Het nieuwjaarseiland Waar begint het nieuwe jaar het eerst? De vraag lijkt een beetje mal op het eerste gezicht. Men denkt natuurlijk bij zichzelf: het nieuwe jaar begint, als de twaalf klokslagen van het oude jaar zijn verklonken Maar men bedenkt er in het algemeen niet bij, dat dit niet overal op hetzelfde ogenblik het geval is. Wij zullen eens een voorbeeld geven. Wanneer in Stuttgart het nieuwe jaar op Donderdag begint (’s nachts om twaalf uur dus), dan is het in Philadelphia nog maar Woensdag de 31ste December, 6 uur inde avond. En te San Francisco zijn ze nog zo ver niet. Daar is het pas 31 December namiddags 3 uur. Zo is het, wanneer men naar het Westen gaat. Naar het Oosten is het net andersom. Op hetzelfde ogenblik, dat te Stuttgart het nieuwe jaar aanbreekt, is het te Calcutta reeds ’s morgens 5 uur van de eerste Januari, te Sydney in Australië is het al negen uur en op Nieuw Zeeland is het al bijna tijd om de koffiemaaltijd te gebruiken. In Nieuw Zeeland begint het nieuwe jaar dus eigenlijk het eerst. En als we nog nauwkeuriger willen zijn, dan zoeken we een klein eilandje op, ten Oosten van Nieuw Zeeland, waar de wisseling van oud en nieuw op de gehele aarde het eerst plaats vindt. Dat eilandje heet Chatoem en men zou het dus het Nieuwjaarseiland kunnen noemen. ★ Slimheid van mieren Ineen zomerwoning ineen bos kwamen in het jaar 1901 iedere nacht mieren in groot aantal binnenkruipen en verontrustten de bewoners. Om de mieren van hun ongewenste bezoeken af te houden, kwam de bewoner op het denkbeeld, een papier neer te leggen, voorzien van kleefstof, dat dus zou werken op dezelfde wijze als vliegenpapier. Nadat hij eerst een mierennest inde buurt had vernield en een groot aantal mierenpoppen voor de vogels had verzameld, legde hij verscheiden met gom bestreken repen papier voor de deur van de kamer, waarin de dieren gewoon waren binnen te dringen. Toen hij ’s morgens ging kijken, hoe zijn vinding gewerkt had, bleken alle mierenpoppen door de mieren te zijn weggesleept. Ze waren daarin geslaagd, omdat ze de kleefstof, waarmee de bewoner hun de toegang had willen beletten, onwerkzaam hadden gemaakt door ze met droge grashalmen, dennennaalden, stukjes boomschors en zand te bedekken. Zonder dat ook maar een mier bleef vastkleven, kon een geheel mierenleger dus rustig de tocht naar de kamer, waar de poppen lagen, ondernemen. Niet alleen, dat ze de poppen hadden meegenomen, de diertjes hadden ook nog kans gezien om gedurende de nacht het nest te herstellen. ★ Componisten en hun arbeid Mozart en Schubert konden bij wijze van spreken overal componeren. De scheppingsarbeid ging bij hen als het ware van zelf. leder stukje papier, waarop noten geschreven konden worden, was voor hun doel geschikt. Schubert schreef zijn „Standchen” op de achterzijde van oen spijskaart ineen Weense kroeg, waar luidruchtig feestgevierd werd. Mozart componeerde bijzonder graag ineen ratelende postkoets. Thomas, de componist van „Mignon”, Rossini, en vooral Paisello, wiens komische opera’s door Napoleon bewonderd werden, componeerden het beste in bed! Paisello moest daarbij dekens en kussens zoveel mogelijk over zich heen gestapeld hebben. Terwijl de inspiratie van Chopin voedsel vond inde elegante salons, met vrouwen, zijde, parfums en flakkerende kaarsen, liet Gluck zijn klavier inde volle zonnegloed zetten. Daarbij moest hij rijk en zorgvuldig gekleed zijn, evenals Jbseph Haydn, die zich bij het componeren niet gelukkig voelde, als hij de grote zegelring, die de Oostenrijkse keizer hem had geschonken, niet aan zijn vinger had. Bij Wagner was de kleding en de omgeving bij het componeren een hele ceremonie. Het beroemde fluwelen buis en de Wagnerbaret waren zijn eigen uitvindingen. Hij bewaarde deze kledingstukken met een roerende aanhankelijk-

