De Gracchen (Br. K.) Als we het een en ander van de Gracchen, van Tiberius Sempronius en zijn jongeren broer Gajus Gracchus willen vertellen, dan moeten wij tot goed begrip van zaken eerst even teruggaan inde geschiedenis van het oude Rome. Inde 5e eeuw vóór Christus vormde Rome een kleine aristocratische boerenrepubliek. Deze boerenrepubliek had allengs dooreen serie oorlogen het oppergezag in geheel Italië verkregen. De economische en sociale gevolgen van deze strijd waren zeer vérstrekkend. De republiek, maar ook vele particulieren, hadden hun bezittingen aanmerkelijk zien toenemen inde vorm vaneen uitgestrekt bezit van akkers, weiden en bossen. Vele patricische en plebeïsche families werden rijk. Vooral na de bekende Tweede Punische oorlog (218—201 v. Chr.) nam het groot-grondbezit in Italië onrustbarend toe. „De rijken kochten slaven en landerijen en lieden over geheel Italië grote uitgestrektheden bebouwen met graan, wijn en olijven door „families” van slaven, onder toezicht vaneen opzichter, die zelf ook slaaf was. Inde oogsttijd werden zij geholpen door vrije dagloners uit de naburige steden.” Deze „uitgestrektheden” worden dikwijls met de naam „Latifundia” aangeduid. Een gevolg van deze omwenteling inde agrarische verhoudingen van Italië was, dat de vrije boerenstand, die de strijd tegen de groot-grondbezitters moeilijk kon voeren, meer en meer verarmde. Tussen haakjes zij opgemerkt, dat dein deze jaren op grote schaal gedreven veeteelt heel voordelig schijnt geweest te zijn wegens de vele militaire expedities die uitgerust moesten worden (oorlogsindustrie!). De legers gebruikten veel leder voor tenten, veel geitenhaar voor de oorlogswerktuigen en veel gezouten varkensvlees als voedsel. Een gevolg van deze wijzigingen inde verhoudingen, was een voortgaande verandering in de zeden. Weeldezucht en verwijfdheid namen sterk toe onder de rijke Romeinen. Langzamerhand zag Rome zich niet meer geregeerd door een aristocratie, die de macht opvatte als een plicht, maar dooreen ontaarde adel, die zich door de overheidsambten rijkdommen zocht te verschaffen. Geld werd de hoogste macht inde staat en het bederf tastte ook het leger aan. Het is niet overbodig nog even in ’t bijzonder aandacht te wijden aan de graanpolitiek van Rome. Deze werd gevoerd ten bate van het steeds groeiende stadsproletariaat, maar ten koste van de Italiaanse graan-verbouwende boeren. Vooral buitenlands graan werd in grote hoeveelheden ingevoerd en tegen lage prijs verkocht. Het vervoer over zee was goedkoper dan te land in Italië. Dientengevolge ging de Italiaanse graanbouw te niet. Het kleine boerenbedrijf ging verloren. De groot-grondbezitters legden zich gemakkelijk op andere producten toe. De volkskracht in Italië verminderde inde 2e eeuw v. Chr. zienderogen. Vlees en melk verdwenen als volksvoedsel. De Romeinse natie dreigde uiteen te vallen ineen heren- en een slavenklasse. In Rome hoopten de proletariërs, die van alle kanten toestroomden, zich bij duizen op. Tiberius Gracchus In deze tijd leefde te Rome een man, voortgekomen uit de allerhoogste klassen der aristocratie, die zich geroepen voelde een einde te maken aan de bovenomschreven wantoestanden, die de ondergang van Rome dreigden te zullen veroorzaken. Tiberius Sempronius Gracchus, een zacht en ernstig karakter, was zijn loopbaan begonnen bij het leger. Hij had gevochten tegen Rome’s oervijand Carthago en was op 27-jarige leeftijd naar Rome teruggekeerd om in burgerlijke staatsdienst te treden. Hij trof in de hoofdstad van Italië de crisis in staats- en maatschappelijke toestanden in volle omvang aan. Gedreven door zijn eigen ervaringen op dit

gebied kwam hij in het jaar 133 v. Chr. als volkstribuun met een ontwerp-akkerwet voor de dag, waarbij bepaald werd dat niemand meer dan 125 ha. staatsdomein mocht bezitten. Wat ieder meer had moest hij de staat teruggeven, die het dan in stukken van 7j ha. aan de noodlijdende burgers in eeuwigdurende erfpacht zou verstrekken. Dit voorstel gold alleen dein bezit genomen staatsdomeinen waarvoor geen huur betaald werd; de wettig verpachte akkers vielen er buiten. Maarde Romeinse grootgrondbezitters zagen in Tiberius’ voorstel louter eem onteigening. De wet vond natuurlijk wel veel bijval onder de boeren, kleine grondbezitters en bij het stedelijk proletariaat, dat inde gierigheid der rijken en de nalatigheid der regering de oorzaken zijner ellende zag. Hoe groot deze ellende in geheel Italië was moge blijken uiteen fragment uiteen rede van Tiberius, zoals die bij een toenmalig schrijver

