De Rotterdamse scheepsbouw in 1934. Aan het jaarverslag van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam over 1934, ontlenen wij het volgende over de scheepsbouw te Rotterdam: „Dein het vorige jaarverslag uitgesproken verwachting, dat ook 1934 wel ongunstig zou zijn, is bewaarheid. Behalve een enkele op stapelzetting mag van noemenswaardige opleving inde nieuwbouw van handelsschepen in 1934 practisch niet worden gesproken. De. nog in aanbouw zijnde schepen naderen hun voltooiing, zodat ook deze werkgelegenheid spoedig tot het verleden zal behoren. Ook voor 1935 kan bij het voortduren van de crisis op de vrachtenmarkt maar weinig nieuwbouw worden verwacht. De ongunstige toestand van de wereldscheepvaart alsmede de volgens belanghebbende kringen nog lang niet vér genoeg doorgevoerde aanpassing hier te lande welke zij noodzakelijk achten wegens het, ook in het vorige jaarverslag genoemde nog bestaande, voor de reparatie-inrichtingen nadelige verschil inde loonbasis, in vergelijking met die landen, welke hun valuta’s deprecieerden en wegens de overige door onderscheidene buitenlandse regeringen getroffen beschermende maatregelen hebben ook in 1934 hun onverminderde invloed doen gelden op het reparatiebedrijf. Er werd nog enige bezigheid verkregen door verbouwingen aan enige zeeschepen waarvan de snelheid moest worden vergroot en waartoe de scheepsvorm moest worden gewijzigd. Machinefabriek en Scheepswerf van P. Smit Jr. N.V., Rotterdam. Af geleverd werden in 1934: 2 motortrawlers, waarvan 1 lang 38.633 m., breed 7.01 m„ hol 4.115 m. en 1 lang 32 m., breed 6.40 m. en hol 4 m. 4 dieselmotoren systeem Smit/Burmeister & Wain, tezamen 1.480 p.k. In aanbouw bleven op 31 December 1934: 2 motorvrachtschepen, waarvan 1 groot ongeveer 8.940 ton, lang 128.01 m., breed 16.76 m., hol 8.84 m. en 1 groot 7.950 ton, lang 114.30 m., breed 16.15 m„ hol 8.92 m.; 1 motortankschip van 250 ton, lang 38 m., breed 6.30 m„ hol 2.20 m.; 1 motorvracht-passagiersschip van 1.670 ton, lang 80.16 m., breed 13.10 m. en hol 5.84 m.; 10 dieselmotoren systeem Smit-Burmsister & Wain, tezamen 7.100 p.k. N.V. Werf- en Machinefabriek „Katendrecht”, Rotterdam. Gedurende 1934 werden enige stalen heistellingen door ons vervaardigd. Herstellingen werden uitgevoerd aan verschillende rivier-, stoom- en motorschepen, aan baggermateriaal, alsmede aan stoomketels, machines en werktuigen van onderscheidene bedrijven. Van de stevenhelling werd ongeveer als in het vorige jaar gebruik gemaakt. Het bedrijf ondervond nog steeds zeer sterk de invloed van de slechte toestand van nij verheeld en scheepvaart. N.V. Niehuis & van den Berg’s Scheepsreparatiebedrijf, Rotterdam. Gedurende het afgelopen jaar werden door deze inrichting dè gewone herstellingen en vernieuwingen uitgevoerd aan zeeen rivierschepen, zowel aan ketels, machines als aan casco’s. Inde gemeentedokken werden 53 (v. j. 55) schepen hersteld met in het geheel 167 (124) dokdagen; van het vijzeldok werd door 40 (43) binnenvaartuigen gebruik gemaakt. N.V. Scheepswerf en Machinefabriek „Waalhaven” v.h. Lith & Madern, Rotterdam. Gedurende 1934 werden 510 reparatieorders uitgevoerd aan zee- en rivierschepen, kranen enz.; 170 schepen werden op de helling en 1 schip in het gemeentelijk dok hersteld. N.V. Scheepsbouwwerf v.h. de Groot & v. Vliet, Slikkerveer. In het jaar 1933 werd afgeleverd: 1 Rijn-Hernekanaalschip, groot ongeveer 1.345 ton. Op 31 December 1934 bleven onderhanden; 1 Dortmund-Emskanaalschip, groot ongeveer 914 ton. 2 tanklichters, elk groot ongeveer 300 ton. Gerepareerd zijn in dit jaar 194 schepen. N.V. Intern. Scheepsbouwmaatschappij „De Maas”, Slikkerveer. In 1934 zijn gereed gekomen: het ijzer constructiewerk voor een brug bij Vianen (overspanning der uiterwaarden). Dit werk werd in combinatie met andere werven uitgevoerd voor het Bruggenbureau rijkswaterstaat te ’s-Gravenhage; een electrolyse-apparaat voor binnenlandse rekening; de reservedelen voor een kolentransporten verlaadinrichting te Spitsbergen, voor Russische rekening. Onderhanden bleef het aandeel der N.V. in het ijzer constructiewerk voor een brug bij Vianen (rivieroverspanning) voor reke-

