Het 13e congres van de Internationale Metaalbewerkers Bond.

II (slot). Denisson (Engeland) houdt een pleidooi voor verkorting van de werktijd op 6 uur per dag en betoogt dat alle invloed op de regeering en het parlement moet worden aangewend om het in die richting te sturen. Hij wijst er op, dat ondanks dat door b.v. Frankrijk en België de conventie van Washington is geratificeerd, de arbeidsverhoudingen daar nog slecht zijn en het lange werken er nog geregeld voorkomt. In Engeland zijnde loonen en de ondersteuning der werkloozen steeds streng gescheiden gehouden. De werkloosheid houdt verband met de oorlog van 1914—1918. Aan politieke maatregelen hecht hij niet te veel waarde. De ondernemers in Engeland beweren dat zij geen hoogere loonen kunnen betalen in verband met de buitenlandsche concurrentie. Hij eindigt met mede te deelen, dat in Londen reeds een conferentie tusschen werkgevers en werknemers over de arbeidstijdverkorting heeft plaatsgevonden. P. Dam (Holland) betoogt dan, dat het werkloosheidsvraagstuk één der moeilijkste problemen van deze tijd is. Geen land ter wereld, of het is door de crisis getroffen. Allerlei maatregelen worden dan ook door de diverse regeeringen genomen om de werkgelegenheid in eigen land te bevorderen. Over het algemeen dragen deze maatregelen niet bij tot het oplossen van de wereldcrisis. Het werkloozenvraagstuk is internationaal en slechts door internationale samenwerking der staten op te lossen. Het Internationaal Arbeidsbureau zou het aangewezen lichaam zijn om het werkloozenvraagstuk te bestudeeren en voorstellen tot leniging te formuleeren. Doch zoolang nog niet alle staten van beteekenis bij het Internationaal Arbeidsbureau zijn aangesloten en de verplichting van ratificatie ontbreekt, is op dit terrein nog niet veel te bereiken. Het feit dat de conventie yan Washington van 1919 nopens de 8-uren dag nog niet dooreen beduidend aantal staten is aanvaard en geteekend, is het overtuigend bewijs, dat langs deze weg weinig is te bereiken. Werkloosheid is alleen door verkorting van de werktijd niet uit de wereld te helpen. Het loonvraagstuk komt bij werktijdvermindering onherroepelijk in het geding. In normale omstandigheden zal werktijdvermindering gepaard kunnen gaan met loonsverhooging, zoodat inde kortere werktijd hetzelfde wordt verdiend, doch in deze tijd is de eisch tot looncompensatie niet steeds met kans op succes te stellen. In vele gevallen heeft er reeds werktijdverkorting plaats gehad zonder dat een loonsverhooging of schadevergoeding aan de werknemers werd toegekend. Dit geschiedt meestal met medewerking van de arbeiders zelf, aangezien zij liever wat minder verdienen dan werkloos te worden. • Het is vrij eenvoudig ineen resolutie de eisch te stellen van invoering vaneen 40-urige of een nog kortere werkweek met behoud van loon, doch het is veel moeilijker een zoodanige eisch te verwezenlijken. Inde praktijk komt daar thans niets yan terecht. Vaneen beduidende verkorting, die tot gevolg zal hebben dat groote groepen arbeiders weder in het productie-apparaat zullen worden opgenomen, zal z.i. niets komen als de organisaties en arbeiders niet bereid zijn een offer te brengen. Het moge waar zijn dat loonsverlaging vermindering van koopkracht beteekent en dat dit niet geschikt moet worden geacht om de crisis uit de wereld te helpen, het is van het grootste belang dat een zoo groot mogelijk getal arbeiders aan het werk kan worden gezet en er dus een betere verdeeling van de beschikbare arbeid komt. Zoolang een groot deel der arbeidersklasse nog een té lange werktijd heeft en een ander deel van werk verstoken is en op de kassen en de liefdadigheid is aangewezen, is de kans om tot een betere toestand te komen, zeer gering. Onze Internationale dient daarom te blijven ijveren voor een internationale regeling van de 40-urige werkweek, waarbij iedere organisatie vrijheid dient te worden gelaten over de looncompensatie nationaal te beslissen. Gebeurt dit niet, dan zal er niet alleen vaneen internationale regeling niets terecht komen, doch ook op nationaal terrein zal er niets bereikt kunnen worden. Tevens zal naar een regeling moeten worden gestreefd van verlenging van de leeftijd waarop'jeugdige arbeiders in fabriek en werkplaats mogen werken, van b.v. 16 jaar en naar een bepaling van de leeftijd waarop oudere arbeiders, b.v. van 55 of 60 jaar, met werken moeten ophouden en een pensioen wordt toegekend. De regeeringen moet duidelijk worden gemaakt, dat er ingrijpende veranderingen in het bedrijfsleven dienen te komen om de crisis te bestrijden en de werklooze arbeiders weer in het productieproces te brengen. |

