Technische

Voor- en nadelen van de krimp (IV)

Machinebouw. Inde machinebouw hebben we veel met krimpen te maken, n.l. ringen, krukken ,bussen etc., komen daarvoor in aanmerking, indien een hechte en onverbrekelijke verbinding gewenst wordt. Terwijl de smid, uit ons vorig artikel, niet op 0,1 mm. behoefde te kijken bij de maten van zijn krimping, zullen we straks bemerken, dat dit bij de draaier wel van belang is. Het komt dan ook meermalen voor, dat een draaier zijn krimpmaat te groot nam, waardoor het krimpstuk zelfs na sterke verhitting, bij het opschuiven halverwege bleef steken, of tijdens het krimpen stuk sprong, of tegen alle verwachting in los kwam te zitten. Deze fout kan dikwijls zeer grote schade veroorzaken, indien het grote of kostbare stukken betreft. Een halverwege zich vastzettend krimpstuk krijgt men niet meer los, zonder ernstige beschadigingen door loshakken, boren, steken, etc. Bij het krimpen van de band om het wagenwiel, hebben we ons niet afgevraagd, hoe groot de spanning in de ring was geworden na het krimpen. Dat was in dit geval- ook niet nodig, daar deze op het hout niet gauw te groot zal zijn. Anders wordt dit echter, indien zo’n zelfde ring op ijzer gekrompen moet worden. Om dit te kunnen zien, moeten we in het kort iets

zeggen over het gedrag van staal tijdens de belasting daarvan. Men heeft om de verschillende gegevens te verkrijgen omtrent belasting, elasticiteit, rek, contractie,) e.d. enige stroken van het materiaal genomen, waarover men deze gegevens wenst. Deze stroken worden zuiver en glad bewerkt, tot ze voldoen aan de gegeven maten. Daarna worden ze in een trekbank geplaatst en naarmate de proef die genomen wordt, aan een bepaalde belasting onderworpen. Beneden een zekere grens (evenredigheidsgrens genaamd) zal het staal bij toenemende belasting, gelijkmatig uitrekken. Wordt de belasting weggenomen, dan keert het staal tot zijn oorspronkelijke vorm terug. Dit wordt aangegeven door het gedeelte A.B. in het diagram (fig. 13). Wordt de belasting boven deze grens voortgezet, dan heeft na het opheffen der belasting de proef staaf niet meer zijn oorspronkelijke vorm teruggekregen, maar heeft een blijvende vormverandering ondergaan. Tijdens de belasting tussen D en C heeft een sterke verlenging van de proefstaaf plaats, n.l. van 2 tot 3. Bij nog verdere belasting wordt de proefstaaf sterk uitgerekt en bereikt bij F. zijn maximale belasting, waarna een sterke insnoering (contractie) plaats heeft en bij Ede proefstaaf breekt. Stellen we ons nu even voor, dat

de verlenging voorbij het punt B evenredig door blijft gaan met de belasting, dus daarmede gelijke tred houdt. Dan zal elke kg. belasting steeds een gelijke verlenging geven (elasticiteits'■ coëfficiënt genaamd). Belasten . we, onder deze voorwaarde, steeds verder, dan zal ten slotte de verlenging gelijk zijn aan de oorspronkelijke lengte. De proefstaat is dan 2x zo lang geworden. De denkbeeldige belasting zal dan voor staal gelijk zijn aan 2.100.000 kg. per cm2., (dit noemt men de elasticiteitsmodulus). Noemen wel de lengte der staaf

en P de belasting, dan zal de verlenging U gelijk zijn aan 1 x 210qQ00 (Nemen wede proef op de som en stellen we P = 2.100.000, dan wordt U = 1 x 2.100.000 ... 2J00.0Ö0 = L Dlt klopt dus met het' geen we hieraan lieten voorafgaan). Indien we nu nagaan hoeveel de belasting inde wielband wel zou bedragen, als deze om een stalen as werd gekrompen, dan vonden we voor U = 16 mm. en 1 = 1902; waaruit volgt U= Ix of —= – _ en 2.100.000 1 2.100.000 P = y X 2.100.000 = x 2.100.000 = ± 17000 kg. c/m2. Uit ons diagram (fig. 13) lezen we af, dat de breukbelasting van staal 5000 kg. cm., is. De ring zou dus onder deze omstandigheden enige malen overbelast zijn en waarschijnlijk breken. *) De vraag is nu, hoe we te werk moeten gaan, om zeker te zijn dat ons krimpwerk goed slaagt. Daarbij moeten we uitgaan vaneen bepaalde belasting, die we voor het materiaal getolereerd achten. Stellen we dit voor deze krimpgevalleh op 1000 kg. per cm.2 en beschouwen we dezelfde hiervoor besproken ring of hoepel. Dan is 1 = 1902 mm. enü = 1902 x 1000 2.100.000 ~ * 0,9 mm' i Hieruit blijkt, dat men aan • 2000 gedeelte van de diameter voor de krimp voldoende zou hebben. Inde practijk gaat men wel tot gedeel-1000 te van de diameter.

