( Hiaiainar )gggg|>ü(!3stH|g^Bl

De rare juffrouw Door Arthur Salter. Toen miss Betty Burdens den stationschef de weg naar Sunny Home gevraagd had, was het droog en de zon scheen. Wanneer ze gewild had, zou er een auto aan het station geweest zijn, maar Betty vond het origineler om de buitenplaats wandelend te bereiken. Doch ze had niet gerekend met de mogelijkheid, dat het weer onverwacht kon omslaan, maar toen zij de eerste dikke druppels hoorde tikken op haar hoedje, moest zij zich zelve bekennen, dat zij lichtzinnig geweest was. De weg liep door laag houtgewas, dat geen schuilplaats bood en een huiswas in geen velden of wegen te zien. Gelukkig ontdekte ze een telefooncel, die het departement van posterijen waarschijnlijk bij wijze van gril aan deze landweg had opgericht. Toen zij vlak bij het monument gekomen was, dat de moderne tijd hier uit glas en staal had opgetrokken, zag zij dat de cel bezet was. Een man had er bezit van genomen, ..Erg ruim is het hier niet, miss, maar met een 'beetje goede Wil kunnen in deze glazen kist wel twee mensen worden opgeborgen,” zei de man. Zij nam er even de tijd voor om op adem te komen en den man tersluiks op te nemen. Hij was jong en aantrekkelijk, maar scheen zich er niet veel van aan te trekken of hij een goede indruk maakte of niet. Hij ging tenminste rustig voort met het eten vaneen broodje

„Dit is eigenlijk mijn strafcel. miss. Ik ben kwaad weggelopen, omdat mijn tante bezoek kreeg, dat me niet leek. De regen verstoorde helaas mijn illusie om eens heerlijk in mijn eentje te wandelen.”

„Ik was op weg naar Sunny Home”, zei Betty. „En ik ben Sunny Home ontvlucht!” grinnikte hij. „Ik wist niet, dat er ook mannen op Sunny Home waren,” zei ze met een toon van verontrusting in haar stem. „Er is geen andere man op Sunny Home dan ik,” verzekerde hij en ik zal er niet zijn. omdat tante zo’n rare juffrouw laat komen, om voor haar en de andere dames te spreken over maatschappelijk werk. Tante wilde met alle geweld, dat ik er bij was, maar dat is niets voor mij, Weest u maar blij, dat u die lezing misloopt!” „Ik kan die lezing niet mis-

lopen,” zei ze, „want ik heb beloofd om te komen. Ik mag uw tante niet teleurstellen.” „Ja, dan zal er niets anders op zitten, dan dat ik telefoneer om de auto en u netjes naar Sunny Home breng. Maar zo gauw als die rare juffrouw begint, neem ik de benen.” „Dat zou ik doen,” beaamde ze. Toen Stephen Moore met Betty inde vriendinnenkring verscheen, werden zij met applaus begroet. „Dat is nog es braaf van je, Steph,” juichte zijn tante, en vervolgens zei ze tot Betty: „Als u er geen bezwaar tegen hebt, kunt u wel meteen beginnen.” Tot grote ontsteltenis van Stephen nam Betty plaats achter het kleine lessenaartje, dat op de salontafel was geplaatst. Zij keek den jongen man met een spottende blik aan. Hij kreeg een kleur, stond haastig op en een ogenblik later zagen de aanwezigen hem over het terras hollen inde richting van de weg. Betty keek hem na. Toen hij uit het gezicht was. keerde zij zich naai de vergaderde dames, nam een kleine browning uit haar tasje en commandeerde met scherpe stem: „Willen de dames hun geld en hun kostbaarheden op dat tafeltje bij de deur leggen? Vlug een beetje, maar een voor een.” Zij wuifde met een handgebaar protesten weg en alle dames brachten gedwee haar schatten naar het tafeltje. Met de revolver op de ontstelde vrouwen gericht, gooide zij de buit in het koffertje, verdween dooreen deur naar het terras, bracht de auto, die nog bij de garage stond, op gang en voor iemand het goed en wel besefte, was zij uit het gezicht.

