Voor do Metaalbewerkers

Behartiging van de belangen van jonge werklozen Ineen oud, leegstaand fabriekscomplex, eigendom van de N.V. Wilton-Feijenoord te Rotterdam, is gevestigd de Centrale Werkplaats voor jonge werklozen. Een dezer dagen zijn wij in staat gesteld deze instelling te bezoeken en te bezichtigen en van de indrukken, die wij daarbij hebben opgedaan, willen wij hier iets zeggen. De instelling zelf is in het leven geroepen door een -commissie ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid, waarin de verschillende richtingen, zowel van werkgevers- als van werknemerszijde, vertegenwoordigd zijn. Zij beoogt de jonge werklozen te behoeden tegen het gevoel van minderwaardigheid, veelal eender nadeligste gevolgen, die uiteen werkloosheid van kortere of langere duur voortvloeit. En daarnaast wordt beoogd de vakbekwaamheid op te voeren, dan wel voor verlies daarvan te waken. Het ligt immers voor de hand, dat jonge mensen, die nog in hun leertijd zijn, door een werkloosheid van langere duur, vooral wat hun bekwaamheid en vaardigheid betreft, ernstig bedreigd worden. Het is geen leerschool in engere zin; veeleer is het een voorportaal van fabriek en werkplaats te noemen. Concurrentie met het normale bedrijf is buitengesloten, omdat niet voor de vrije markt, doch in hoofdzaak voor gemeentelijke instellingen, scholen, ziekenhuizen, e.d. gewerkt wordt. Men maakte er o.a. kiepkarren ten behoeve van grondwerk, dat elders door jonge werklozen wordt uitgevoerd. Voorts rijw-ielrekken, tafels, stoelen, verlichtingsornamenten. Aankomende electriciëns zijn o.a. werkzaam om oude schoolgebouwen, die nog steeds van gaslicht voorzien zijn, te electrificeren. Omdat de gemeente Rotterdam niet over financiële middelen beschikt om deze werkzaamheden op normale wijze te laten uitvoeren, zodat onder deze omstandigheden dat werk onuitgevoerd zou moeten blijven, vormt het

thans een werkobject ten dienste van de Centrale Werkplaats voor jonge werklozen. In feite is het zo met alle onderhanden zij ndewerkobjecten het geval. De inrichting staat onder leiding van ir. Vander Scheer, een man, die weet welke bagage aan vakkennis en vaardigheid de jongelui nodig hebben om in het vrije

bedrijf weer een plaatste veroveren. Een 100-tal jongeren was er ten tijde van ons bezoek aan het werk en nog een geringer aantal buiten de werkplaatsen. De metaalbewerkers onder hen nemen wel de allervoornaamste plaats in. Naast het meer massale werk, waarbij het soms meer op vaardigheid dan op vakbekwaamheid aankomt, wordt evenwel niet verzuimd ook de bekwaamheid te bevorderen. Dat wordt voornamelijk bereikt door de benodigde werktuigen zoveel als maar mogelijk is zelf te vervaardigen. De werkplaats bevat vele machines voor de metaalbewerking, meest oude draai- en andere banken, die door diverse ondernemingen geschonken zijn. Maar we zagen er toch ook spiksplinternieuwe machines. De jongelui ontvangen één gulden per week bij wijze van zakgeld. Zij bekomen tweemaal per week een warme maaltijd en de overige dagen koffie. Een apart schaftlokaal is aanwezig. Op een tekenbureau zijn jonge tekenaars werkzaam, zoals er ook een administratie-afdeling is, die plaats biedt voor werkloze kantoorbedienden. Ir. Vander Scheer heeft ons na de rondgang een en ander over de resultaten medegedeeld. Wij vonden die zeer bemoedigend. De Centrale Werkplaats, die tijdens ons bezoek zo ongeveer 22 maanden in bedrijf was, telde gedurende deze tijd ongeveer 1500 ingeschrevenen, waarvan een 300-tal meer dan eenmaal werd ingeschreven. Van deze jongelui hebben er ongeveer 1200 de weg naar het normale bedrijf gevonden. Deze cijfers vormen het meest doorslaggevende bewijs, dat de instelling aan haar doel beantwoordt. En de jongelui én het bedrijfsleven, maar ook de gemeenschap, worden door haar werken en streven gediend. Een inrichting, noodzakelijk geworden door de gevolgen van de crisis, verricht hier een taak welke van groot maatschappelijk nut is.

