, met betrekking tot de voorwaardeh, waarop een werk zal kunnen worden uitgevoerd, overleg wordt gepleegd met de organisaties, zoo van werkgevers als van arbeiders in het betrokken bedrijf. De regeering stelt zich voor, een instituut van vertrouwensmannen in het leven te roepen, die het vereischte overleg zullen kunnen voeren. Z’j doet reeds thans een beroep op de medewerking van allen, wier medewerking onmisbaar zal zijn, om het doel te bereiken.” Wat de uitte voeren werken betreft, denkt de regeering aan werken, als de versnelling van de aanleg van de scheepvaartweg van Amsterdam naar de boven-Rijn, de versnelling van de Maasverbetering, de aanleg vaneen nieuwe haven te Terneuzen, de scheepvaartverbinding vaii Groningen met de Zuiderzee en het I-Jsselmeer, veerhavens bij Hansweert en Walsoorden, een afwateringskanaal voor de Geldersche Vallei en verder verschillende wegverbeteringen. Bij deze laatste zal ook in het bijzonder worden gedacht aan de belangen van Amsterdam en Rotterdam en van andere gemeenten, waar de werkloosheid abnormaal groot is. Deze laatste factor is mede de oorzaak, dat de regeering de vrije hand moet houden om te beoordeelen welke groote werken zullen worden uitgevoerd en in welke volgorde. Een wettelijke band zou hierbij te belemmerend werken, temeer daar ook de kosten een belangrijke rol spelen, Inde bovenstaande opsomming is niet begrepen de inpoldering van de N. O. Polder en evenmin de versnelling van de bruggenbouw over de groote rivieren, welke niet ten laste van het thans aangevraagde crediet zullen worden gebracht, doch onderscheidenlijk ten laste van de begrooting van het Zuiderzeefonds en van het Wegenfonds (c.q. Verkeersfonds). (Doe. bur. N.V.V.)

(G. v.d. H.) De collectieve arbeidsovereenkomst voor de verwarmingsindustrie loopt op 1 Juli af en eventueele voorstellen tot wijziging moesten vóór 1 April j.l. worden ingediend. De vakvereenigingen lieten deze datum stil voorbijgaan, van meening als zij waren, dat èen tijd van rust en consolidatie na de laatste herziening gewenscht was. De werkgevers hebben er echter anders over gedacht, want prompt op tijd ontvingen wij een brief waarin ons de mededeeling werd gedaan dat men een verlaging der loonen met 10 procent wenschte. Een afschrift van de brief laten wij hier volgen: Amsterdam, 29 Maart 1934. Aan de besturen van den Alg. Ned. Metaalbewerkersbond, den Ned. R.K. Metaalbewerkersbond, den Chr. Metaalbewerkersbond in Nederland. Mijne Heeren, Ingevolge opdracht van het bestuur van den Bond van Werkgevers inde Verwarmingsindustrie heb ik de eer U mede te deelen, dat in verband met artikel 25 van de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst door den Bond wordt voorgesteld alle loonen na afloop van het tegenwoordige contract met 10 pCt. te verminderen. Er zijn nog wenschen ten opzichte van enkele andere ondergeschikte punten, die het bestuur zich voorstelt bij het mondeling overleg' ter sprake te brengen. Hoogachtend, uit naam van het bestuur van den Bond van Werkgevers inde Verwarmingsindustrie, (w.g.) BOERLAGE, Secretaris. De besturen van de bij de overeenkomst betrokken vakvereenigingen, te weten de R.K. en Chr. bonden en onze Bond, zullen dezer dagen de brief van de werkgevers behandelen en hun houding vaststellen. Wij komen dus nog nader op deze zaak terug. De propaganda-tournée „Voor Zon en Vrijheid”. Een groot aantal plaatsen in ons land heeft inde afgeloopen maanden bezoek gehad vaneen tot inde uiterste hoeken zwaar beladen auto, met voortreffelijk, overzichtelijk tentoonstellingsmateriaal van het kampfonds van de A.J.C. In deze plaatsen heeft de tentoonstelling buitengewoon veel belangstelling getrokken, waardoor de talrijke aanwezigen, leden van de A.J.C., vaders, moeders, donateurs en andere belangstellenden, een indruk hebben gekregen van het prachtige werk dat de A.J.C. inde afgeloopei? tien jaar tot stand heeft weten te brengen. De tentoonstelling, die met groote ambitie is vervaardigd dooreen aantal werklooze leden van de A.J.C. op de Paasheuvel, geeft een overzicht van de deelname aan het kampeerwerk op velerlei wijzen. Er is vooral rekening gehouden met het feit, dat de verschillende tentoonstellingsstukken zoo levendig mogelijk moeten worden gehouden wil men de noodige belangstelling genieten, met gevolg, dat we vaders, moeders, grijsaards en kleintjes op de electrische schakelaars hebben zien drukken om zoodoende ai spelende precies de uitbreiding der A.J.C.-bezittingen te kunnen volgen. Ter gelegenheid van de tentoonstelling wordt steeds een bijeenkomst gehouden, waar bij een fraaie serie lichtbeelden een uitvoerige toelichting over de beteekenis van h-'t karapfondswerk wordt gegeven. Deze propaganda staat onder leiding van de beheerder van hét kampfonds van de A.J.C. „Voor Zon en Vrijheid”, Adri Vorrink en de propaganda-leider voor de A.J.C.- instellingen, Nico Bloemendaal. Een groot succes bleek op de verschillende bijeenkomsten de door Mr. Punch geschreven reeks malle versjes, waarbij Ger Sligte de noodige malle prentjes heeft geteekend. Ongetwijfeld zal inde komende maanden het resultaat va,n deze propaganda door deelname aap hét uitvoerige zomerprogramma blijken. De tournée wordt in het najaar voortgezet. (Persdienst A.J.C.)

