Kijkjes in het natuurleven In vorige artikelen heb ik al enkele malen verteld, dat de seizoenindeling op de kalender ons niet inde war mag brengen. En nu zeg ik ’t weer: mensen, die op de kalender afgaan en menen dat de lente op 21 Maart begint, komen te laat. Voor den natuurvriend begint de lente veel vroeger; direct na de jaarwisseling kan hij de eerste verschijnselen verwachten en hij vraagt zich daarbij af, of dit jaar de zanglijster, de hazelaar of ’t sneeuwklokje de lente zullen inluiden. Dit is n.l. verschillend; ’t ene jaar komt de zanglijster ons verrassen, een ander jaar ’t sneeuwklokje of de hazelaar. Het is, terwijl ik dit schrijf (2 Januari), echt winter. Buiten is alles met een dikke ijskorst bedekt: de sneeuw, die na Kerstmis viel, heeft ons een mooi winterlandschap bezorgd. De klimop- en hulsttaladeren zijn door de kou donkerder van kleur geworden; de laurier, rhododendron en aucuba hebben hun dikke leerachtige bladeren laten hangen en het lijkt of ze ’t er nooit meer bovenop zullen halen. Maar zo gauw het dooit gaan die bladeren weer overeind staan en de struiken zien er uit alsof er geen strenge vorst geweest is; ook de bladeren van hulst en klimop krijgen hun groene tint weer terug. En onder dorre bladeren of in beschutte hoekjes vinden wij dan overal bleekgroene groeipiekjes van allerlei jong lentegoedje. Dan duurt ’t niet lang meer of wij worden op een zachte Januarimorgen verrast door de luide, volle zang van de zanglijster, die, hoog ineen boom gezeten, de slapende omgeving schijnt wakker te roepen. Hij zingt eerst alleen inde vroege morgenuren, later ook tegen zonsondergang en eindelijk de hele dag, ook al regent of hagelt het. Alleen wanneer onverwacht weer eens een harde winterweek de lente-ontplooiing komt remmen, dan bergt ook de zanglijster zijn fluit op, doch zodra het kwik inde thermometer weer stijgt, begint het feest opnieuw. Onze grauwe zanger schijnt alle vogeltalen te kennen; in zijn lied horen wij achtereenvolgens gefluit van merel, spreeuw, mus, koolmees, pimpeltje eli van vele anderen, bovendien allerlei composities van eigen vinding. Weldra nemen ook de mezen hun plaats in het lente-orkest in, en het roodborstje en de winterkoning, die de hele winter door zachtjes gezongen hebben, fluiten,'nu het lente gaat worden, nog eens zo mooi. Het roodborstje met hoge, fijne fluittoontjes, de winterkoning met veel trillers en blij geschetter. De zanglijster zit dag aan dag in dezelfde boom, de winterkoning echter houdt het nergens langer uit dan een

enkele minuut; steeds zingend sluipt dat kleine, bruine kereltje tussen de struiken door, op zoek naar voedsel. Wanneer dan aan ’t eind van deze en ’t begin van de volgende maand de zon al zo lekker warm gaat worden, dan bloeien hier en daar weer madeliefjes, paarse dovenetel en enkele andere planten, die ’t hele jaar door bloemen hebben. Dan komen ook de sneeuwklokjes door ’t dorre gras heen pieken onder de bloeiende hazelaar. * * * De hazelaar is de hazelnootboom, die meestal ’t nieuwe jaar begroet met nieuw geboren leven, de gele stuifmeelkatjes. De hele winter door waren ze als grijs-groene rolletjes aan de takken te zien, doch nu hebben zij zich gerekt en bij droog weer waaien er wolkjes goudgekleurd stuifmeel uit de struik. Sinds de oudste tijden heeft de hazelaar in het mensenleven een grote rol gespeeld. Reeds de oude Germanen hielden deze boom in grote ere en ’t was zeer begrijpelijk, dat zij, die kachels noch kunstlicht kenden en voor wie een winter dus oneindig veel harder was dan voor ons, de bloeiende hazelaar in Januari met vreugde begroetten. Zij plaatsten lange, dunne loten van deze boom om de plaats, waar recht werd gesproken en luidde het vonnis, dat een geseling moest worden toegediend, dan werd daarvoor een twijg van de hazelaar gebruikt. Ook was voor de Germanen de hazelaar het zinnebeeld vaneen leven na de dood, daar immers elk jaar uit het dode hout weer nieuw, jong leven opbloeide. Daarom gaven zij de doden dikwijls hazelnoten mee in hun graf; dat daaruit dus wel eens hazelstruiken ontsproten was geen wonder. Eveneens een hazelaar takje was ’t, dat sinds mensenheugenis gebruikt werd en wordt als wenstak en waterprofeet. En nog in deze dagen, ondanks de scherpste wetenschappelijke critiek en bespotting, leeft het geloof, dat men met een gaf fel vormig hazeltwijgje waterbronnen kan vinden. De wichelaar, zoals deze waterzoeker genoemd wordt, houdt de hazeltwijg onbewegelijk voor zich uit, terwijl hij over het land loopt. Tenslotte draait de twijg geweldig in zijn hand door en dan stopt hij. „Daar is water”, zegt hij

