MmMMH HM &njorw.

Brieven van vrouwen Beste Ans, Ja, jij hebt het maar fijn gehad inde vacantie! En al heb ik ook geen klagen, zo’n wereldreizigster in eigen land als jij ben ik niet geweest. Van het mooie weer heb ik net zo echt genoten als jij, maar in mijn eigen huis. Dat wil zeggen, we hebben veel gewandeld en ook wel een eindje gefietst af en toe, maar elke dag kwamen we weer naar huis om in ons eigen bedje te slapen. Er zijn ook dagen geweest, dat ik helemaal niet van huis geweest ben, omdat ik het veel te druk had. Je zult zeggen: vacantie, en dan druk, hoe kan dat nu? Het is toch heel eenvoudig. Je weet, dat in Augustus, September en de eerste helft van October de moderne arbeidersbeweging in Nederland een inzameling heeft georganiseerd voor de Spaanse kinderen, die voor ons aller rekening in koloniehuizen in Frankrijk verpleegd worden. Het spreekt vanzelf, dat die inzameling goed moet slagen en omdat dit moet, heb ik er een deel van mijn vacantie aan besteed. Ze waren bij ons met de voorbereiding nog niet helemaal op streek; er moesten nog wijken ingedeeld worden en looplijsten worden gemaakt en bovendien konden ze bij het inzamelen zelf ook nog wel een paar handen gebruiken. Zodat ik dus, tot half October toe, ook mijn steentje bijdraag inde strijd van het Spaanse volk tegen het internationale fascisme. Ik doe het graag, want ik heb altijd het gevoel gehad, dat wij hier lang niet genoeg doen, als je dat vergelijkt met de geweldige offers, die de Spaanse republikeinen brengen. Maar je staat er versteld van, wat een gebrek aan begrip of je nog bij de mensen ontmoet, als je met je lijst aan de deur komt voor een kleine bijdrage. Inde eerste plaats zijn er mensen, die nog Steeds denken, dat de uren van de Spaanse republiek geteld zijn. Dat hebben er wel meer gedacht, o.a. de Engelse eerste minister Chamberlain. Zijn z.g. vriendschapsverdrag met Italië ging er helemaal vanuit, dat Franco binnen een paar maanden baas zou zijn in Spanje. En wat is ervan terecht gekomen? Algemeen is de gedachte, dat in ieder geval de strijd in Spanje

een nieuwe winter tegemoet gaat. En hoe meer inde democratische volkeren van Europa de gedachte leeft, dat de geest van het republikeinse Spanje onoverwinbaar is, hoe minder kans is er, dat de democratische regeringen zullen blijven afwachten totdat Franco overwonnen heeft. Om die geest inde volkeren te versterken, moet vooral de arbeidersklasse zich zoveel mogelijk laten gelden. En zij is wel de laatste, om eerder dan onze Spaanse kameraden zelve het hoofd inde schoot te leggen. Het is erg goed, dat wij nu twee-en-een-halve maand lang onze mensen dagelijks er aan herinneren, dat er in Spanje een strijd gestreden wordt, die ook voor ons allen kan beslissen of wij inde toekomst in vrijheid zullen leven of onder de druk van het fascisme, in welke vorm ook. En als zij de strijd van het Spaanse volk goed begrijpen, moet het hun een plicht zijn om het kleine offer te brengen, dat wij van hen vragen voor de Spaanse kinderen. Ik heb geen klagen met mijn lijst, dat moet ik zeggen. En ik hoop, dat de opbrengst zo groot zal zijn, dat daarvan een klinkend getuigenis uitgaat. Weet je wat mij verwonderd heeft? Dat de inzameling voor de culturele organisaties zo beneden de verwachting is gebleven. Amper tienduizend gulden voor het nuttige werk van Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling, de A.J.C., de Sportbond en de Bonden voor zang, muziek en toneel. De vakbeweging heeft er ook door de verkoop van zegels krachtig aan meegeholpen, maar ik heb de indruk, dat van de inzameling met enveloppen niet veel is terechtgekomen. Dat is erg jammer, omdat vooral de z.g. kleinere culturele organisaties op geen enkele wijze financiëel door de arbeidersbeweging worden gesteund en voor die beweging altijd klaar staan. Ben jij nog naar het Sterkamp van het Instituut geweest? Wij konden niet weg, maar naar wat ik er inde krant en in „Wij” van gelezen heb, moet het erg mooi geweest zijn. Wordt er bij jullie nog grote drukte gemaakt van de Nationale Feestdag? Laat maar es gauw wat van je horen. Hartelijke groeten van je Fie.