De verlenging = temperatuursverhoging x uitzettingscoëfficiënt x lengte of 0,9 = x x 0,000011 x 1902 , 0,9 of x = = -t- 45° 0,000011 x 1902 *

Het zal menig draaier opvallen, dat deze temperatuursverhoging zo gering behoeft te zijn. Men moet echter wel

bedenken, dat een viervoudige verhoging van deze temperatuur wel nodig is. Dus een temperatuurverhoging van 200—300° C. Bij blank werk kan men deze temperatuur waarnemen tussen de aanloopkleuren licht geel 200° C. en licht blauw 300° C. Meestal verhit men het krimpstuk veel hoger dan nodig is. Het is riskant en daarbij onnodig, om het werkstuk tijdens het krimpen af te koelen. Moet een ring tegen borst gekrompen worden (fig. 14), dan moet de ring zich het eerst vastzetten bij A. In geen geval mag dus de ring bij A wijder zijn dan bij B of C. De ring komt anders los van de borst te zitten en wel des temeer, naarmate de ring breder is, daar het materiaal van de ring naar de punten B of C toe zal krimpen. Moet een aseind ineen pijp gekrompen worden, dan zal de pijp het eerst bij A moeten vastkrimpen; de as B (zie fig. 15) blijft dan met de borst tegen de pijp gedrukt. Dit wordt anders, indien de pijp eerst vastkrimpt bij C, want dan zal de pijp bij verder afkoelen over de as B naar punt C toe krimpen, waardoor tussen pijp en as een naad ontstaat. Bij gelaste pijpen moet men rekening houden met de lasrug binnen de pijp. De draaier moet dan het gedeelte CA bij A iets dikker houden dan bij naadloze pijp en een ruime krimpmaat toepassen. De pijp wordt bij het krimpen tot kersrood verhit, waarna het aseind ingebracht kan worden. Komt dit niet ver genoeg inde pijp, dan moet deze snel bij gehamerd en onderwijl het aseind uit de pijp getrokken worden. Dit laatste moet snel gebeuren .voordat het aseind volledig vastgekrompen zit. Is dit laatste onverhoopt toch gebeurd, dan de pijp over de volle lengte van het aseind bijhameren tot dit ten laatste los komt. Is de pijp niet te wijd gehamerd, dan kan men deze opnieuw verhitten en nogmaals proberen of de borst nu aan kan komen.

Volgende maal enige bijzonderheden over koud krimpen. H. ST.

') De spanning inde ring is alleen dan nauwkeurig te berekenen, indien de verlenging, tijdens de verwarming, niet stijgt boven de verlenging, die de staaf ondervinden zou bij de belasting tot de evenredigheidsgrens. Dan zouden wede staaf niet hoger mogen verhitten dan tot + 90° C. We verhitten echter altijd tot

een hogere temperatuur, waarbij dus makkelijker vervormingen optreden, zonder dat het materiaal daardoor ernstig wordt geschaad. Deze krimpstukken blijven toch altijd onbetrouwbaar, indien men te hoog verhit en een te grote krimpmaat aanhoudt. H. ST.

VRAGENBUS Vraag 114: Zoudt u mij aan een goed drie lampswisselstroom schema kunnen helpen en wat ik daar verder voor nodig heb? Antwoord: Naar aanleiding van uw vraag aangaande een schema vaneen 3-lampsontvanger, verwijzen wij u naar de vele literatuur die over dit onderwerp is verschenen. Een zeer goed boekje over dit onderwerp is o.a. dat van M. W. H. de Gorter, Lange en korte golf. Handleiding voor zelfbouwers van radiotoestellen voor lange-, korte- en ultra-korte golfontvangst. Met 71 foto’s en tekeningen en twee bouwschema’s op ware grootte. Prijs gebonden ƒ 1.90. U kunt dit boekje waarschijnlijk wel vinden inde technische afdeling van de Openbare Leeszaal te Rotterdam, waar het kosteloos te raadplegen is. Verder kan elke goede radiohandelaar u daarvoor een schema verschaffen. y. d. Z. Vraag 115: Kunt u mij ook een goed boekwerk aanbevelen betreffende de electrische installatie van automobielen?

Vooral heb ik het oog op dynamo’s en starters bij moderne wagens. Antwoord: Schaf u aan: Deel IV. De Electrische Installatie door J. D. Groet. Uitgave N.V. Uitg. Mij. v.h. A. Kemperman, Daniël Willinkplein 12a, Amsterdam-Z. Prijs ing. ƒ3.25, geb. /3.85. De boekwinkel van de N.V. „De Arbeiderspers” kan u dit boek leveren. N. Vraag 116: Kunt u mij enige inlichtingen verstrekken over het zelf bouwen vaneen radio-ontvanger voor mijn kano? Antwoord: De eenvoudigste radioontvanger is een kristalontvanger. Hiervoor is geen enkele stroombron nodig. De afmetingen ervan kunnen zo klein zijn, dat men hem inde zak kan steken. Een luidspreker kunt u daar niet op aansluiten, doch met een koptelefoon is een behoorlijke ontvangst van sterke stations mogelijk. Indien ge een luidspreker wenst te gebruiken, moet ge op zijn minst een tweelampstoestelletje nemen met lampen die door gelijkstroom worden gevoed. Daarvoor is nodig een 4-volts accumulator en een anodebatterij, die de vereiste plaatspanning voor de lampen levert. Voor dit laatste doel zijn ook omvormers inde handel, die