laar, voorstellen heeft gedaan, afwijkende vaneen met de organisaties overeengekomen loonregeling. Inde op Dinsdag 28 Augustus gehouden vergadering met de besturen van de R.K. en Chr. organisaties bleek, dat ook inde vergadering van het bondsbestuur van de R.K. bond dezelfde vraag aan de orde was gesteld. Het besluit, genomen door de bondsbesturen van onze en de R.K. bond, geven wij het duidelijkste weer door de brief hieronder af te drukken, die aan de hoofddirectie van de N.V. „de Vereenigde Blikfabrieken” namens deze twee organisaties is afgegeven; Amsterdam, 28 Augustus 1934. Aan de hoofddirectie van de N.V. „de Vereenigde Blikfabrieken”, Damrak 28—30, Amsterdam (C.) Terzake de staking van het personeel aan het bedrijf van Uw N.V. gevestigd te Krommenie, brengen wij het volgende onder Uw aandacht: De bondsbesturen hebben, zooals U bekend, zoowel terstond bij het uitbreken van het conflict als daarna, aan alle verzoeken en aan de op hen yan verschillende kanten uitgeoefende pressie om de staking alsnog te willen erkennen, afdoende weerstand geboden. Mondeling zoowel als schriftelijk is aan de leden en publiekelijk naar buiten, als zijnde de beslissing van de bondsbesturen, medegedeeld: „dat zij zich moreel gebonden achten aan de op organisatorische wijze tusschen Uw directie en de organisaties tot stand gekomen loonregelingen voor het personeel behoorende tot de groepen van geschoolden en geoefenden, werkzaam aan Uw ondernemingen gevestigd te Delft, Hillegersberg, Krommenie, Utrecht en Weesp.” Waar door Uw directie nu tijdens het conflict, zonder nader overleg met de vertegenwoordigers van de bonden, via den rijksbemiddelaar aan de stakingsleiding voorstellen zijn gedaan die afwijken van de loonregeling met ons overeengekomen en die tot gevolg hebben: a. dat de loonregeling voor de geoefenden ten aanzien van de leeftijden door U is verstoord en waardoor grove onbillijkheden zijn ontstaan terzake de gevolgen van de loonsverlaging voor de verschillende leeftijdsgroepen; b. dat de eenheid inde loonregeling voor de personeelen yan alle genoemde bedrijven door Uw directie is verbroken, besloten de bondsbesturen ü mede te deelen, zich ten gevolge van het door U tegenover de organisaties ingenomen standpunt, vanaf heden wel partij te stellen in het conflict te Krommenie, met alle consequenties daaraan verbonden. Om tot een spoedige oplossing van het conflict te komen, stellen Wij U den eisch: „alle reeds ingevoerde en aangekondigde loonsverlaging terug te nemen en de oude loonregeling te herstellen en wel voor alle personeelen van de vijf reeds eerder genoemde bedrijven.” Wij dringen er bij Uw directie op aan, ons op zeer korten termijn het antwoord op dezen door ons gestelden eisch te willen doen toekomen. Alvorens verdergaande maatregelen te treffen voor versterking van den door ons aan U gestelden eisch, zullen wij tot uiterlijk Donderdag 30 Augustus a.s., des namiddags 5 uur, op Uw antwoord wachten. Wij verklaren ons voorts bereid, deze aangelegenheid nader mondeling met U te bespreken, waarbij wij dan eveneens op een zeer spoedige bijeenkomst, eveneens uiterlijk op Donderdag 30 Augustus a.s., aandringen. Uw geëerd antwoord wachtende, teekent namens den Alg. Ned. Metaalbew. Bond, (w.g.) H. J. v, d. BORN. Ned. R.K. Metaalbew. Bond, (w.g.) TH. STEINMETZ. De aanwezige bestuurders van de Chr. bond konden geen beslissing in deze zaak nemen, maar verklaarden zich bereid ten spoedigste in hun bondsbestuur de door de andere twee bonden* gestelde eisch aan de directie te zullen bespreken. Wij kunnen nog mededeelen, dat de voorstellen door de directie via de rijksbemiddelaar aan de stakingsleiding gedaan, door de stakers en staaksters met overweldigende meerderheid is verworpen, n.I. 414 stemmen tegen, 95 voor en 5 blanco. Naar aanleiding van deze uitslag is, zoo vernamen wij, door de stakingsleiding met de directie of de rijksbemiddelaar een nieuwe bespreking aangevraagd. ABONNEERT U OP ONZE GIDS Sociaal-economischtechnisch-maandblad Prijs voor leden f 1.- per jaar