Het zal groote moeite kosten de behoeften, door de veranderde wereldstructuur geeischt, ingang te doen vinden. Tot de taak van het I.V.V. behoort het in deze het initiatief te nemen en leiding te geven. Deze zaak raakt de belangen van de arbeiders aller landen, in het bijzonder die der metaalbewerkers. Daarom en vooral daarom dient onze Internationale haar stem duidelijk en krachtig te laten hooren en in deze zich een stuwkracht van beteekenis te toonen. Hampl (Tsjecho-Slowakije-zetel Praag) merkt op, dat door de bemoeiingen der vakbeweging op het terrein der werkloosheidsverzekering, t.w. door de administratie en het uitbetalen der steunbedragen, ook in Tsjecho-Slowakije het ledental der vakbeweging is gestegen. In Tsjecho-Slowakije, Duitschland en Oostenrijk is het politieke vraagstuk van zeer groot gewicht. Naar zijn meening is verkorting van de werktijd geen sociale, doch een economische vraag. Na de oorlog is de arbeidstijdverkorting in versneld tempo doorgevoerd, wat ook en niet inde laatste plaats, te danken is aan de steeds voortschrijdende vooruitgang van de techniek, alsmede door de rationalisatie. Hij acht het aannemen vaneen resolutie inzake arbeidstijdverkorting noodig uit economische overwegingen. Tomas (Spanje) deelt mede, dat in Spanje wordt geijverd voor de invoering van de 40-urige werkweek zonder loonderving. In landen, waar de 8-uren dag wel is geratificeerd, wordt nog maar veel te vaak 11 ó, 12 uur per dag gewerkt. Toen er drie socialisten inde regeering zaten, is er spoedig een regeling van de werktijd van 8 uur per dag ingevoerd. Thans bestaat een arbeidsregeling voor een werktijd van 44 uur per week zonder loonreductie, in Barcelona, Madrid, Saragossa en Valencia. Deze regelingen zijn in twee gevallen zonder en in twee na een zware strijd verkregen. Thans wordt overal in Spanje voor dezelfde regeling geijverd. In September zal een conferentie plaats hebben om tot een zelfde (44 uur) werktijd voor alle metaalbewerkers te geraken. Het zal echter thans met de huidige reactionnaire regeering zware strijd kosten dit doorgevoerd te krijgen. Z.i. zijn alle arbeidsvraagstukken ook politieke vraagstukken. Dit demonstreert zich wel door het feit, dat toen onze menschen inde regeering zaten, er vele goede maatregelen in het belang der arbeiders zijn door gevoerd. De huidige regeering staat in dienst der ondernemers. De werkloosheid is slechts op te lossen door inkrimping van de werktijd. Hij wekt op tot het voeren vaneen sterke agitatie voor de 40-uren week, doch slechts 8 uur per dag. Pretsch (Tsjecho-Slowakije-zetel Komotau) geeft eenige inlichtingen over de toestand in zijn organisatie en in zijn land. Zijn meening is, dat door politieke partij en vakbeweging gezamenlijk de huidige problemen, waarvan de werkloosheid één der voornaamste is, móeten worden opgelost. Chevalme (Frankrijk) betoogt, dat de werkloosheid een gevolg is van de verandering in het productieproces. De productie is enorm verhoogd, doch de consumptie is niet in verhouding gestegen. Daardoor ontstonden groote voorraden en loopen inde wereld millioenen werkers , rond. Ook de oorlog heeft schuld aan de werkloosheid. Zoowel de werkloozen als de werkenden dienen te worden bewerkt om tot een verkorting van de werktijd te geraken. In Genève is een intensieve propaganda voor de ratificatie van de conventie van Washington gevoerd. Na de oorlog heeft een groote opleving inde industrie plaats gehad. Een vermindering van de werktijd zou de indexcijfers verhoogen, wordt beweerd. In Frankrijk is deze vraag bestudeerd. In geen geval zal de verhooging meer dan 5 pCt. bedragen. In het gezicht van de verhooging der consumptie is dit toch wel van belang. De Metaalbewerkers Internationale is de meest solidaire organisatie. Het is z.i. daarom mogelijk ook ten aanzien van de 40-uren week en de loonkwestie door de solidariteit een ' algemeene richtlijn te bereiken. Csapo (Hongarije) bespreekt dan de slechte toestand waarin de Hongaarsche kameraden en hun organisaties verkeeren. Het meerendeel is werkloos, de loonen zijn laag. Slechts met de grootste moeite gelukt het in Hongarije te blijven werken voor de beweging. Tommen (België) bespreekt daarna ook nog even het vraagstuk der arbeidstijdverkorting, mede in verband met de woorden door eenige gedelegeerden te dezer zake over de toestand in België gesproken. Bellina (Tsjecho-Slowakije-zetel Praag) spreekt zich uit voor verkorting van de arbeidstijd, doch acht het niet mogelijk 48 uur loon voor 44 uur werk van de werkgevers los te krijgen. Hierna wordt de zitting tot de volgende j dag verdaagd.

