Het leven van Zamenhof (XII) Idealistisch profeet (slot) Daar klonken Zamenhofs woorden door de stilte: „Ik groet U, geliefde geestverwanten, broeders en zusters van de grote mensenfamilie der gehele wereld, die samengekomen zijn uit dichtbije en verre landen, om broederlijk elkaar de banden te drukken in naam van de grote idee, die ons allen verbindt. Heilig is voor ons de dag van heden. Bescheiden is onze bijeenkomst, de buitenwereld weet er niet veel van en de woorden, die bier gesproken zullen worden, vliegen niet telegrafisch naar alle oorden van de wereld; er bomen geen regeringshoofden, geen ministers tezamen om de politieke kaart van de wereld te Wijzigen; er schittert geen luxueuse kleding met een overdaad van imponerende ordetekenen in °nze zaal; er weerklinken geen kanonnen om bet eenvoudige huis, waarin we ons bevinden; hiaar door de lucht vliegen geheimzinnige klanken, niet hoorbaar voor het oor, maar voelbaar yoor iedere gevoelige ziel: het zijnde klanken Va-h iets groots, dat nu geboren wordt. Door de lucht vliegen geheimzinnige schimmen; de ogen zien ze niet, maarde ziel voelt ze; zij zijn verbeeldingen vaneen geheel nieuwe tijd. Zij zullen de wereld in vliegen, gestalte krijgen en macht, en onze kinderen en kindskinderen zullen ze zien en er de vruchten van Plukken. Dikwijls komen personen van verschillende haties samen, die elkaar verstaan; maar welk een enorm verschil is er tussen hun wederzijds begrijpen en het onze. Daar vernedert zich het lid van de ene natie voor dat vaneen ander land, stamelt en bloost en gevoelt zich verlegen voor dengene met wien bij spreekt, terwijl de ander zich sterk en trots voelt. In onze vergadering bestaan geen sterke en zwakke naties, geen bevoorrechten en achteruitgestelden; niemand vernedert zich, niemand is verlegen: wij staan allen op neutrale grondslag, wij zijn allen gelijkberechtigd, wij voelen ons allen als leden van één vaderland, van één familie. Voor de eerste keer inde menselijke geschiedenis staan wij naast elkaar, niet als vreemdelingen, als mededingers, maar als broeders en zusters, die niet elkaar hun eigen taal opdringen, maar die elkaar begrijpen en niet Wantrouwen dooreen dichte, verdelende duisternis, elkaar liefhebben en elkaar de handen drukken, niet huichelachtig als vreemdeling tegenover vreemdeling, maar oprecht als mens tegenover mens. Wij zijn ons volledig de belangrijkheid van de huidige dag bewust, want heden, tussen de gastvrije muren van Boulogne-sur-Mer kwamen biet samen Fransen met Engelsen, Russen met Polen, maar mensen met mensen. Na vele duizendtallen van jaren van doofstomheid en gestamel begint nu in Boulogne in grotere mate het wederzijds begrijpen en de verbroedering van dein verschillende volkeren verdeelde mensheid; en nu het eenmaal is begonnen, zal het niet meer ophouden, maar steeds machtiger verder gaan, tot de laatste schaduwen van de eeuwige duisternis voor altijd zullen verdwijnen. Dat deze dag gezegend worde en groot zij in zijn gevolgen!” Vervolgens huldigde Zamenhof vroegere piobiers van de wereldtaal-idee als Schleyer; hij dankte mannen als Einstein en Trompeter, zonder wie hem de arbeid niet mogelijk was geweest en eindigde aldus; „Spoedig beginnen de werkzittingen van ons congres, gewijd aan de ware verbroedering van de mensheid In dit plechtige ogenblik is mijn hart vol van iets onbestemds en geheimzinnigs, eb ik gevoel het verlangen mijn hart met een gebed te verlichten, mij te wenden tot de Hoogste Macht en deze aan te roepen om hulp cn zegen.” Toen zegde Zamenhof zijn gedicht: „Mia prego” (Mijn gebed), waarbij vele ogen vochtig Werden. leder onderging de ernst en de wijding van dit bijzondere uur. Een nieuwe tijd werd geboren en zelfs een Wereldoorlog kon die niet verwoesten. Op bloedige slagvelden vielen duizenden van de besten. Over steden en dorpen blies de verschrikking, zij bracht rouw, ellende en ontelbare bouten kruisen. Smartelijk verheffen de achtergeblevenen de ogen. Wat morgen? O, zaad van Boulogne, groei boven de graven! C. K.