Hoe wij het moeten zien! Het nummer van ons blad van de vorige week bevatte een artikel, getiteld: „Hoe wij het zien!”, geschreven en ingezonden door A. P. en door ons vanwege de algemeene strekking opgenomen. Inzender noch onszelf schaden wij, indien wij mededeelen, dat de schrijver onze oude vriend Ponsen van Dordrecht is. Jaren geleden vooral, zoo in de eerste tijd van onze moderne oriënteerlng, was P. herhaaldelijk de gast van de redactie. In latere jaren schreef hij ook nog wel eens een bijdrage, maar ’t bleef een uitzondering. En zie, daar kwam onze oude makker als ’t ware plotseling uit de lucht vallen met zijn zienswijze over de huidige positie van de vakbeweging, over de crisis en over de verhouding vakbeweging-politieke partij. Dat laatste vooral kennen wij als een oud stokpaardje van hem. Wij hadden kunnen volstaan met ineen onderschrift onze zienswijze tegenover die van de inzender te plaatsen, maar hebben daarvan afgezien, omdat P. ons teveel overhoop haalde om ineen paar zinnen af te doen. Wij achten de conclusies van P. ietwat gevaarlijk, niet zoozeer vanwege de feitelijke inhoud, maar meer, omdat wij vreezen, dat velen hem zullen misverstaan. De schrijver is een te goed medestrijder onzer beweging om deze ook maar in welk gering opzicht ook, te willen schaden. Hij behoort tot de teleurgestelden van deze tijd en dat begrijpen wij volkomen. Ponsen behoorde, vooral inde jaren omstreeks 1905, tot onze zeer werkzame leden. Hij stond niet middenin, maar vóóraan in de strijd dier dagen en droeg niet weinig bij tot verspreiding der denkbeelden die noodig waren om de vakbeweging tot bloei en ontwikkeling te brengen. En hij beleefde ten volle het tijdperk, waarin onze Bond met heel de moderne arbeidersbeweging veel kon bereiken om het levenspeil van de arbeidersklasse materieel en geestelijk op te heffen. De crisis deed haar intrede en maakte ook hem tot slachtoffer. Lichtpunt is, dat zij er niet in slaagde hem z’n oude idealen te ontrooven. Blijkens de strekking van zijn artikel is hij de belijder gebleven van zijn geloof in het socialisme. Maar hij schrijft zelf: „Het is mogelijk, dat wijdoor de omstandigheden pessimistisch zijn en de dingen zwarter zien dan zij zijn. Wij hopen dan, dat anderen tegen ons schrijven zullen ingaan en schrijven wat zij onder het kapitalisme nog verwachten.” P.’s oordeel over de positie der vakbeweging is buitengewoon zwartgallig en naar zijn oordeel is zij in feite aan ’t einde harer taak gekomen. Zij kan niets meer doen ten opzichte yan ’t verkrijgen van goede arbeidsvoorwaarden, volgens hem. Deze positie schrijft hij toe aan drie oorzaken; rationalisatie, toenemende zucht naar autarkie en toenemende concurrentie vanuit het Oosten met z’n lage loonen en dito levensniveau. P. en met hem alle trouwe lezers van ons blad, kunnen weten, -dat wij steeds het standpunt hebben ingenomen, dat de vakbond zijn normale werk: handhaving, beter nog opvoering van het levenspeil der leden, alleen kan uitvóeren bij een bloeiend economisch leven. Ongetwijfeld, de vakbeweging is in het defensief gedwongen; er is weinig werk en wat er nog is, brengt in ’t algemeen genomen weinig revenuen voort. Alleen de demagoog en de stommeling kunnen met ernst volhouden, dat inde metaalindustrie winsten worden gemaakt. De uitzondering daargelaten. De taak van de vakbeweging is in deze tijd een andere dan toen er werk was en winst. P. ziet dat ook wel, maar hij legt er naar onze smaak te weinig nadruk op. Ook in deze tijd is de vakbeweging en haar werk van zeer groote beteekenis. De arbeiders zien dat helaas niet op voldoende wijze. Wie het wel zien, dat zijnde menschen die ten koste van alles terug willen naar vroegere verhoudingen. Dat zijnde Zimmersman’s en de Van Dorp’en om er slechts twee te noemen. Zouden zij een felle campagne tegen de vakbeweging voeren indien die beweging niets te beteekenen had? Voor zoo onnoozel mogen wij deze lieden niet houden. Ponsen ziet nergens meer uitkomst; alleen de vestiging van het socialisme kan een einde maken aan de ellende. In z’n algemeenheid kunnen wij dat onderschrijven, maar... dat socialisme is er nog niet. En als ’t er zou zijn, alléén in ons land, dan nog zou de materieele positie niet al te veel kunnen verbeteren, indien niet óver onze grenzen dat socialisme eveneens baanbreekt. Wanneer toch de toestand van de autarkie blijft, elk land, al of niet gedwongen, de grenzen zooveel mogelijk voor het internationale ruilverkeer sluit, kan slechts ver-

