Het waterslot van het acetyleentoestel

Zoals ineen vorig artikel reeds is uiteengezet, dient het waterslot om een gasstroom van de brander naar de gasruimte van de ontwikkelaar met zekerheid tegen te houden, teneinde te voorkomen, dat bij verstopte brander zuurstof naar de gasruimte stroomt en eventueel een inde slang brandend mengsel van gas en zuurstof de gasruimte bereikt. Daartegenover moet het gas van de gasruimte naar de brander zoveel mogelijk ongehinderd kunnen passeren. Oppervlakkig zou men zeggen, dat aan deze eisen een gewone, lichte terugslagklep zal voldoen. In één richting laat die een gasstroom passeren, maar zodra het gas in omgekeerde richting stroomt, sluit hij. Als een dergelijke klep niet te traag is en bij voldoend lichte constructie is dat wel te bereiken zou de terugslagklep inderdaad wel een redelijke veiligheid bieden. Bovendien kan men de inrichting zo maken, dat op de klep een kolom water staat. Het gas, dat de klep bij normale werking passeert, borrelt door dit water omhoog. Maar bij terugslag moet eerst het water via de klep terugstromen en men mag aannemen, dat de klep dan allang dicht is, vóór het gas hem bereikt. Terugslagkleppen met en zonder eender gelijke waterkolom zijn inderdaad toegepast en ze worden ook nu nog wel gebruikt. Als ze nieuw zijn, werken ze wel goed, maar het onaangename er van is, dat zij m het bedrijf kunnen vervuilen en dan niet meer of onvoldoende sluiten. Er zijn gevallen van ontploffing van ontwikkelaars tengevolge van terugslag van de vlam bekend, die aan een onvoldoend functlonneren van de terugslagklep te wijten waren. Omdat men in het waterslot een goed en practisch onfeilbaar apparaat heeft, dat bovendien heel eenvoudig is. past men dit bijna algemeen toe. In zijn eenvoudigste vorm bestaat het waterslot uiteen plaatijzeren taus e (zie figuur) met een losneemtaaar