heid. Zijn werkkamer werd in elke stad, waar hij verblijf had, met een verkwistende luxe ingericht. Het behang moest van rood damast zijn, een dik kleed moest op de vloer liggen en aan de zoldering moesten omvangrijke lampen hangen en guirlanden van rozen. Beethoven had al deze luxe niet nodig. Hij had de natuur nodig, zonneschijn of onweer, voorjaarslucht of winterkoude. En hij kon het beste werken, afgesloten van de mensen. ★ Postduiven in Japan In geen enkel land spelen postduiven zulk een grote rol op het gebied der berichtgeving als in Japan. De oorzaak daarvan is, dat Japan veel geteisterd wordt door aardbevingen en dus overeen berichtendienst moet beschikken, die dooreen aardbeving niet verstoord kan worden. Ook inde particuliere berichtgeving maakt men in Japan veel van postduiven gebruik. leder belangrijk persbureau beschikt overeen grote staf van geschoolde postduiven, die door de reporters meegenomen worden. Zij brengen sneller dan vliegtuigen de berichten op het

bureau. De „Nippon Dempo” is zodanig op de berichtgeving van postduiven ingesteld, dat zij van het dak, waar de postduiven aankomen, een buispostleiding heeft naar de verschillende afdelingen, waar de berichten terecht moeten komen. Een belichte film, die door de postduif aangebracht is, bevindt zich reeds een paar seconden later inde donkere kamer en korte tijd daarop ligt de foto op de redactietafel. Deze berichtendienst met postduiven wordt vooral toegepast als Japanse reporters schepen tegemoet varen, die belangrijke persoonlijkheden aan boord hebben, die gefotografeerd en geïnterviewd moeten worden. De film wordt in een draagbare donkere kamer, een soort zak, in een lichtdicht buisje gedaan, dat de postduif op de rug gebonden wordt. Van groot belang is natuurlijk de berichtgeving met postduiven, als bij aardbevingen telegraaf en telefoon gestoord zijn. In alle plaatsen zijn postduiven gestationneerd, die berichten van aardbevingen op vliesdun papier geschreven naar Tokio brengen, zodat men daar de nodige maatregelen kan nemen om hulp te bieden aan de geteisterde streken.

( "mm™ «mHM

Het Parijse modelletje DOOR MAX VAN AMSTEL „Voor jóu, lieveling,” schreef Hans uit Parijs, „voor jou breng ik iets héél moois mee. Je zult er dól blij mee zijn, maar wat het is, dat vertel ik je niet. Je zult het wel zien, wanneer ik weer thuis ben.” En nu was Hans weer thuis. Een paar uur geleden op Schiphol aangekomen. Natuurlijk was hij doodmoe. En Gerti bracht hem naar de slaapkamer om een poosje heerlijk te gaan uitrusten. En toen hij, lekker fris, weer inde huiskamer verscheen, begon hij te vertellen van Parijs, de sprookjesstad. Van de Eiffeltoren, van de Madelelne, van de Are de Triomphe, van het Louvre... van alles en nóg wat. Hij raakte niet uitgepraat. Natuurlijk luisterde Gerti met gretige belangstelling. Maar toch dwaalden haar gedachten steeds af naar de koffer van Hans, die daar ineen hoek stond. Wat zou er inzitten voor haar? Eindelijk liep Hans naar de koffer toe, opende hem en haalde er een doos uit. Met een geheimzinnig lachje hield hij die voor zich uit en zei tegen Gerti, die zat te popelen van ongeduld: „En hier is nu wat ik je heb beloofd, vrouwtje. Zoals je waarschijnlijk wel begrepen zult hebben, is het iets op modegebied. Wat zou ik anders voor je kunnen meebrengen uit Parijs. Ik heb lang gezocht eer ik iets vond

