IJlfJiralotwt iHuém.Joria

Brieven van vrouwen Beste Ans, Ik weet niet, of ik het mis heb, maar er lijkt over sommige mensen een moedeloosheid te komen. Ik bedoel nu niet de mensen, die dagelijks inde politieke of inde vakbondsstrijd staan. Je ziet wel aan de actie, die onze Bond allerwegen ontplooit en aan de groei van het ledental, dat hier van moedeloosheid allerminst sprake is. Maar ik heb meer het oog op de mensen, die zo’n beetje aan de zelfkant van de arbeidersbeweging leven, intellectuelen van allerlei slag, kunstenaars, ambtenaren en middenstanders. Mensen, die zich niet rechtuit „rood” noemen, maar die in hun hart toch de verbetering van onze maatschappelijke verhoudingen alleen van de arbeidersklasse verwacht hebben. Een uitgesproken politieke richting hebben zij niet. Je vindt ze in allerlei comité’s, voor het republikeinse Spanje, voor het Chinese kind, voor handhaving van de democratie en bestrijding van het fascisme. Kortom het zijn mensen, wie het met de geestelijke vrijheid volle ernst is. Ze missen alleen, wat wij allemaal wel hebben: geloof, vertrouwen inde toekomst. En omdat ze de innerlijke zekerheid, die de georganiseerde arbeiders ook in moeilijke ogenblikken nooit verlaat, niet bezitten, laten ze zich te gauw meeslepen door de gedachte: „het helpt toch niet”. Met „het” bedoelen ze dan hun en aller strijd tegen het fascisme in zijn vele, weerzinwekkende vormen. Ik ken van die mensen, Ans, die op één slag hun fut verloren, omdat Duitsland en Italië op het ogenblik inde internationale politiek een beetje de wind inde zeilen hebben. Tenminste: schijnbaar, want men zal de dag niet prijzen, voordat het avond is! En nu begrijp je wel, dat ik niet met jou ga keuvelen over de internationale verhoudingen. Dat zou mij slecht staan. Maar ik voel er toch Wel zoveel van, dat ontmoediging koren op de

molen van het fascisme is. Een van de methoden van het fascisme is, om de mensen stukje voor toeetje murw te maken, ze inde gedachte te brengen, dat het fascisme, welke naam het ook draagt, een onweerstaanbare macht is, waaraan je je maar zo gauw mogelijk ondergeschikt moet maken. Het is een massa-beïnvloeding, gebaseerd op bluf en geweld, en het is zaak, dat wij dat spelletje goed blijven doorzien. Want wat ik straks zei over die zelfkanters, die mensen van goede wil en een respectabele overtuiging, komt ook wel eens voor in onze eigen kringen. En speciaal onder vrouwen. Ik hoorde laatst inde winkel van de coöperatie nog een vrouw weeklagen, dat het fascisme ons allemaal onder de voet zou lopen. Toen zei een ander, dat ze dan ook maar niet meer inde coöperatie moest kopen, want de coöperatoren vormen met elkaar een sterke macht tegen het fascisme. Dat was midden inde roos geraakt, want diezelfde vrouw, die haar moedeloosheid demonstreerde, was een volbloed coöperatrice. En toen ze er goed over na dacht, gaf de coöperatieve overtuiging haar de innerlijke zekerheid terug, die ze een ogenblik was kwijt geraakt. Hoe vind je ’t, dat De Verbruiker een hele boel groter en mooier wordt? Dat was ook nodig, zal je zeggen. Ja, we worden tegenwoordig zó verwend, op het stuk van kranten, dat we soms, jammer genoeg, geen oog meer hebben voor wat degelijk en eenvoudig is. Maar een blad, dat de massa wil bereiken en ook werkelijk gelezen wordt, moet nu eenmaal met zijn tijd meegaan. Wij zitten met verlangen naar het eerste nummer uitte kijken. Jullie ook zeker. Kom, het is tijd om te eindigen. Van de internationale politiek naar De Verbruiker lijkt een grote stap, maar voor iemand, die weet, welk een geweldige vredesmacht de coöperatieve beweging inde schaal kan werpen, is die stap zo groot niet. Hartelijke groeten van je zus Fie.