Tweede dag. Direct ’s morgens om 9 uur krijgt lig het woord. Hij beantwoordt de verschillende sprekers en deelt mede, dat een resolutie inzake de arbeidstijdverkorting zal worden opgesteld. Deze 'zal na afhandeling van eenige der andere agendapunten in bespreking worden gebracht. Thans is eerst aan de orde punt 6 van de agenda, t.w.: „De verkiezing vaneen secretaris en vaneen zetel voor de Internationale. Met algemeene stemmen wordt kameraad lig als secretaris herkozen, terwijl besloten wordt de zetel van de Internationale in Bern te handhaven. Tot leden van het executieve comité van de Internationale worden op voorstel van het centraal comité gekozen: Mc. Kenna (Engeland), Chevalme (Frankrijk), Kjerböl (Denemarken), Hampl (Tsjecho-Slowakije) en de secretaris lig. Hierna worden eenige resoluties in behandeling gebracht. De eerste, betrekking hebbende op de verkorting van de arbeidstijd en luidende als volgt; „Het 13e congres van de Internationale Metaalbewerkers Bond, gehouden te Londen op 26 en 27 Augustus 1934, herinnert met betrekking tot de zware economische crisis, die de geheele wereld teistert en vooral zwaar op de arbeidersklasse drukt, aan de op het congres te Kopenhagen in 1930 aangenomen resolutie, waarin de internationale organisatie van de metaalbewerkers verklaart dat de systeemlooze opvoering der productie zonder gelijktijdige toename van de koopkracht van de massa slechts permanente malaise en een geweldige werkloosheid tot gevolg kunnen hebben; stelt vast, dat de gebeurtenissen deze voorspelling hebben doen uitkomen. De crisis, die zich in 1930 voor het eerst kenbaar maakte, is zóó toegenomen en heeft een dergelijke omvang aangenomen, dat het bestaan van millioenen arbeiders wordt bedreigd. De huidige economische toestand heeft duidelijk de zinloosheid en de onmacht van het kapitalistische stelsel aangetoond. Terwijl het kapitalisme het gewin en het behoud van zijn eigen bevoorrechte positie boven het welzijn van de menschheid stelt, verstoorde het het evenwicht tusschen productie en consumptie in steeds toenemende mate. Daar de huidige crisis niet zonder diep ingrijpende veranderingen in het productieproces kan worden opgelost, eischt het congres inde eerste plaats om tot leniging van de werkloosheid te geraken, de verkorting van de wekelijksche werktijd tot 40 uur per week, waarbij naar een looncompensatie voor 48 uur moet worden gestreefd. Deze maatregel zal het mogelijk maken weer een aantal werkloozen aan het werk te zetten en tot op zekere hoogte tot verlevendiging van de economische bedrijvigheid bijdragen. Het congres dringt er bij alle bij de Internationale aangesloten organisaties op aan, een grootsche en sterke propaganda-campagne te organiseeren en de openbare meening in alle landen dermate te beïnvloeden, dat het mogelijk wordt de 40-uren week tot de overwinning te voeren en een hiermede in overeenstemming zijnde actie van de politieke machten inde landen afzonderlijk teweeg te brengen, opdat de urgente eischen van de arbeidersklasse eindelijk tot verwezenlijking worden gebracht.”, wordt aangenomen. Denisson (Engeland) wijst op de groote macht, die door de Metaalbewerkers Internationale kan worden ontwikkeld. Z.i. dient ook tegenover het dreigend oorlogsgevaar door het aannemen vaneen resolutie stelling te worden genomen. De hiermede in overeenstemming zijnde resolutie, luidende als volgt: „Het 13e congres van de Internationale Metaalbewerkers Bond, gehouden te Londen op 26 en 27 Augustus 1934; waarschuwt voor het huidige, de wereld bedreigende, oorlogsgevaar; in aanmerking genomen de vreeselijke gevolgen, de verwoesting en catastrophe die de vroegere oorlogen tot gevolg hebben gehad; en inde overtuiging dat een nieuwe oorlog nog onmenschelijker vormen zal moeten aannemen en tot vernietiging van de beschaving zal voeren; geeft het congres unaniem uitdrukking aan zijn haat tegen de oorlog en aan zijn wil tot ontwapening en eischt dat niets zal worden nagelaten wat kan worden gedaan om een herhaling van de oorlog te vermijden. Om tot dit doel te geraken, dringt het er bij de Volkenbond op aan, het zich thans in handen van de voorzitter der ontwapeningsconferentie, Arthur Henderson, bevindende plan voor een internationale overeenkomst inzake het invoeren vaneen algemeene controle op het vervaardigen en het uitvoeren van