deksel, resp. een losneembare bodem. In het deksel zijn twee buizen aangebracht. Beide eindigen dicht bij de bodem, de ene Cb) echter ca. 15 mm. lager dan de andere (c). Tot een overloopkraantje Cd) staat normaal het water in het waterslot. In pijp c, die bulten het waterslot met de buitenlucht in verbinding is, staat het water zoveel hoger, als met dein de gasruimte heersende druk overeenkomt. Een hoger geplaatste slangkraan e dient voor de afvoer van het gas naar de brander. Door pijp b stroomt bij gasafname het gas uit de gashouder toe; het borrelt door het water omhoog en komt inde ruimte boven het water, waarop het door de kraan e verder stroomt. Mocht men verzuimd hebben, water in het waterslot te doen (door pijp o), dan stroomt het gas eenvoudig door pijp e weg. Dat merkt men onmiddellijk op, omdat er dan geen gas bij de brander komt. Zo heeft men dus een waarborg voor het goede werken van het waterslot. Bij terugstroming van zuurstof of vaneen brandend mengsel wordt de druk op de waterspiegel in het waterslot hoger dan normaal. Omdat pijp b met het einde onder water is, wordt de stroom daar dus gestuit. Alleen wordt het water wat hoger inde pijp c gedrukt, terwijl er nu ook water in pijp b omhoog wordt gestuwd. Bij sterke druktoename, zoals bij terugslag van de vlam voorkomt, wordt zoveel water inde pijpen gestuwd, dat de onderkant van pijp c bloot komt. De druk kan dan door die pijp naar buiten worden afgeleid, hij stijgt dus niet alleen niet verder, maar neemt snel af. Van pijp b is dan het ondereinde nog onder water en dus blijft de afsluiting naar de gasruimte behouden. Teneinde waterverlies bij een terugslag zoveel mogelijk te voorkomen, wordt in het trechtertje aan het eind van de ontlastpijp vaak een keerschotje ƒ aangetaracht. Maar toch gaat er vaak vrij veel water verloren en daarom is het een noodzakelijke eis, onmiddellijk nadat het waterslot in werking is getreden, vóór dat men beproeft verder te werken, het water weer op het normale peil te brengen. Een waterslot kan verder nog aanleiding tot moeilijkheden geven door lucht in te zuigen. Dat kan alleen gebeuren wanneer gewerkt wordt met een brander, die meer gas afneemt dan het toestel in dezelfde tijd kan leveren. Ook zal dat b.v. het geval zijn, als de carbid vergast is en men toch nog doorwerkt. De zuurstofstroom oefent inde brander een zuigende werking op het gas uit. Zo kan dus, als de gastoevoer naar het waterslot klein is of ophoudt, een onderdruk boven het water er in ontstaan. Er zal dan lucht door de ontlastpijp aangezogen worden. Dan is er veel kans op terugslag van de vlam, echter niet verder dan tot het waterslot. Heel vaak tracht men het luchtzuigen bij een klein lastoestel te voorkomen door de ontlastpijp van het waterslot dicht te stoppen. Aangezien dan echter deze inrichting in het geheel geen waarborg meer geeft tegen terugslag van de vlam naar de gasruimte van de acetyleenontwikkelaar en er dus de ernstigste onheilen uit kunnen voortkomen, is dat buitengewoon onverantwoordelijk. Het luchtzuigen vaneen waterslot wordt heel vaak als een nadeel aangezien, omdat het bij het werk lastig is. Maar toch is deze beoordeling niet juist. Als het waterslot dit niet deed, zou inde acetyleenontwikkelaar een onderdruk kunnen ontstaan en dan was er kans, dat dóAr lucht ingezogen werd. Zo zou men dan een explosief mengsel inde ontwikkelaar krijgen met gevaren van ontploffing. Dat moet natuurlijk vermeden worden. Een waterslot moet ineen goede toestand worden gehouden. Nu en dan moet men het eens openen en nakijken. Speciaal de toestand van de beide pijpen vraagt daarbij de aan-

dacht. Als de gaspijp af geroest of lek werd of als de ontlastpijp door roest of vuil verstopt is geraakt, is het wateislot buiten werking gesteld. Het onaangename is, dat men deze storingen van buitenaf in het geheel niet opmerkt. Pas wanneer na verloop van tijd eens terugslaan van de vlam voorkomt en het waterslot vervult zijn taak niet, dan blijkt het misschien, als men dit onderdeel uit de ruïne terug gevonden heeft, dat een afgeroeste of een verstopte pijp de oorzaak was van de ontploffing. Daarom is zorgvuldig nazien minstens eens per jaar stellig noodzakelijk. Omdat het voor het toestel zelf ook zeer aan te bevelen is, dat het ieder jaar uiteengenomen, gereinigd, van roest ontdaan en zorgvuldig een paar malen gemenied wordt, kan men dan het beste tegelijkertijd het waterslot inspecteren.

Inde regel zal de ontwikkelaar niet zo zijn geplaatst, dat de lasser er bij zijn arbeid het oog op heeft en dat is ook niet nodig. Het toestel werkt automatisch en als men het op tijd van carbid en water voorziet en het slib aflaat, vraagt het verder geen toezicht. Maar wel is van belang, dat de lasser het waterslot in het oog houdt. Daarom is het aan te bevelen, het waterslot in het laslokaal op te stellen. Een lange en wijde acetyleenleiding bevat zoveel gas, dat ook daarin terugslag van de vlam gevaar voor ontploffing oplevert. Daarom moet tussen een dergelijke leiding en een lasof snijbrander steeds een waterslot zijn geplaatst. Wettelijk wordt geëist, dat tussen iedere brander en een leiding of een toestel een dergelijke beveiliging is aangebracht. R. C. v. REE.