Waar je hart is door Francis Berkley. De naam van het dorpje op een bordje vermeld aan het kleine postkantoortje wekte een vage herinnering in hem op. Maar Bill Vickers kon hem niet thuis brengen, totdat hij de kerk voor zich zag. De twee torentjes kende hij zo goed van oude fotoÂ’s. Dit was het dorpje, waar zijn moeder geboren was, waar zij gedoopt was en in het huwelijk verbonden, waar zij gewoond had, voordat zij naar het Noorden was verhuisd. Bill stak het kleine kerkhof over en trad de kerk binnen dooreen zijdeur. Het was er koel en donker en hij realiseerde zich plotseling, hoe warm het buiten was. Hij ging een ogenblik zitten achter een grote pilaar en binnen vijf minuten was hij in slaap gevallen. Het zachte gemurmel van stemmen drong door in zijn dromen en hij schrok wakker. Er werd bepaald een dienst gehouden Er waren slechts weinig mensen inde kerk, voor het merendeel vrouwen Met een schok besefte hij, dat het een begrafenisdienst was.... Hij hield zich achter de pilaar verborgen, totdat de kleine stoet achter de kist de kerk verliet. Gehoorzamend aan een impuls volgde hij de stoet naar het kerkhof. Verborgen achter een hoge marmeren engel woonde hij de plechtigheid bij. Een vrouw was het middelpunt van de deelneming. Nadat de anderen met een paar woorden afscheid van haar hadden geno-

men, zei de geestelijke: „Treur niet, Maggie. Je hebt voor haar gedaan, wat je voor je eigen moeder gedaan hebt en de Heer weet, hoe veel dat was.” Maggie drukte haar zakdoek tegen haar ogen, De geestelijke bleef bij Bill staan: „Bent u van de familie?” „Nee”, antwoordde Bill, „ik was na een lange wandeling in de kerk in slaap gevallen. De dienst maakte mij wakker, ik kon niet weglopen en...” De geestelijke knikte, dat hij begrepen had. „Ik dacht, dat u misschien de zoon was, op wiens terugkomst ze wachtte. U lijkt een beetje op haar.” Met een groet ging hij zijns weegs. Plotseling voelde Bill zijn hart stokken. Hij liep naar het graf en raakte dein droefenis gebogen vrouw zacht aan. Dringend vroeg hij; „Wie was die vrouw? Hoe was haar naam?” Maggie staarde hem verbaasd aan. „Sarah Vickers”, antwoordde ze. Bill werd doodsbleek en moest zich aan haar vast houden om niet te vallen. „Mijn moeder”, zei hij, bevend van aandoening. „Bent u Bill? De jongen, op wie zij altijd wachtte?” Hij knikte, niet in staat om te spreken. Maggie leidde hem bij zijn arm naar een grafsteen. „Ga zitten. Je hebt lang werk gehad om te komen.” „Maar ik begrijp er niets van”, zei hij ten slotte. „Hoe komt ze hier? Ze was toch bij Rob eh Bella in Feversham?” „Die hebben haar twee jaar geleden de deur uitgezet. Ze had niemand waar ze heen kon gaan, en toen kwam ze naar haar geboorteplaats terug; Ik had juist mijn eigen moeder verloren, en ik kon het niet aanzien, dat zo’n oude, zwakke vrouw niemand had om voor haar te zorgen. Ik had mijn eigen kleine huisje, en ik werkte voor ons beiden.” „Maar ik schreef Bella regelmatig en stuurde haar geld, en Bella schreef, dat moeder zelf niet schrijven kon, maar het erg naar haar zin had.” „De schooiers”, gromde Maggie. „Je moeder sprak altijd over je. Maar omdat ze al zo oud was, heb ik die Bella om je adres geschreven. Maar ze antwoordde, dat ze in jaren niets van je gehoord had en vermoedde, dat je doodwas.” „Bedoel je, dat Bella nooit hel geld voor moeder gestuurd heeft, dat ik zond?”

