Tot afscheid Een bekend gezegde luidt: „Er is een tijd van komen en een tijd van gaan”. Op menigeen is deze zinspreuk reeds van toepassing geweest. Wien het lot treft, heeft het te aanvaarden, zoals veel aanvaard moet worden, of men het aangenaam vindt of niet. Als zovelen gaat het mij thans ook en sta ik voor het feit, na een tijdperk van komen in velerlei variaties te hebben gehad, de tijd van gaan te zien aanbreken. Na een periode van ruim 36 jaren inde Bond te hebben meegemaakt, waarvan 30 jaren inde voorste gelederen, inde opperste leiding, ben ik genoodzaakt de functie van bezoldigd bestuurder neer te leggen, een functie welke ik welhaast 28 jaren heb bekleed, met alles wat daaraan vastzit. Gij zult mij willen geloven, als ik zeg, dat mij dit heengaan zwaar valt, dat ik het zeer betreur een werkkring te moeten vaarwel zeggen, welke een zo voorname plaats in mijn leven gehad heeft. Al kan ik als gewoon soldaat, misschien zelfs als medewerker op een of ander gebied, nog wel inde Bond meemarcheren; al heb ik gelegenheid om de arbeidersbeweging op andere wijze te dienen, toch voel ik wel, dat met dit heengaan iets verloren gaat, dat ik niet terug zal vinden. Als goed democraat heb ik mij te onderwerpen aan de desbetreffende bepalingen en te schikken in het onvermijdelijke. Maar, al valt mij dit scheiden zwaar, ik ben toch blij, dat ik de leiding van de Bond verlaat op een tijdstip, dat het hem in velerlei opzicht goed gaat en dat onze industrie betere perspectieven biedt dan nog kort geleden het geval was. Als ik bedenk wat de Bond ongeveer dertig jaren geleden was en wat hij nu is, dan mag ik mij gelukkig prijzen en dankbaar zijn aan deze arbeid, aan dit bouwwerk mag ik wel zeggen, te hebben mogen meehelpen. Als ik naga wat er alzo in cultureel en materieel opzicht is veranderd in het leven en werken onzer vakgenoten, dan kunnen wij met trots en voldoening op de verrichte arbeid terug zien. Dit afscheidsartikel leent zich niet om de veranderingen te schetsen of gebeurtenissen op te halen, welke zich inde loop der jaren hebben voorgedaan. Het zou dan te uitvoerig worden en toch geen beeld kunnen geven van hetgeen is bereikt. Wat de Bond thans voor ons betekent, behoef ik hier trouwens niet te schetsen, want het zal wel bij u allen bekend zijn. Als zodanig en als onderdeel van de moderne arbeidersbeweging is hij voor ons onmisbaar. Wat zou er van onze arbeidsvoorwaarden, van ons bestaanspeil terecht komen als hij er niet meer was of

verzwakt uit de een of andere crisis te voorschijn trad? Wij kunnen zijn steun, zijn fondsen en instellingen, waarvoor wij ons grote opofferingen getroost hebben en nog getroosten, niet meer missen. Daardoor en door de kameraadschappelijke wijze van werken is er een aanhankelijkheid en liefde voor hem gekweekt en zodanig verankerd, dat het welhaast onmogelijk zal zijn hem op' enigerlei wijze afbreuk te doen. Deze wetenschap en het feit, dat ons organisatie-apparaat op deugdelijke en democratische leest is geschoeid, doen mij het heengaan vergemakkelijken. Ik ben overtuigd, dat de leiding van de Bond, de functionarissen in het land niets liever zullen zien, dan dat de leden blijven medeleven en medebeoordelen, zoals dit tot dusverre het geval was. Het is nu meer dan ooit onze plicht de democratie hoog te houden en alle dictatuurverschijnselen, vanwaar die ook mogen komen, met kracht de kop in te drukken. In onze democratische eenheid en eenswillendheid ligt onze kracht, daarmede zijn wij groot en sterk geworden, deze zijnde beste waarborgen voor behoud van de vrijheden en instellingen, welke onze voorgangers veroverd hebben, waarop wij voortbouwden en waarmede

onze nakomelingen de idealen zullen verwezenlijken, die wij ons als doel stelden. In dit licht bezien, vrienden, en in het besef, dat spoedig weer andere en betere tijden zullen aanbreken, kunnen wij met vertrouwen de toekomst tegemoet treden, werkende en strijdende voor het welzijn van de onzen en voor onze heilige idealen. Het is mij een behoefte bij deze woorden van afscheid als voorzitter, uiting te geven aan mijn aanhankelijkheid en dankbaarheid voor alles wat ik inde loop der jaren heb mogen ervaren. Ik heb aan de Bond veel te danken, want hij heeft mij in staat gesteld mijn gaven te ontplooien en mijn arbeid vruchtbaar te maken. Als ik er in geslaagd ben leiding te geven en scholing te brengen, dan heb ik zulks aan hem te danken en aan de velen, die mij daarbij trouw hebben terzijde gestaan. Het vertrouwen, hetwelk ik in zo ruime mate heb genoten, de medewerking, welke ik te allen tijde heb ervaren, zowel van de bondscolleges, van de afdelingsbesturen, als van de functionarissen en leden, geven mij aanleiding hartelijke erkentelijkheid uitte spreken voor dat alles. Inde hoop nog vele jaren getuige te mogen zijn van de groei en bloei van de Bond, neem ik afscheid van u allen en wens u het beste toe. P. DANZ.

Ons blad inde loop der jaren.

Waar de producten van onze industrie terecht komen.

Het uerde loerkkamp te Eemnes werd op Vrijdag 19 December 1936 icerboven een aantal deelnemers. Op de eerste rij v.l.n.r. de bondsbestuurders G. v.d. Houven en C. Oosterhoornt benevens de werkbaas van de Nederl. Heide Maatschappij.