HOL Z.ILT HLT ZyAANZICHT LR UIT VOOBfiA.rt2.IC-UT xyfi.Arl2lCN7, ?

Hoe ziet het zijaanzicht er uit? Voor den lezer, die vaneen tekening kan lezen en welke vakman kan dat tegenwoordig niet, volgt hier een aardige opgave. Vaneen voorwerp zijn twee aanzichten getekend, voor-aanzicht en boven-aanzicht. Deze aanzichten zijn volledig, d.w.z. alle lijnen, ook tippellijnen, als deze er waren, zijn getekend. Gevraagd wordt nu: „Hoe ziet het zij-aanzicht er uit?” Het aardige is, dat vier oplossingen mogelijk zijn, die volgende keer zullen worden gegeven. H. St.

Afsluiters met vrije doorstroming

Sinds jaren was er geen wijziging gebracht inde uitvoering en vorm van de schuifafsluiters, daar deze in het algemeen wel beantwoordden aan het gestelde doel, n.l. in geopende toestand volle doorlaat waarborgen en in gesloten toestand een volkomen afsluiting verzekeren. De volledige vrije doorlaat is practisch bij schuifafsluiters wel verkregen, echter is gebleken, dat een volkomen afsluiting in gesloten toestand een moeilijke zaak is. Dit is dan ook de oorzaak, dat er steeds weer gebruik werd gemaakt van klepafsluiters, als een volkomen afsluiting nodig was. Een nadeel van klepafsluiters is, dat het aanbrengen van de verticale spindel met klep tot een minder gewenste vorm van het geheel voert, waardoor de vrije doorstroming wordt belemmerd en dus grote drukverliezen optreden, terwijl tevens resten inde zak van het huis achterblijven. Ongeveer 17 jaar geleden ontstond een constructie, waarbij het spindel scheef werd aangebracht en waardoor een aanmerkelijke vermindering van de doorstroomweerstand (drukverliesl kon worden bereikt. Hoewel dit reeds een grote verbetering was, was het toch nog niet de oplossing van het probleem. Het maken van het geheel cylindrische huiswas niet moeilijk en de doorstroomrichting, die bij een verticale spindel ettelijke malen wordt gewijzigd, benaderde meer een rechte lijn, maarde doorstroomopening zelf werd vaneen cirkel tot een ellips en

had dus niet de volle cylindrische doorlaat. Een volgende stap is geweest het maken van het huis vaneen elliptische vorm. Bij het plaatsen van de spindel onder een hoek van 45" werd daardoor een zuiver cylindrische doorstroomopening verkregen bij een nagenoeg lijnrechte doorstroomrichting, zodat daarmede het vraagstuk als opgelost mocht worden beschouwd en wel moeilijk nog verbeteringen zullen kunnen worden verkregen. Bij aan de Technische Hogeschool te Braunschweig genomen proeven werden voor de gebruikelijke klepafsluiters doorstromingsweerstanden gevonden van 2,5—3,9, tegenover slechts 0.56 bij de afsluiter met vrije doorstroming, dus maar ca. i gedeelte. De afsluiter met vrije doorstroming biedt derhalve belangrijke voordelen en daaraan wordt zeker nog niet genoeg aandacht geschonken. Waar een hogere prijs de invoering inde weg zou kunnen staan, dient niet uit het oog te worden verloren, dat de voordelen wellicht dit prijsverschil zullen goedmaken of zelfs belangrijker zullen zijn. Een belangrijke eigenschap van sommige afsluiters met vrije doorstroming is nog de z.g. pantsering van de afsluitende vlakken, waardoor het aanbrengen van losse ringen vaneen voor de omstandigheden passend materiaal en de daaraan verbonden bezwaren, kan worden vermeden. Dit pantseren geschiedt door het oplegeren van het gewenste dichtingsmateriaal en biedt belangrijke voordelen.

JOVLffAAtyi-ICHT