Overzicht van lopende invaliditeits-, ouderdoms-, weduwen- en wezenrenten en van de toegestane geneeskundige behandeling of verpleging krachtens de invaliditeitswet. STAND OP 1 APRIL 1935 RADEN VAN Invaliditeitsrenten Ouderdomsrenten Weduwenrenten Wezenrenten Geneeskundige behandeling ARBEID Aantal T^e±*é Aantal IT° Aantal , Totaalbed^g" waarin behandeling I gevallen mei ol nog per jaar per iaat per iaar rxdniai Jaar oi verpleging werd met door behan -1 – , F • toegestaan deling gevolgd. Fl. Fl. . Fl. FL Amsterdam 5453 768.459.59 13268 2.010.952.32 4090 657.767.99 1460 207.935.01 9496 124 Voor het gehele land 47642 6.685.759.87110479 16.685.785.48 29495 4,756.851.07 13818 2.060.768.39 53680 1211

ning van het Bruggenbureau rijkswaterstaat te ’s-Gravenhage. N.V. Scheepswerven „Piet Hein”, firma W. Schram & Zonen, Bolnes. Nieuwe schepen werden gedurende het verslagjaar door deze vennootschap niet afgeleverd. Gerepareerd werden 310 schepen. In aanbouw bleven op 31 December 1934: 2 lichters elk groot 940 ton; 2 lichters elk groot 1.380 ton. N.V. Scheepsbouwwerf Gebrs. Pot, Bolnes. Af geleverd werden in 1934: 1 tanklichter met een laadvermogen van ongeveer 1.560 ton voor het vervoer van benzine voor binnenlandse rekening; 1 Rijn-Hernekanaalschip van ongeveer 1.300 ton, eveneens voor binnenlandse rekening. N.V. v.d. Giessen & Zonen’s Scheepswerven, Krimpen a. d. IJssel. In 1934 werden tewater gelaten en afgeleverd: 1 motorsleepboot van 120 p.k.; 2 dubbelschroefmotortanklichters van onderscheidenlijk 850 en 570 ton draagvermogen; 1 ponton voor veerdiensten. • Bovendien werden drie motorvrachtboten voor de binnenvaart verlengd; van twee dergelijke boten werd het gangboord verhoogd; verschillende reparaties en constructiewerk werden uitgevoerd. Op 31 December bleven nog onderhanden zes elevatorbakken met een gezamenlijk draagvermogen van 3.000 ton. N.V. J. en K. Smit’s Scheepswerven, Krimpen a. d. Lek. > Op de werf van deze vennootschap heeft ook in 1934 geen nieuwbouw plaats gehad. A. Vuyk & Zonen’s Scheepsbouwwerven, Capelle a. d. IJssel. Afgeleverd werden gedurende het afgelopen jaar: 2 motorvrachtschepen onderscheidenlijk groot 214 en 503 ton; 1 motorharinglogger, groot 90 ton. Onderhanden bleven op 31 December: 1 motorvrachtschip, groot 500 ton; 1 kanaalschip, groot ongeveer 1.350 ton. (Eigen Doe. bur.) Waartoe de steun aan de landbouw leidt. Het Economisch Comité van de Volkenbond heeft een rapport doen verschijnen over de maatregelen tot bescherming van de landbouw die in verschillende landen van Europa genomen zijn. Bedoeld rapport is uitgebracht als gevolg vaneen discussie overeen memorandum van Sir Frederick Leith-Ross, waarin met gegevens wordt aangetoond, in welke mate verschillende invoerlanden van Europa de prijzen van agrarische producten boven de wereldmarktprijzen hebben opgetrokken. De conclusie uit het memorandum van Sir Leith-Ross, die als bijlage in het Volkenbondsrapport is opgenomen, vinden wij vermeld in het orgaan: Economisch-Statische Berichten van 5 Juni j.l. Zij zijn belangrijk genoeg om er hier plaats voor in te nemen: Conclusies: „1. De voornaamste industrielanden van Europa hebben sedert 1925 gepoogd de binnenlandse landbouwproductie met kunstmatig opgedreven prijzen aan te moedigen. Door deze hoge prijzen kan het verbruik niet toenemen en wordt de gestegen productie niet geabsorbeerd. 2. Ten einde het verhoogde prijsniveau te handhaven, werd de invoer inde betreffende landen van goederen, afkomstig uit landen waar de landbouwproductie veel goedkoper is, beperkt. De landbo-uwstaten moeten hun productie afzetten op een kleinere wereldmarkt, waardoor de prijzen dalen; ten einde de prijsdaling te compenseren, streven de landbouwlanden er naar, hun productie op te voeren, hetgeen de daling van de wereldmarktprijzen nog versterkt. 3. Uit hoofde van de vermindering, welke de inkomsten uit de uitvoer hierdoor ondervinden, hebben de agrarische landen hun betalingsbalans in evenwicht gebracht door de invoer van fabrikaten uit de industrielanden van Europa te beperken (in vele gevallen door hun munt te depreciëren en soms zelfs door de betaling van hun schulden op te schorten).