Het oproer der wederdopers (11, slot) (Br. K.). Wij hebben de vorige keer verteld hoe de Wederdopers inde Duitse stad Munster de macht veroverden. Dit keer zullen wij verhalen, hoe zij weer uit Munster verjaagd werden. De lezer zal ondertussen zelf wel tot de conclusie zijn gekomen, dat dit onherroepelijk moest gebeuren, want een staat inde staat kon toen, evenmin als nu trouwens, geduld worden dooreen regering, die nog enig zelfrespect bezit. Bovendien hadden de Wederdopers te Munster nu een soort van communistische gemeenschap gesticht, van waaruit ze de ganse wereld wilden veroveren, en dat werd nog veel minder geduld. Het gevolg was dan ook, dat de bisschop van Munster, tezamen met den hertog van Kleef en den aartsbisschop van Keulen, de stad aan alle kanten insloot. Het beleg van Munster was aangevangen en zou voorlopig nog niet beëindigd worden. Wat gebeurde er ondertussen inde stad? De Wederdopers begonnen met een grondige opruiming te houden onder alle aanwezige kunstschatten. Alle beelden en schilderwerken werden uit de kerken verwijderd en kapotgeslagen. Een prachtige verzameling oude handschriften en boeken werd op de markt verbrand en zelfs muziekinstrumenten konden geen genade in hun ogen vinden. Alleen de bijbel mocht overblijven. Het persoonlijk bezit werd opgeheven en de bewoners moesten al hun geld en kostbaarheden inleveren. Op ontduiking dezer voorschriften stond de doodstraf. De schoenmakers en klerenmakers kregen opdracht er voor te zorgen, dat geen nieuwe modes werden ingevoerd. Het belangrijkste handwerk was natuurlijk de wapenhandel en zelfs de jongens werden hierin opgeleid. Naast het geweer gebruikte men nog altijd de pijl en boog en vele jongens toonden zich uitstekende boogschutters. Voor eten en drinken werd op gemeenschappelijke wijze gezorgd. Bij de gezamenlijke maaltijden zaten de mannen en vrouwen apart en terwijl zij zwijgend aten werd een hoofdstuk uit de bijbel voorgelezen. Het spreekt vanzelf, dat ineen dergelijke gemeenschap de oude vormen van stadsbestuur, door middel van burgemeester en gemeenteraad, niet gehandhaafd konden blijven. Jan Matthijsen kreeg weldra de macht volledig in handen en heerste als een koning. Omstreeks Pasen van het jaar 1534 is deze fanatieke, maar zeer zeker niet lafhartige aanvoerder bij een uitval gesneuveld. Hij werd opgevolgd door Jan van Leiden, die beweerde de dood van zijn voorganger voorspeld te hebben en die onder hem ook reeds een voorname rol had gespeeld. Jan van Leiden was een jonge, vurige en welbespraakte kerel. Hij voerde een nieuwe maatregel in het bestuur der stad in. Hij zeide, dat men twaalf oudsten of Richters hebben moest. Wat zij spraken en oordeelden zou de profeet Jan van Leiden aan de gemeente verkondigen en Knipperdolling zou die uitspraken zo nodig met het zwaard voltrekken. Na een korte onderlinge strijd tussen de Wederdopers voerde de partij van Jan van Lei-’ den een onbeperkt schrikbewind in. Knipperdolling liep, vergezeld van vier trawanten, die het ontblote zwaard inde hand droegen, door de stad en had het recht ieder zonder enige vorm van proces te doden, van welk recht hij herhaaldelijk gebruik maakte. Weldra deelde de profeet mede, dat hij zich niet kon vergenoegen met het verkondigen van de uitspraken der twaalf Richters. Hij wenste koning te zijn en het volk keurde dit goed. Hij omringde zich nu met koninklijke pracht, droeg aan een gouden keten om de hals een gouden wereldbol op een groen fluwelen kleed en zat driemaal inde week gekroond op de markt om gericht te houden. Ondertussen ging het beleg van Munster door. De Wederdopers toonden bij de uitvallen een ongelooflijke moed en zelfs de vrouwen vochten mede. Zij hadden een sterk vertrouwen in hun zaak en verwachtten redding van hun Hollandse geloofsgenoten. De verbinding met Holland is tot Januari 1535 volkomen intact gebleven en toen de Munsterse Wederdopers inde loop van het jaar 1534 een beroep deden op de Hollanders, werd dit onmiddellijk beantwoord. Van alle zijden stroomden de Hollandse en