dan. En het wonderbaarlijke daarbij is, dat hij bijna altijd gelijk heeft. Ook is zo’n simpel twijgje in staat goud of ander kostbaar metaal, dat inde bodem aanwezig is, te verraden, tenminste als het een echte wenstak is. Zo’n tak moet in drie sneden van de struik gehaald worden, met een mes, waarmee nog nooit een mens gèwond of een dier gedood is. Bovendien moet de maan uit het Oosten door de gaffel heen schijnen op ’t moment dat de twijg gesneden wordt. Nu kan iedereen ’t dus eens proberen. Veel succes. * * * Na dit folkloristisch intermezzo gaan wij takken afsnijden van verschillende bomen en heesters, niet om waterbronnen op te sporen, maar om een stukje vervroegde lente in huis te halen. We snijden niet te veel van één boom of struik en rukken de takken niet af. We kiezen daarvoor uit en alleen als we er toestemming voor hebben takken van: hazelaar, els, berk, sering, kastanje, kers, linde, ribes, wat we maar krijgen kunnen. Die takken zetten we thuis in gewoon water, desnoods met een paar korreltjes zout er bij. Wij snijden onder water de uiteinden van de takken af en herhalen dit afsnijden na een dag of tien, om te voorkomen, dat de sapkanalen inde takken verstopt raken. Als wij deze, takken , ver van de kachel en dicht bij ’t raam plaatsen, dan duurt ’t niet lang of ze beginnen uitte lopen. ’t Mooie ervan is, dat wij het groeiproces van dag tot dag volgen kunnen. En de goede tekenaars onder ons kunnen dat verloop tekenen met de datum erbij. Maar ook de minder goede tekenaars kunnen ’t proberen te tekenen, want ’t gaat er niet om een kunststukje te maken, ’t voornaamste is, dat wij bij het tekenen al dit mooie tot inde fijnste bijzonderheden zien. UMBROSA.

_ _ A _ ■ lat fflfi ■tf ''fiTd 'ElftEB WC» U

Rotterdam • JL, E'l. °PJ2l J.fUav. vindt de tweede filmochtend plaats in het City-theater. Vertoond wordt de hoofdfilm „Het gebeurde op een avond . Toegangskaarten a /0.20 verkrijgbaar bij de bekende adressen. Haast u, want de voorraad is zeer beperkt. Verder een ernstig beroep op allen, die betrokken zijn bij ons lekenspel. Het zal jullie bekend zijn, dat op 24 Februari m de Grote Doelenzaal een openbare bijeenkomst wordt gehouden ter ondersteuning van de jeugdeisen van A.J.C., N.A.S.B. en Jeugdraad N.V.V. ™, SSHTw SSS STSr. Door onze groep zal een belangrijk gedeelte moeten wordén verzorgd en hiervoor wordt niet alleen de medewerking'gevraagd van lekenspelers, doch ook onze muzikanten en onze dansgroep zullen er aan te pas moeten komen.

Komt regelmatig op de repetities. Maakt verder reeds propaganda onder de jongeren. Toegangskaarten zijn al verkrijgbaar en kosten ƒ0.25 per persoon. Kort geieden deelden wijdoor middel van de krant onze plannen mede inzake de oprichting vaneen amusementsorkest. Tot heden kwamen een paar aanmeldingen binnen, doch te weinig om te beginnen. Zij, die alsnog ’t plan hebben, zich hierbij aan te sluiten, moeten zich zo spoedig mogelijk opgeven bij F Baan, zwaanshals 48> of op de Vrijdagavondrepetities. Ook meisjes-muzlkanten zijn van harte welkom. g" opioep “ Thans volgen onze repetitieavonden: Maandag, 8 uur: declamatiegroep; Dinsdag, 8 uur; rhythmische dansgroep; Woensdag, 8 uur: lekenspel; Donderdag, 8 uur: werkgroep: Vrijdag. 7.30 uur: R.R.R-repetitie: Zaterdag, 8 uur: conversatie-

avonden; Zaterdag 20 Januari, 8 uur: bonte avond, aangeboden aan dé ouders van onze leden. Alle bijeenkomsten inde jeugdzaal, Oosterkade 20. Bezitten alle jeugdleden reeds een spaarboekje? Inlichtingen bij onzen penningmeester. P. A. Barm, P. de Raadstraat 49c. Winschoten (A. v. D.). Zaterdag 23 December 1939 heeft de jeugdgroep van Winschoten het programma van de jaarlijkse feestavond der afdeling verzorgd. Het was de eerste keer, dat wij dit als jonge groep moesten doen, maar desniettemin zijnde mensen zeer voldaan naar huis gegaan. Jan Landman wekte in zijn korte doch pittige rede de jonge makkers inde zaal op, deel te nemen aan het werk van de jeugdgroep. Het was een mooie avond voor het publiek, maar nog mooier voor de jeugdleden, die hun moeite van het vele repeteren voor muziek en lekenspel ruimschoots beloond zagen.

Hazelaarkatjes

De zanglijster