dat bij uitstek voor jou geschikt was en tenslotte viel mijn keus hierop. Het is hyper-modern, kind, zélfs voor Parijs. Op het ogenblik flaneert iedere Parisienne ermede langs de boulevards. Nou, hier, pak zelf maar uit,' je zit warempel te trappelen van nieuwsgierigheid!” Met bevende vingers opende Gerti de doos. „Ooooooo!” riep ze. In haar handen hield ze een hoedje. Een héél eenvoudig modelletje. Zó eenvoudig dat ze zelfs één ogenblik een béétje teleurgesteld was. Maar meteen begreep ze, dat juist de eenvoud het fijne van dit hoedje was. Héél eenvoudig, maar daardoor juist zo gedistingeerd. O, Hans had een voorname smaak! En dan! Het feit alleen, dat dit hoedje zo uit Parijs kwam, dat hier in Holland waarschijnlijk geen enkele vrouw zo’n hoedje bezat, bracht haar reeds buiten zichzelve van blijdschap. Zij, Gerti, zou de eerste zijn, die met zo’n modelletje zou lopen inde stad! Ze rende ermee naar de spiegel. Het paste prachtig, maar het duurde lang, eer het helemaal naar haar zin stond. Hier nog een lokje haar er onderuit,... z0... nog een tikje schuiner aan deze kant... z0... zó stond het prachtig. Met een koket lachje vertoonde zij zich aan Hans. Die knikte tevreden en zei ernstig; „Ja, ik wist wel dat het je goed zou staan. Chique kleren staan jou. Je hebt er het elegante figuur voor. Goeie hemel!”,lachte hij toen plotseling, „ik zou werkelijk verliefd worden op mijn eigen vrouw!” „Wórden?” pruilde Gerti met een allerliefst snoetje, „bén je dat dan niet meer?” „Natuurlijk, schat!” lachte hij, terwijl hij haar omhelsde, „maar vertel me nu eerst eens, is het naar je zin? Je hebt er nog niets van gezegd!” „O, Hans,” en ze knelde haar armen om zijn hals. „Je kunt niet half begrijpen, hóé blij ik ermee ben! Maar,” voegde ze er toen plotseling aan toe, „was het niet érg verkwistend van je? Was het niet vréselijk duur?” „Te duur? Voor jóu?” lachte hij. „Al had het honderd francs gekost, dan had ik het nóg voor je gekocht. Maar zó duur was het niet hoor!”

Die middag ging Gerti natuurlijk de stad in. Ze kón eenvoudig niet thuis blijven. Stel je vóór, met zó’n heerlijk bezit als een écht Parijs hoedje? Ze móést het laten zien. Ze zocht de drukste straten op en bewonderde haar eigen spiegelbeeld inde winkelruiten. Wat stónd het haar goed! Wat een chique type was ze eigenlijk. Hans had gelijk, zij had een figuur voor mooie kleren. Ze zocht expres hoedenwinkels op, om naar de etalages te kijken. Maar neen, haar hoedje zag ze nergens. Wat was Nederland toch eigenlijk achterlijk op modegebied. Gerti voelde zich een excentrieke vrouw, gekleed volgens de laatste Parijse mode. Ze trok haar hoedje nóg een beetje schuiner, wiegde een beetje met haar heupen, keek uitdagend rond... ze voelde zich een beetje Francaise... een beetje... Parisienne! Verbeeldde ze het zich, of kéken de dames naar haar? „Zeve stuiver, zeve stuiver, uitzoeke!” klonk luid de stem van een marktkoopman. Om zijn kar verdrongen zich een massa dames, om te trachten een hoedje van de kar machtig te worden. Over elkanders schouders, onder elkanders armen door probeerden ze een blik te slaan in het kleine spiegeltje, dat tegen één van de palen der kar was opgehangen. Plotseling stokte Gerti’s adem het was of haar hart bleef stilstaan op de jolige kop van den schreeuwenden marktkoopman hing, achterste-voren haar Parijse modelletje

„Zere stuiver, zeve stuiver, uitzoeke!”

„En hier is nu wat ik je heb beloofd, vrouwtje.”