Rapport aantal onvolwaardige arbeidskrachten. Onder de wetenschappelijke leiding van dein 1929 opgerichte staatscommissie ter bestudeering van het vraagstuk der onvolwaardige arbeidskrachten en met autoriteitsverleening van de zijde der regeering, heeft de Ned. Ver. tot bevordering van de Arbeid Voor Onvolwaardige arbeidskrachten de gemeentebesturen in het geheele land opgewekt om eind 1930, tegelijk met de volkstelling, een onderzoek in te stellen naar aantal en soort van onvolwaardige arbeidskrachten in hun gemeenten. Omtrent de resultaten van deze telling, die inmiddels ineen rapport zijn neergelegd, ontvingen wij van voornoemde vereeniging een uitgebreid stuk, waaraan wij het volgende ontleenen; „Uit het rapport blijkt, dat we hier nog maarte doen hebben met de resultaten van het eerste deel van het onderzoek, de z.g.n. telling. De resultaten van de enquête, de deskundige nadere toelichting van de uitkomsten der eerste telling, zullen later publiek worden gemaakt. Men is er n.l. bij dit werk van uitgegaan, dat in twee étappes moest worden gehandeld. Eerst dienden geteld te worden de onvolwaardige arbeidskrachten, die tegelijk bij de volkstelling vrijwillig werden opgegeven, als inwoners, die uit hoofde vaneen lichamelijk of geestelijk gebrek niet of onvoldoende in het levensonderhoud van zichzelf of de hunnen konden voorzien. Naar de omvang van deze opgaaf kan dan eenigermate beoordeeld worden de omvang welke de arbeidszorg voor onvolwaardigen in Nederland zou kunnen nemen. De telling, een sociale momentopname, is gebaseerd op het beginsel der vrijwillige aangifte, geleid en gecorrigeerd naar uniforme richtlijnen en door uniform geïnstrueerde tellers, voor het meerendeel de tellers der gewone volkstelling. De opzet der staatscommissie, die verantwoordelijk is voor de wetenschappelijke opzet der telling, was om de telling krachtens eigên aangifte te doen volgen door een enquête naar de opgegeven gevallen. Die enquête diende te geschieden door sociale en medische deskundigen om de eigen opgaven der betrokkenen te toetsen. Hoewel deze enquête, een medische momentopname, nog niet geëindigd is, meenden vereeniging en staatscommissie de publicatie der resultaten van de telling niet langer te mogen uitstellen, niet alleen omdat anders te groot tijdsverloop valt tusschen de datum der telling en die der publicatie, maar ook, omdat de tellingsuitkomsten toch een afgerond geheel vormen en de vergelijkbare gegevens uit het buitenland als regel ook gebaseerd zijn op eigen aangifte. De deelneming aan dit onderzoek is alleszins bevredigend geweest. Van 617 gemeentebesturen werd bericht ontvangen dat zij in beginsel bereid waren hun medewerking te verleenen, waarna toezending van het vermoedelijk benoodigde aantal telformulieren plaatsvond, vergezeld van een toelichting voor elk der ineen gemeente aangestelde tellers. Wanneer dan de ingevulde telformulieren door de tellers waren opgehaald en door bemiddeling van het gemeentebestuur waren geschift, werd aan het daarvoor aangewezen bestuur der onderafdeeling, c.q. aan het hoofdbestuur der „A.V.0.” opgave gezonden van het aantal onvolwaardigen dat .zich in die gemeente uit eigen beweging had opgegeven, zooveel mogelijk gesplitst naar het aantal blinden, doofstommen, lichamelijk gebrekkigen, geestelijk onvolwaardigen, tuberculoselijders en lijders aan hart- of vaatziekten of aan langdurige kwalen. Van de hierboven genoemde 617 gemeentebesturen werd inde loop der maanden van 505 een opgave omtrent het aantal getelde onvolwaardigen ontvangen; van de overige 112 gemeenten kwam bericht in, dat zij om verschillende redenen hun eerste toezegging niet gestand konden doen. De redenen, die de gemeentebesturen opgaven als motiveering voor de niet-deelneming aan dit werk, waren zeer verschillend. Enkele kleine gemeenten gaven op, dat de distributie der telformulieren niet had plaatsgehad, omdat in hun gemeente geen onvolwaardigen bekend waren. De meeste andere gemeenten verklaarden als redén van hun onthouding van medewerking : le. dat de werkzaamheden verbonden aan de volkstelling reeds zoover waren gevorderd, dat bijvoegen der telformulieren voor onvolwaardigen niet meer mogelijk was; 2e. dat het gemeentebestuur van meening was, dat een zoodanige vermeerdering van werk der tellers niet anders dan tegen vergoeding mocht worden gevraagd en de gemeente zich, gezien de financieele toestand, niet gerechtigd achtte het budget met die onkosten te belasten, terwijl de