Kopspijkers Meikeverplagen In het jaar 1832 vertoonden de meikevers zich in Frankrijk ineen buitensporig groot aantal. Het schijnt, dat zij om de vier jaren een zogenaamd vliegjaar hebben, doch deze periode is waarschijnlijk voor alle landen niet gelijk. In ieder geval zwermden er zoveel meikevers door de lucht, dat op 18 Mei 1832 de met zes paarden bespannen snelpostkoets tussen Gournay en Gisors niet verder kon en gedwongen was terug te keren. De wolk van meikevers was zo dicht, dat de paarden er niet doorheen konden komen. In Mei 1841 deed zich een ander zonderling geval voor met meikevers. De bruggen over de Saöne in Macjon waren verschillende avonden achter elkaar gesloten voor het verkeer, omdat zij bezet waren door reusaehtige zwermen meikevers. Het zichtwas daardoor zo slecht, dat de autoriteiten van Mason in het belang der veiligheid het verkeer over de brug moesten stop zetten. Meer auio's dan telefoons Inde Verenigde Staten van Amerika is de telefoon zo ingeburgerd als bijna in geen enkel ander land. Maarde auto wint het nog met stukken van de telefoon. Het aantal bezitters van auto’s is negen millioen hoger dan het aantal aangeslotenen van de telefoon! Staal en staal Staal heeft in onbewerkte toestand een zekere prijs op de wereldmarkt, maar die prijs verandert met het product, dat er van gemaakt wordt. Wanneer een staaf staal ƒ I. zou kosten wij nemen dit maar even aan dan wordt de prijs van de staaf, zo gauw als er hoefijzers van gemaakt zijn, ƒ 2.—. Als dezelfde staaf verwerkt is tot naalden, brengt hij ƒ 70. op, maar als er scheermesjes uit gefabriceerd zijn ƒ 6500. en als hij veranderd is in horlogeveren ƒ 50.000. Zo kan staal, op bepaalde manieren verwerkt, zijn gewicht in goud waard zijn.

w©o» as s [wu^Aizn_ Het mannetje uit de maan Het mannetje uit de maan kreeg het op zekere avond in zijn hoofd om zijn hoge woning te verlaten. Hij liet zich langs een zilveren manestraal naar beneden glijden en kwam juist in het land van de Turken terecht. Het was een avond, dat de sultan erg uit zijn humeur was, omdat een jonge dienaar erg brutaal tegen hem was geweest. En omdat hij zo boos was, bedacht hij een wrede straf. De jonge dienaar werd ineen bootje gezet, dat langzaam naar zee dreef. Sturen kon hij niet, want zijn handen waren vastgebonden. Als er geen redding kwam, moest hij omkomen. Maar het mannetje uit de maan had alles gezien en gehoord en zonder dat iemand het merkte, ging hij in het bootje zitten en stuurde het veilig weer naar het land. Maarde sultan,

die van de toren van zijn paleis gezien had, dat het bootje weer naar het land terugkeerde, vermoedde, dat iemand de hand in het spel had. Hij zond een paar krijgslieden te paard uit, die erin slaagden het mannetje uit de maan gevangen te nemen, juist, toen hij weer langs een manestraal naar boven wilde gaan. „Zo,” gromde de sultan, „wou jij je met mijn zaken bemoeien? Wie ben je?” „Ik ben het mannetje uit de maan, sultan.” De grote buik van den sultan schudde van het lachen. „Zo, wou je me een sprookje vertellen. Als jij het mannetje uit de maan bent, dan zal ik es zorgen, dat jij van je hele leven geen maan meer ziet!” Fluisterend gaf hij zijn orders en een ogenblik later werd het mannetje uit de maan naar de binnenplaats gebracht. Daar werd een diepe kuil gegraven en toen ze het mannetje uit de maan erin gegooid hadden, werd de kuil weer dicht gegooid. Maar het mannetje uit de maan wist een uitweg. Inde grond lag een boontje

vaneen pindaplant en doordat het mannetje uit de maan nog wat zachte manestralen in zijn zak had, wist hij het boontje zo te laten groeien, dat een stengel snel uit de aarde groeide en omhoog schoot naar de hemel. Doch wederom was de sultan op zijn hoede. Juist toen het mannetje langs de stengel van de pindaplant op weg was naar zijn hoge woning, liet de sultan de stengel dooreen slag met een sabel afknappen en het mannetje viel op de grond. „Zo,” brulde de sultan, „hou jij zoveel van pinda’s. Dat kun je gedaan krijgen, mannetje. Ik zal zorgen, dat jij je

hele leven aan een pinda gebonden bent! Laat den groten tovenaar komen!” De grote tovenaar was een klein mannetje met grote pantoffels. Hij boog voor den sultan, dm hem iets in zijn oren fluisterde. De tovenaar zwaaide met zijn staf en het mannetje uit de maan voelde zich hoe langer hoe meer ineenschrompelen, tot hij zo klein was als een speldeknop. Toen zei de tovenaar: „O da kadobra, kadabra oma! Ik wil, dat jij verdwijnt ineen pindaboontje en daar je hele leven gevangen zult zitten, omdat je onzen groten heer beledigd hebt!” Het mannetje voelde zich wegblazen en toen werd hij stijf geperst tussen de helften vaneen pindaboontje. Daardoor komt het, dat in iedere pinda, als je die van elkaar doet, een klein mannetje zit. Dat is het mannetje uit de maan. En inde maan kun je hem niet meer vinden

Zij nam een kleine browning uit haar tasje.

Hij zond een paar krijgslieden te paard uit.

„Ik hen het mannetje uit de maan, sultan."-