Ons maatschappelijk systeem is er één van verkwisting op groote schaal. Om de verbruikers verdringen zich talrijke handelaren, winkeliers, enz., terwijl in elke branche slechts één noodig is. Dit maakt ’t levensonderhoud noodeloos duur. Daarom; wordt lid en verbruiker van de coöperatie. lIIIIIIM oorlogstuig, zoo spoedig mogelijk in behandeling te willen nemen en te willen aannemen. Het congres dringt er bij alle aangesloten organisaties op aan, hun aandacht te willen concentreeren op de strijd tegen het fascisme, dat niet alleen de arbeidersklasse zijn rechten ontneemt, doch ook de kans op het uitbreken van een oorlog permanent verhoogt.”, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Nadat kameraad lig nog eens uitvoerig heeft gewezen op de moeilijkheden welke de 1.M.8. zal hebben te overwinnen in deze crisistijd en de wenschelijkheid heeft betoogd om eensgezind schouder aan schouder te blijven staan, brengt hij dank aan de gastheeren voor de voorbereiding en de medewerking aan het congres. Little sluit het congres met een opwekkend woord, hetwelk de deelnemers met een krachtige Internationale bezegelen. Van het Instituut. Men schrijft ons: „De scholendienst van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling is weer begonnen met de propaganda voor de nieuwe arbeidersavondscholen. Dit scholenwerk verdient de volle belangstelling niet alleen van alle leden der moderne vakbeweging, maar van alle arbeidersvrouwen en arbeiders. In het najaar van 1932 werden de eerste arbeidersavondscholen gesticht en enkele duizenden arbeiders uit ons land hebben in deze twee jaar het onderwijs gevolgd. Het onderwijs waarmede de arbeidersklasse het moet doen, is verre van voldoende. Enkele gelukkigen uitgezonderd, eindigt vrijwel voor alle arbeiders de mogelijkheid om onderwijs te ontvangen op 12- of 13-jarige leeftijd. Velen gaan hun leven lang gebukt onder de last te weinig te weten, geen behoorlijke brief te kunnen schrijven, de artikelen in hun krant moeilijk of niet te kunnen volgen, een functie in het afdeelingsbestuur wordt dikwijls niet aanvaard omdat men bang is het werk niet aan te kunnen. Juist voor déze kameraden is de arbeidersavondschool van het Instituut een uitkomst. Gedurende vijf en dertig of dertig weken per jaar wordt één avond per week twee uur les gegeven. Men verbindt zich echter slechts voor één jaar. Onderwijs wordt gegeven in Nederlandsche taal, rekenen en sociale kennis. Van Nederlandsche taal en rekenen inde eerste plaats een herhaling van hetgeen op de lagere school geleerd werd. Daarnaast lezen en goed stellen (brieven, opstellen, notulen enz.); rekenen voor zoover dat in de practijk van het dagelijksch leven te pas komt. Van sociale kennis, d.i. maatschappij kennis, kennis van het Nederlandsche volk en land, van staat-, gemeentelijk- en provinciaal bestuur, sociale wetgeving, behoeftenvoorziening. De leden van onze beweging zullen goed doen eens ernstig na te denken of het volgen van deze school niet juist iets voor hen is. Bijzondere voorwaarden worden niet gesteld. ledereen, lid of geen lid van ons Instituut, maai bezield met de ernstige wil van de hier geboden gelegenheid voor de volle 100 pCt. te profiteeren, is welkom. De kosten zijn uiterst gering en houden rekening met de draagkracht der leerlingen. Het bedraagt van 12 tot 30 ct. per week. De kosten voor de leerboeken zijn hierin begrepen. Overal in het land gaande besturen van de Instituutsafdeelingen aan het werk om nieuwe scholen op te richten. Waar geen afdeeling van het Instituut is gevestigd, kunnen de vakbondsafdeelingen dit werk ter hand nemen. Decentrale scholendienst van het Instituut verleent gaarne alle mogelijke medewerking. Afdelingsbesturen, wekt uw leden op de school te bezoeken! Leden, wendt u tot het bestuur om inlichtingen ! Kameraden, aarzelt • niet! Neemt een goed besluit en wordt leerling!”