4. De schaarste aan fabrikaten inde landbouwlanden bevordert de ontwikkeling van de binnenlandse industrieën in die landen. Deze industrieën verlangen dan protectie tegen de concurrentie van de beter geoutilleerde industriestaten van Europa en streven er op de duur naar tot de uitvoermarkteh van de genoemde industrielanden door te dringen, waardoor de prijzen van de industriële producten op de wereldmarkt dalen. 5. De noodtoestand, welke voor de- zuivere landbouwproducenten uit het verlies van de afzetgebieden voor hun landbouwproducten inde voornaamste industrielanden van Europa ontstaat, veroorzaakt ten slotte een noodtoestand inde industriestaten van Europa, die, ook hunnerzijds, hun afzetgebieden (nl. inde landbouwstaten) verliezen. Hierdoor ontstaat een algemene verarming van de gehele wereld. De huidige wereldcrisis is het gevolg van een groot aantal verschillende oorzaken; één van de maatregelen, welke stellig het wereldherstel zou begunstigen, zou de progressieve verzachting van het hevige landbouwprotectionisme zijn, dat tegenwoordig door de industrielanden van Europa wordt toegepast en de vervanging daarvan dooreen stelsel, gelijk aan dat van vóór de oorlog. Er is geen tijd te verliezen; elk ogenblik komen er nieuwe rechten bij, welke steeds moeilijker af geschaft kunnen worden, waardoor de genoemde tendenzen steeds sterker op de economische wereldstructuur inwerken. Het is voor ' alle landen stellig van belang zo spoedig mogelijk een veel economischer stelsel van productie en goederenruil tussen de industrie- en de landbouwstaten te scheppen.” Het is zonde! Namens de Vereniging van Raden van Arbeid schrijft men ons; „De vruchten van de invaliditeitsverzekering voor de verzekerden worden rijper en groter. Het groeiproces gaat ook sneller. Naar de toestand op 1 Januari 1925 werd aan invaliditeits-, weduwen-, wezen- en ouderdomsrente, op grond van voldoende beplakte rentekaarten, in totaal uitgekeerd een bedrag van ruim ƒ 9.197.000. per jaar, terwijl naar de toestand op 1 Januari 1935, 10 jaar later, dit ruim ƒ 29.815.000. per jaar bedraagt. Een vooruitgang alzo van ruim twintig en een half mïllioen gulden. Inmiddels, het kan nog beter, er gaat nog teveel verloren. Een vorig overzicht leerde dat 49 verzekerden + ƒ 7.500. te weinig ontvingen doordat er óf net te weinig was geplakt óf wel met de aanvrage te lang werd gewacht. Elk dezer 49 verzekerden leed daardoor + ƒ 150. schade. Het overzicht van het daaropvolgende kwartaal leert dat opnieuw 36 invaliden tezamen een schade beliepen van + f 6.800.—, dit is per hoofd ditmaal ƒ 187. ! En door precies dezelfde oorzaken. Te weinig -plakken! De één komt net 100, óf net 40, óf net 15 zegels te kort. Een ander, over de laatste 5 jaar, net 3 zegeltjes per jaar! Daar zit de kneep: de laatste 5 Jaar! Men moet zorgen, dat onder alle omstandigheden minstens 20 zegels per jaar worden geplakt, vooral als men een wankele gezondheid heeft. Dit lesje moet worden geleerd. Inde vakbladen moet men het als spreuk plaatsen: „minstens 20 zegels per jaar, wil men schade voorkomen”. Het kan van veel belang zijn. Het komt voor dat met elk zegel dat te weinig is geplakt, de rente met ƒ 1.— per jaar zakt, of is het zegel wél geplakt de rente