„Geen halfje! Tante ik noemde haar zo had ouderdomspensioen, maar dat spaarde ik voor haar. Ze was doodsbenauwd, dat ze niet netjes begraven zou worden. Daarvoor legde ik het geld weg.' „Ik was in het buitenland. Ik was gelukkig inde gelegenheid om terug te kunnen gaan, en dacht onverwacht thuis te komen om moeder te verrassen ” „Je vergat, dat de tijd voor oude mensen niet stilstaat”, zei Maggie, die naast hem was gaan zitten. „Ik ben gisteren aangekomen, stapte vandaag inde verkeerde trein, ging er uit en was van plan naar de kruising te wandelen. Ik kwam door dit dorp, herinnerde mij de naam en ging naar de kerk, om haar te kunnen vertellen, dat ik er geweest was ” „Het is een grote schok voor je”, zei Maggie. „Kom, ga mee naar huis een kop thee drinken. Ik heb nog- enkele dingen van haar...” „Naar huis”, zei hij met een bittere klank in zijn stem. „Zij zei altijd: waar je hart is, daar is je huls”, zei Maggie zacht. Bill nam een van haar afgewerkte handen inde zijne. „Niemand hoeft te vertellen, of je goed voor haar gezorgd hebt. Ik denk, dat waar jij bent, ook een thuis is.” Hij stond op, „Kom, laten we naar huis gaan.” Hij nam Maggie’s hand en samen gingen ze op weg. De mensen, die zich erover verwonderen, dat een flinke, knappe man als Bill Vickers getrouwd is met een klein, onaanzienlijk vrouwtje als Maggie Cardon, moeten maar es horen, wat de dorpsgeestelijke te vertellen heeft over het gelukkigste thuis in het hele dorp

Lackzaad Brave hond! Mevrouw De Bruin had een hond gekregen en vertelde met trots van zijn goede eigenschappen. „Het is geen hond, die iemand naar zijn benen vliegt, maar er kan geen bedelaar of landloper bij de deur komen, zonder dat hij het ons aan het verstand brengt.” „Hij blaft zeker het gehele huis bij elkaar!” veronderstelde haar vriendin. „Nee, hij kruipt onder de divan.” Practisch cadeau „Wat heb jij je man voor zijn verjaardag gegeven?” „Nou, ik wist, dat hij graag een dagboek had, om zijn geheimste gedachten in te schrijven. Ik heb een voor hem gekocht, dat op slot kan.” „En je hebt natuurlijk ook meteen wat voor je zelf gekocht?” „Ja, vanzelfsprekend. Voor me zelf heb ik een duplicaat-sleutel voor het slot van het dagboek gekocht.”

Wist u dat? Een museum in New-York bevat het grootste ei ter wereld. Het is gevonden in Madagascar en is afkomstig vaneen nu uitgestorven vogel, de apiornis. Het ei heeft een omtrek van 90 centimeter en kan acht liter water bevatten. De helft van de oppervlakte van de aarde is zo onherbergzaam, door rotsen, koude, water, dat daarop slechts 10 millioen mensen wonen, een tweehonderdste van de gehele bevolking der aarde. Victor Goldberg, te Cleveland (Ver. Staten), heeft inde afgelopen vier jaar meer dan 1500 bioscoopvoorstellingen bezocht, hetgeen tezamen ongeveer 700 gulden heeft gekost. Goldbergs record is 16 bezoeken in één week. Uit één kilo staal kunnen bijna 4000 veiligheidsscheermesjes gemaakt worden. Gedurende het eerste jaar van zijn leven verwisselt de oester 17 keer van schaal. Een omelet, bereid vaneen struisvogelei, is voldoende om zes personen te voeden.

„... het gelukkigste thuis in het hele dorp.”

„Bent u van de familie?”