bewaard is gebleven. „De wilde dieren zo sprak hij die in Italië huishouden, hebben hun holen en nesten, waarin elk zijn schuilplaats vindt; maar zij, die voor Italië strijden en hun leven opofferen hebben niets dan de lucht en het licht: volstrekt niets; zij moeten met vrouw en kinderen rondzwerven.” De wet werd ondanks de tegenstand van de grootgrondbezitters aangenomen en een commissie van drie werd benoemd, die voor de uitvoering zou zorgdragen. Met taxaties, verdelingen en opmaking der schadeloosstellingen werd begonnen. De onteigening der grootgrondbezitters ving aan. De Senaatspartij (grootgrondbezitters) bestreed Tiberius bij de verkiezing, die na de aanneming der akkerwet moest plaats hebben, op felle wijze. Senaats- en volkspartij stonden met groot wantrouwen tegenover elkaar en waren bereid om geweld te gebruiken. Tiberius werd er zelfs van beschuldigd de tyran van Rome te willen worden. Toen Tiberius te kwader ure naar de volksvergadering op het Forum ging, kwam de Senaat daarnaast op het Kapitool bijeen. Wat precies de aanleiding tot het ontbranden van het gevecht is geweest, daar zijnde geleerden het niet over eens, maar op een gegeven ogenblik stortten de senatoren zich gewapend te midden van de menigte en doodden Tiberius en 300 zijner aanhangers. Met een voetenbankje werd Tiberius als een hond doodgeslagen. Dit gebeurde in het jaar 133 v. Chr., terwijl Tiberius nog geen 30 jaar oud was. Door dit ge-

welddadig optreden werd de talrijke partij van Tiberius verstrooid. Maar zijn ideaal was niet gestorven. Dit werd overgenomen door zijn 10 jaar jongeren broeder Gajus Gracchus. Gajus Gracchus Gajus Gracchus trok zich na de dood van zijn broer de eerste tijd geheel terug en ging in het leger. De akkerwet werd in het begin goed uitgevoerd, maar later geschorst. De volkspartij te Rome werd door deze schorsing verbitterd en de oppositie stak het hoofd weer op. De conservatieve Senaatspartij ging daar op strenge wijze tegen in. In deze tijd in het jaar 123 v. Chr. —• werd Gajus Gracchus tot volkstribuun gekozen. Hij was een vurig, driftig, opbruisend karakter, een groot redenaar en volgens Quack een echte demagoog. Een ander schrijver noemt hem een „waarlijk buitengewoon man, machtig en groot van geest”. Gajus zou gaan handelen als zijn broeder, maar ’t werk heel anders aanpakken. Hij zou proberen een aantal wetten en hervormingen te doen aannemen, waarmede hij ’t hele karakter van Rome wilde veranderen. Het zou een grootse en stoute poging ten voordele van het volk worden. Maar ook wilde hij zijn verslagen broeder wreken en dit gaf iets tweeslachtigs aan zijn figuur. Hij zocht zijn persoonlijke doeleinden en de gemeenschap te dienen. Tijdens zijn volkstribunaat, dat twee jaren duurde, liet hij de z.g. graanwet aannemen, die bepaalde, dat ieder burger te Rome maandelijks van staatswege tegen zeer geringe prijs een zekere hoeveelheid graan kon kopen. Deze maatregel lokte nieuwe scharen proletariërs naar Rome. Gajus liet verder een aantal bepalingen aannemen ter verzachting van het strafrecht, meer speciaal het schuldrecht. Van hem is ook afkomstig een wet op de krijgsdienst, die het levender Romeinse soldaten verbeterde. Door een wegenwet, waarin de aanleg vaneen uitgebreid wegennet werd gelast, trachtte hij werk te verschaffen aan ondernemers en arbeiders en het transport van landbouwproducten te vergemakkelijken. De Romeinse ridderstand trachtte hij voor zich te winnen door de ridders de inning der belastingen inde in zijn tijd pas ingerichte Romeinse provincie Asia over te laten. Uit de inkomsten deZer verpachtingen hoopte hij de toestand van permanente halve hongersnood te Rome te bestrijden. De macht der Senaatspartij verminderde hij door uitbreiding van het aantal senatoren, hetgeen vermindering der kwaliteit ten gevolge had. Toen ondanks al zijn maatregelen in het tweede jaar van zijn tribunaat de moeilijkheden te Rome nog groeiden, kwam hij met voorstellen die zijn val hebben veroorzaakt. Gajus wilde n.l, de overbevolking van Rome afvoeren naar andere delen van het rijk. Deze voorstellen werden, alhoewel met moeite, aangenomen. Maar toen hij in aansluiting hierop het Romeinse burgerrecht met al zijn voordelen wilde verlenen aan de bewoners van de landen, die hij onder de arme Romeinen wilde verdelen (de z.g. bondgenoten), brak de storm los. Uit egoïsme verzetten zich zowel rijke als arme Romeinen hiertegen. De rijken vreesden voor hun macht, de armen dat de spoeling nóg dunner zou worden. Met schone beloften wist men hem tijdens een korte afwezigheid, veroorzaakt door de stichting vaneen kolonie, de volksgunst te ontstelen. Bij zijn terugkomst werd hij niet meer als volkstribuun herkozen en de eerste de beste oploop was aanleiding voor de Senaatspartij om hem met gewapenden aan te vallen. Velen zijner aanhangers kwamen bij deze „veldslag” om het leven. Gajus, die de partij verloren voelde, liet zich op de vlucht dooreen slaaf doden. De oorzaak van zijn gemakkelijke val was, dat hij zijn aanhangers alleen door materiële voordelen aan zich gebonden had. Toen een andere partij meer bood, liepen velen zijner mensen over. Na zijn dood werden zijn partijgangers wreed vervolgd. Drie duizend man schijnt men inde gevangenissen opgehangen te hebben. De grote en blijvende betekenis van de Gracchen en hun strijd is echter geweest, dat zij een probleem hebben aangesneden, dat eerst op een gunstige manier opgelost moest worden, alvorens Rome onder de latere keizers inde eerste eeuwen onzer jaartelling weer tot grote bloei kon geraken.

Romeinse wagenmenner