met dit bedrag stijgt. Hoewel niet elk zegel evenveel waarde aan rente geeft, belangrijk is het verschil altijd, vooral als de rente jarenlang genoten wordt. En dit komt veelvuldig voor. Een tweede euvel is het te laat aanvragen. leder, die in het bezit is vaneen rentekaart en door ziekte niet in staat is geweest een half jaar onafgebroken te werken, heeft reeds recht op rente met ingang van de datum van aanvrage. Al de te late aanvragers (19 waren er in het le kwartaal 1935) zijn maanden en maanden ziek geweest. Ze zijn verzorgd, verpleegd, opgepast, door dokters, familieleden, verpleegsters, in ziekenhuis of thuis (er is er één bij notabene! die een half jaar lang ziekengeld vaneen bedrijfsvereniging ontving!) en toch wordt de rente maanden en maanden, in één geval zelfs één jaar en in een ander geval twee jaar te laat aangevraagd. Niemand denkt aan het waardevolle bezit van de rentekaart. De betrokkene zelf niet, de' familieleden niet, de dokters en de verpleegsters niet, geen kennis of vriend, niemand waarschuwt, niemand zegt eens tegen zo’n zieke: zeg vriend, heb jij niet een rentekaart, dan zou ik daar toch maar eens werk van maken! De rentekaart wordt vergeten! Waarom? Ineen geval werd de rente 22 maanden te laat aangevraagd. Dit gaf de betrokkene, een directrice vaneen groot rusthuis, waar jaren en jaren achtereen allerlei mensen worden verpleegd op kosten van de raad van arbeid, zodat deze zeker weleens aan haar eigen rentekaart had kunnen denken, een schade van ƒ 360.—!, terwijl het lijstje in drie andere gevallen een schade aangeeft van ƒ 210.—, ƒ 190. en ƒ 165.—, omdat de rente respectievelijk 14,11 en 10 maanden te laat is aangevraagd. Is het geen zonde! In totaal beliepen deze 19 personen een schade van ƒ 1.660.—! Dit bedrag ging voor hen verloren, omdat wel ieder wist dat er een zieke was, maar aan diens rentekaart geen aandacht werd geschonken. Hoe lang nog?” P. L. g" INGEZONDEN Aan de redactie van „De Metaalbewerker”. Een deel van de leden der afdeling Amsterdam, woonachtig in het Tuindorp-Oostzaan, heeft de eerste pinksterdag een fietstocht gemaakt naar het Gooi en tevens een bezoek gebracht aan het feest van onze jonge bondsmakkers, dat in het Flevokamp te Huizen werd gehouden. Wij hebben daarvan een zo mooie herinnering meegenomen, dat wij behoefte gevoelen er in ons blad uiting aan te geven. Met de jongeren hebben wij genoten van zang, spel en dans en wij zijn doordat alles zowel opgevrolijkt als geboeid. Wij moesten er aan denken hoe geheel anders alles vroeger was toen wij jong waren. De spreker v.d. Houven heeft in zijn ’s middags uitgesproken rede o.a. gezegd, dat het pinksterfeest, naar welke historische beschouwing dit ook wordt gevierd, altijd een feest is van gemeenschapszin, éen feest, met een sterke geestelijke inslag. Wij willen wel verklappen, dat ook wij ouderen van die rede iets hebben meegenomen dat wij dienstbaar zullen maken aan ons werk voor de Bond en de gehele beweging. Sterker nog dan tevoren hebben wijde overtuiging gekregen, dat wij vooral de jongeren moeten aanmoedigen tot aansluiting bij de Bond en tot deelneming aan het jeugdwerk. Namens velen, G. LOKKER.

AFDELING HAARLEM. LEDENVERGADERING op VRIJDAG 28 JUNI 1935, ’s avonds 8 uur, in „DE CENTRALE”, Spaarne 94, Haarlem. AGENDA: Opening; notulen; mededelingen; uitreiking aan vier leden van het gouden insigne voor 25 jaar trouw aan de Bond; rondvraag en sluiting. Het bestuur.