edurende al de jaren waarin wij met betrek* king tot het schrijven vaneen redactioneel l*Mei*artikel onze plicht vervulden, hebben wij ons nog nimmer zo onzeker en gespeend van

– o ———v/** gvjpttuu v ai| opgewektheid gevoeld als ditmaal het geval is. Om meer dan één reden, is dat zo. Daar is inde eerste plaats de omstandigheid die ons noopt, reeds veertien dagen vóór de eigenlijke feestdag ons tofi schrijven te zetten om te voorkomen, dat de lezers mosterd, na de maaltijd ontvangen. Inde tweede plaats is er, buiten de kalender, nog maar' weinig dat ons de naderende Meimaand in herinnering brengt. Wij moeten het, wat dit betreft, toch allereerst van de ontluikende natuur hebben. Maar die werkt thans ook al niet mee om ons de juiste stemming te bezorgen. En wat verder het verschiet betreft: de eerste Mei valt dit jaar vlak voor de Hemelvaartsdag; een omstandigheid die er stellig niet toe zal bijdragen, dat op enigszins beduidende schaal vrijaf zal worden gevraagd om de dag te vieren. En dan nog: velen van onze getrouwen zijn gemobiliseerd en deswege helemaal niet vrij in hun handelen. Altemaal, relatief gezien, nog maar kleinigheden welke ech* ter niet nalaten onze stemming te beïnvloeden. En nu hebben wij nog niet eens aandacht geschonken aan de algemene maatschappelijke en politieke verhoudingen, onder welke wijde viering van onze arbeiders*feestdag tege* moet gaan. Die zijn ditmaal weinig verheffend, allerminst opbeurend en in tegendeel tot grote bezorgdheid stemmend. De schaduwen die reeds over de Meifeesten van de laatste jaren gingen, zijn nu verdrongen, niet door stralend licht maar door roetzwarte wolken. Na Oostenrijk en Tsjecho*Slowakije is Polen het slachtoffer geworden van ruw geweld en overmacht. Een aantal kleinere Oostzee*staten werd gedwongen zijn zelfstandigheid prijs te geven. En Finland heeft zich moeten verweren tegen een voor niets terugdeinzende overweldiger om uiteindelijk genoodzaakt te zijn harde vredesvoorwaarden te aanvaar* den. En thans viel Denemarken de vijand ten offer, werd Zweden onder zware bedreiging gesteld en Noorwegen een nieuw terrein van bloedige strijd. Zo hebben de dictatuur*staten onheil gebracht over landen en volken, waar tot voorheen in volle vrijheid het feest van de Eerste Mei kon worden gevierd. Hoe zouden wij hier, bij de gedachte aan zoveel leed, ellende en strijd, feest kunnen vieren? De LMeidag die aanstaande is zal meer gedenk* dan feestdag moeten zijn, maar vooral ook dag van bezinning en bezieling voor de primaire verlangens en begeerten, die de nood van de tijd ons als een spiegel voorhoudt. Onze Meileuzen voor 1940 getuigen daarvan: VRIJHEID, VREDE, GERECHTIGHEID. Inde landen die in ongeveer dezelfde omstandigheden ver* seien als wij, is het karakter van de l*Meiviering min of

meer aangepast aan de omstandigheden van het ogenblik. Zo lazen wij in het orgaan van onze Zwitserse Metaalbewerkers* bond, dat daar te lande zal worden afgeweken van de gebrui* kelijke wijze van LMeiviering. Het Zwitserse Vakverbond heeft na een ingestelde enquête onder de besturen van de aangesloten bonden beslist, dat geen demonstraties zullen worden gehouden, dat geen aansporing tot vrijaf nemen zal worden gedaan en dat voorts de l*Meidag zal worden ge* vierd in avond*bijeenkomsten. Een soortgelijk besluit werd door de verantwoordelijke instanties in Luxemburg genomen. Ook daar wordt afgezien van het houden van demonstraties en het vrijaf nemen en volstaat men met het organiseren van avond*bijeenkomsten. * * * De omstandigheden zullen er hier te lande ook wel toe leiden, dat er dit jaar slechts weinig straat*demonstraties worden gehouden en dat hoofdzakelijk in avondvergaderingen het Meifeest zal worden gevierd. Gelet ook op de leuzen, door de instanties van onze moderne arbeidersbeweging opgesteld, zullen de samenkomsten meer nog dan anders een ernstig karakter moeten dragen. De tijden zijn ernstig en niemand weet wat ons boven het hoofd hangt. Op grond waarvan zou het rotsvast sfaan, dat Duitsland ten opzichte van ons land andere aspiraties heeft dan het jegens Noorwegen en Denemarken koesterde? Onze LMeidag van 1940 valt in donker getij, zó donker als wij in ons leven nog nimmer hebben beleefd; ook niet inde jaren 1914—1918. De huidige oorlog grijpt dieper in ons leven, in ons innerlijk, omdat het thans gaat om geestelijke waarden. De geestelijke vrijheid wat iets anders is dan geestelijke ongebonden* heid staat heden op het spel; zij is de inzet waarom de worsteling thans gaande is. Het kan niet anders of de viering van de l=Meidag moet de invloed daarvan ondergaan. Het is thans, nu elementaire en primaire levensvragen tot het uiterste van actualiteit zich aandienen, geen t"d om te demonstreren voor andere, meer ondergeschikte dingen. En bovendien: vrijheid, vrede en gerechtigheid kunnen slechts ’t zij verworven worden of behouden ' lijven in nauwe samenwerking met allen, die de vrede verlangen en die vrij* heid en gerechtigheid als het allerkostbaarste van heel het leven blijven begeren. En dat zijn, daarvan moeten wij ons wel heel goed reken* schap geven, niet alleen modern*georganiseerden, niet alleen sociaal*democraten. De l*Meidag van 1940 moge ons vooral een aansporing zijn om te zoeken wat samenbindt, wat verenigt, wat vertrouwen wekt en wantrouwen buitensluit. Dan kan er van onze weinige demonstraties en zeer vele samenkomsten, ondanks de beperktheid van onze feest» viering, toch een geest uitgaan die kracht geeft om voor VRIJHEID EN GERECHTIGHEID in uren van nood en gevaar pal te staan.