arming daarvan het gevolg zijn. Niet alleen nationaal, maar vooral internationaal zal het socialisme moeten opleven en doordringen en intusschen zal de arbeidersbeweging moeten doen wat haar hand te doen vindt om naar haar vermogen het levenspeil van de massa té beschermen. Een n-a-t-i-o-n-a-a-l-socialisme alleen kan de economische positie van ons land misschien iets, maar in elk geval weinig verbeteren. ’t Is goed, meenen wij, de dingen te zien zooals ze zijn. Veranderende politieke inzichten, die ongetwijfeld baan zullen breken, zullen de wereldhandel moeten herstellen en de socialistische gedachte tegelijk de weg effenen. De arbeidersbeweging in elk land moet voortgaan met haar werk om de massa ontvankelijk te maken voor het socialisme. Ponsen is het daarmee eens, maar ’t gaat hem te langzaam. Hij meent, dat wij als vakbeweging een sterke propaganda voor het socialisme moeten voeren onder de christelijke arbeiders en schijnt daarvan te verwachten, dat die arbeiders dan eerder dat socialisme zullen aanvaarden. Waarop steunt nu eigenlijk dit oordeel van Ponsen? Welke motieven kan hij aan voeren voor de stelling, dat de propaganda voor het socialisme er beter in zal slaan indien de vakbeweging de taak van de politieke partij zou overnemen? Hij noemt er geen enkele. Wij onderschrijven zijn opvatting, dat de christelijke arbeiders voor de socialistische gedachte gewonnen moeten worden. Daarvoor behoeven wij slechts te verwijzen naar het artikel in ons blad van 18 Augustus, waarin wij tot massale deelname aan de 16-September-demonstraties opwekten. Maar die opvatting is niet spiksplinter nieuw. Wij hebben altijd geweten, dat wijde christelijke arbeiders daarvoor noodig hebben. Dat wisten wij gisteren, wij weten het heden en morgen. Maar er is geen enkel motief aan te voeren voor de noodzaak, dat de vakbeweging rechtstreeks ook de politieke strijd zou moeten voeren. In tegenstelling met Ponsen zijn wij van oordeel, dat de christelijke arbeiders geen stap harder er door zouden loopen naar ons ideaal. Door onze vakbeweging, zegt Ponsen, zijn zij, n.l. de christelijke arbeiders, tot de vakbeweging gekomen. Ja maar, Ponsen, tot een eigen vakbeweging en niet tot de onze. Waarom niet tot de onze? Omdat, dat weet gij toch evengoed als wij, onze vakbeweging socialistisch gedoodverfd werd. En daarom alleen werden zij lid van christelijke vakvereenigingen. Er is een benijdenswaardig optimisme toe noodig om inde lijn van P.’s gedachtengang aan te nemen, dat die zelfde arbeiders wél zouden komen indien onze vakbeweging direct aan socialistische politiek zou gaan doen. Zou ’t voor een groot deel zich niet zóó ontwikkelen, dat het ideaal van het economisch socialisme onder de zeer principieelchristelijke arbeiders, eerst zich baan zou moeten breken in die christelijke beweging zelf? Neen, wij, de vakbeweging moet zich bij haar leest houden. Wij zijn overtuigde voorstanders van het economisch socialisme. Geen dag behoeft voorbij te gaan zonder de propaganda voor onze vakbeweging, zonder propaganda voor het socialisme ook. Daarom trekken wij op 16 September mét de ons bevriende politieke partij op om tegenover de wereld, ook en vooral tegenover de christelijke arbeiders, te getuigen, dat het aardsch geluk, de aardsche voorspoed, slechts zal kunnen gedijen ineen wereld, waarin de socialistische orde de kapitalistische wanorde zal verdringen. Die boodschap brengen wij nu reeds zonder ons met de politieke strijd in te laten en wij zullen haar blijven brengen.