Slapende rijk geworden Vier jaar geleden ging m Washington een jonge kerel in zijn onverwarmde zolderkamertje naar bed. Hij had honger en had het koud onder zijn enkele deken. Toen hij wakker werd, lag hij tussen fijne linnen lakens ineen pronkbed. Hij schoot overeind en wreef zijn ogen uit, toen hij merkte, dat zijn handen in plaats van ruw en gehavend zacht en blank waren en keurig gemanicuurd. De kale vloer van zijn zolderkamertje had plaats gemaakt voor dikke tapijten en schilderijen hingen aan de muren. Een meisje kwam van achter een scherm te voorschijn en de jonge man was overtuigd, dat hij droomde. „Bent u eindelijk wakker?” zei ze zacht. „Welnee,” zei hij, „dit is een droom”. „U is erg ziek geweest”, zei het meisje. „Ik ben uw verpleegster.” Hij kon niet geloven, dat alles echt was. Een bediende kwam binnen en bracht hem op een zilveren blad zijn ontbijt. Ofschoon hij zich kneep om zich ervan te overtuigen, of hij wakker was, zei hij tot zichzelf, dat hij spoedig weer in zijn zolderkamertje ontwaken zou. Tevergeefs probeerde de dokter hem te overtuigen, dat hij inderdaad wakker was. Toen hij wat aangesterkt was, bemerkte hij, dat hij ineen prachtig huis woonde met een mooie tuin. „Het kan niet waar zijn”, zei hij, in zichzelf. „Laat ik nooit meer wakker behoeven te worden”. Advokaten kwamen om hem te vertellen, wat er gebeurd was. Door uitputting, was hij ineen diepe slaap geraakt en het einde was geweest, dat men hem naar een ziekenhuis had gebracht. Vier jaren achtereen had hij geslapen. Gedurende die vier jaar was een rijke oom overleden en had hem een groot fortuin nagelaten. Met grote moeite had men hem in het ziekenhuis opgespoord en naar het huis van zijn oom overgebracht. De advocaten vertelden hem, hoe hij gevoed was door injecties en tenslotte overhandigden zij hem een chèque van enige millioenen dollars. „Het kan niet waar zijn”, dacht de jonge man. „Als ik wakker wordt is natuurlijk al het geld verdwenen. Maar ik zal doen met mijn. geld wat ik kan, voordat het morgen wordt.” Ineen prachtige auto bestuurd dooreen chauffeur, liet hij zich door de straten rijden. Als hij iemand zag, die arm leek, liet hij stil houden en gaf zo iemand een pakje banknoten. „Het is natuurlijk geen echt geld”, zei hij dan, „maar ik wil in mijn droom de mensen gelukkig maken.” ledere avond als hij in slaap viel, dacht hij: nu is het afgelopen. Maar ’s morgens zei hij tegen zijn bedienden; „De droom schijnt nog niet uitte zijn”. De advocaten, die zagen, dat hij zijn gehele fortuin weggaf, brachten hem in zijn oude zolderkamertje, maar ook dat genas den jongen man niet van de waan, dat hij droomde. Ten einde raad brachten de advocaten de zaak voor het gerechtshof, inde overtuiging, dat hij in zijn vierjarige slaap zijn verstand verloren had. En de rechters weten ook geen raad met het geval en heel Amerika spreekt van den slaper, die niet wil geloven, dat hij wakker geworden is! ★ Weven inde gevangenis Vele van de vloerkleden in het Buckingham Palace te Londen, het paleis van de Engelse koningsfamilie, zijn geweven door gevangenen in de Centrale Gevangenis te Agra in Voor-Indië. In het South-Kensington Museum kan men een prachtexemplaar vaneen zijden vloerkleed bewonderen, dat eveneens door gevangenen is gemaakt en ook in sommige paleizen van het Europese vasteland vindt men van deze karpetten. Alleen gevangenen, die tot een langdurige vrijheidsstraf zijn veroordeeld, kunnen aan dit werk deelnemen, omdat er heel wat tijd voor nodig is om ze af te richten. Het werk vordert heel langzaam, slechts enkele centimeters per dag. De kleuren worden op wonderbaarlijke wijze gemengd, hoewel de wevers zelf het patroon niet kennen. Alleen de opzichter kent het en hij roept van de voorzijde van het weefgetouw: „zes groen, vijf blauw, twee zwart”. De mannen aan de andere zijde nemen de draden van op gehangen kluwens en brengen ze op de gewenste lenefe En m knor antwoorden zij den „Het zal geschieden zoals gij wenst, heer.”

Het gebouw van „De Handelskamer” te Rotterdam.