«gai^HK|HPEREH Inde val In grootmoeders tuin groeiden pruimen, peren, appels, aalbessen, frambozen, kersen, wat niet al. Maar toen Kees in het donkere boerenhuis met het grijze rieten dak de vacantie kwam doorbrengen, was de tijd van de aalbessen, kersen en frambozen voorbij. De appels en de peren waren nog niet rijp, maar tussen de blaren van de oude knoestige pruimenboom hingen verlokkend de gele vruchten en Kees stelde zich voor, dat hij zich daaraan in zijn vacantieweek eens heerlijk te goed zou doen. Het was een grote teleurstelling voor hem, toen grootmoeder zei: „Hoor es, Kees, van de pruimen moet je afblijvên. Je mag ’s morgens in het gras naar de afgevallen pruimen zoeken en daar krijg je je deel van, maar plukken mag je er niet één.” „Wat hindert dat nou,” vond Kees, „er zitten er wel duizend aan.” „Dat is wel mogelijk,” antwoordde grootmoeder, „maarde meeste daarvan hebben een bestemming. Elk jaar krijgt de dominee een mandje pruimen, de dokter en de notaris. Dat zijn ze zo gewend en deze pruimen zijnde lekkerste van het hele dorp.” Daarmee was de zaak afgedaan, dacht grootmoeder. Maar Kees kon van de gedachte, om uit zo’n grote boom vol pruimen zelf de heerlijke Vruchten te plukken, niet gemakkelijk afstand doen. Hij had voor zich zelf al uitgemaakt, dat

het niet moeilijk was, om zonder ladder inde boom te klimmen. De stam was maar kort en splitste zich op ongeveer twee meter hoogte in twee dikke armen, die elk een menigte takken als uitlopers hadden. Hij zou, meende hij, gemakkelijk genoeg, zijn voet inde opening tussen de twee dikke takken kunnen zetten.

Er gingen een paar dagen voorbij, zonder dat Kees pogingen deed om inde boom te klimmen. Dat deed hij niet zo zeer, omdat hij aan grootmoeders verbod dacht, maar omdat er voortdurend mensen inde nabijheid van de boomgaard waren. Grootmoeder zelf verliet haast nooit de boerderij, de knecht liep ook haast altijd op het erf rond en anders was er nog wel de meid om een oogje op hem te houden. Maar toen grootmoeder op een dag een pannetje soep naar een zieke vrouw bracht, de knecht een koe uit de wei moest halen en de meid inde schuur bezig was, zag Kees zijn kans schoon. Toen hij dacht, dat niemand kon zien, dat hij het verbod overtrad, sloeg hij zijn armen en benen om de stam heen en werkte zich hijgend naar boven. Het was niet zo gemakkelijk als hij gedacht had, maar eindelijk lukte het hem toch zijn voet inde gaffelvormige opening te krijgen. Hij hees zich aan zijn armen verder op, en daar stond hij zelfvoldaan rond te zien en te bedenken, in welke van de beide takken hij zou klimmen, om zich eens naar hartelust te goed te doen. Maar juist, toen hij zijn keuze gedaan had, hoorde hij vlak bij het loeien vaneen koe. Hij dacht, dat de knecht al terug was en schrok zo, dat zijn voet uitgleed en hij juist met zijn knie inde opening tussen de twee takken terecht kwam. Dat gebeurde met zoveel kracht, dat hij muurvast geklemd zat. Zijn armen had hij om de twee takken heen geslagen, om niet achterover te te vallen. Niet alleen van pijn, maar ook van angst begon Kees te schreeuwen zo hard hij kon. Maar niemand hoorde hem. De koe van den buurman, die zo onverwacht geloeid had, keek eens lodderig over de heg heen, maar nam geen notitie van den schreeuwenden jongen. Eindelijk kwam Jans, de meid, aanhollen. Eerst stond ze met haar handen inde zij verschrikkelijk te lachen. Kees werd erg kwaad, maar dat hielp hem niets. Toen Jans tenslotte besloot, om hem uit zijn benarde positie te verlossen, bleek, dat ze er de kracht niet toe had. Kees zat te vast geklemd. „Dat zal Piet moeten doen,” zei ze. Er zat niets anders op. Kees moest wachten. De tranen van spijt en van pijn biggelden over zijn wangen. Hij hoopte alleen maar, dat de knecht eerder terug zou zijn dan grootmoeder. Maar dat liep heel anders. Al heel gauw was , grootmoeder terug en toen zij Kees zo inde benauwdheid zag, moest ze ook lachen. „Dat is je verdiende loon, mannetje,” zei ze. „Zo komen de pruimendieven te pas!” Samen met Jans probeerden ze Kees te verlossen, maarde beide vrouwen konden de jongen niet hoog genoeg boven hun hoofd tillen, om zijn knie uit de omarming van de beide takken te verlossen. Het duurde nog een kwartier voordat Piet kwam, die lang was en heel sterk. Zodoende werd Kees ten slotte bevrijd. Maar hij had een dikke, blauwe knie, die nog dagen daarna erg pijn deed. „Gelukkig,” zei grootmoeder, „dat de boom je je straf al gegeven heeft. Want anders zou ik het hebben moeten doen en dan had ik je onverbiddelijk naar huis gestuurd.” Voor de rest van de vacantie bleef Kees maar een eindje uit de buurt van de pruimenboom.

„Zodoende werd Kees tenslotte bevrijd.”

„Zo komen de pruimendieven te pas!”