Voor een betere toekomst. Elke jonge generatie stort zich met or»- stuimige moed op de verkeerde toestanden welke zij bij haar intrede inde maatschappij aantreft en zij tracht daarin verbetering te brengen. Zij doet dat, omdat zij vervuld is van het verlangen naar een betere en schoonere wereld en omdat zij het vertrouwen heeft dat het haar zal gelukken iets van haar idealen te verwezenlijken. Zij gelooft dat een betere toekomst mogelijk is, omdat zij vertrouwt op eigen kracht, op eigen willen, op eigen kunnen. Het kostbaarste goed van de jeugd is daarom: zelfvertrouwen. Slechts een jonge generatie, die genoeg zelfvertrouwen heeft, kan de wereld vooruit brengen. Het ergste verwijt dat men de tegenwoordige kapitalistische samenleving kan maken, is, dat zij het zelfvertrouwen van de jeugd verwoest. De jonge werkers met de hand en met het hoofd worden door het kapitalisme het zwaarst getroffen, omdat zij het meest weerloos zijn. Tienduizenden jonge werkloozen, zonder ondersteuning, zonder mogelijkheid om een vak te leeren, zonder eenig vooruitzicht, zien al hun toekomstvertrouwen, al hun zelfvertrouwen verloren gaan. De maatschappij heeft hen niet noodig, zij krijgen het gevoel niets te kunnen, niets waard te zijn. Met de werkenden is het niet heel veel anders gesteld. Lage loonen, het eeuwig dreigende gevaar van ontslag, werkloosheid van vader of broers en ook al weer geen vooruitzichten op iets beters, is het wonder, dat de jeugd haar zelfvertrouwen verliest, dat zij gaat wanhopen aan de toekomst? Inde plaats van het zelfvertrouwen treedt bij vele jonge menschen het vertrouwen op een Leider. De Leider zal wel voor hen denken en handelen en de Leider zal wel zorgen, dat „alles anders zal worden”. Hoe dat zal gebeuren en met welke middelen, daarover willen zij maar niet meer denken. Eigenlijk denken zij maar liever heelemaal niet meer. Het is immers toch allemaal hopeloos en tevergeefs? Dit gebrek aan zelfvertrouwen wreekt zich inde eerste plaats weer op de jeugd zelve. De jongste gebeurtenissen in Duitschland en ook de voorvallen inde Amsterdamsche Jordaan van de laatste weken bewijzen het. In Duitschland zijn tientallen jonge menschen, die in blind vertrouwen hun Leider volgden, thans, nu zij bemerkten bedrogen te zijn en in opstand kwamen, zondek pardon neergeschoten. In de Amsterdamsche Jordaan zijn jonge menschen, opgehitst door andere Leiders, het slachtoffer geworden van politiekogels of zuchten thans inde gevangenis. Op 15 en 16 September a.s. zal de socialistische arbeidersjeugd van Nederland demonstreeren. Ondanks de ellende, die ook velen van onze beste makkers treft, hebben wij het vertrouwen in ons zelve en daarom inde toekomst niet verloren. Wij weten, dat de weg naar een betere toekomst niet gaat via een Leider, dat die weg ook niet loopt via wanhoopsuitbarstingen en onberaden terreurdaden. Wij weten, dat wij al onze haat tegen het kapitalistische stelsel, dat onze ellende veroorzaakte, moeten omzetten inde daad der organisatie. Dat wij ons moeten aaneensluiten, hecht en sterk, dat wij ons ieder persoonlijk ondergeschikt moeten maken aan het groote geheel, dat socialistische arbeidersbeweging heet, dat wij al onze krachten hebben te geven om de organisatie tot een onweerstaanbare macht te maken. Deze boodschap brengen wij op 15 en 16 September aan de arbeidersjeugd van Nederland. (Persmededeelingen Jeugdraad N.V.V.)

E)e weg uit de chaos? Orde – socialistische orde! Orde inde productie* Dictatuur maakt een land van slaven. Dictatuur maakt een land van graven. Dictatuur brengt nood en dood. Dictatuur is menschen verminken. Dictatuur is boeken verbranden. Dictatuur is barbarij.