De kostbaarste stof op aarde Radium is de kostbaarste stof op aarde. Het ontstaat door structuurverandering van uranium, dat honderden millioenen jaren geleden zich afzette op de afkoelende aardkorst, met name in Canada, bij het grote Berenmeer. Uranium verandert heel langzaam ineen ander element, zó langzaam, dat een groot deel van het oorspronkelijke uranium intact blijft. Het nieuw gevormde element verandert weer in een derde, totdat na een serie van twaalf gedaanteverwisselingen ten slotte lood ontstaat. Midden inde reeks van elementen achtereenvolgens gevormd uit uranium, verschijnt het radium uiteen element genaamd ionium. Gedurende de eerste honderdduizenden jaren werd er maar heel weinig radium gevormd; toeneming van de hoeveelheid radium ging gepaard met toeneming van de verandering van radium in het volgende element van de serie. Ontstaan en vernietiging van radium hielden vrijwel gelijke tred. In drie millioen delen uranium wordt één deel radium gevonden, dat haast even snel verdwijnt als het is ontstaan. Dit verklaart, waarom radium zo kostbaar is. Een glazen buisje, ter grootte vaneen lucifer, inhoudende één gram radium, is 140.000 gulden waard. De ontdekking van het radium geschiedde bij toeval door den Fransen professor Henri Becquerel. Hij liet een stuk gesteente, dat uranium bevatte, op een doos met fotografische platen liggen. Toen hij de platen wilde gebruiken, ontdekte hij zwarte vlekken op de plaats, waar het gesteente had gelegen. Hij vermoedde, dat de vlekken moesten zijn ontstaan door stralen, die veel geleken op X-stralen. Aldus werd ontdekt, dat uranium stralen kon uitzenden. De ontdekking van de aanwezigheid van uranium aan de oever van het Grote Berenmeer, is trouwens ook aan een toeval te danken. Twee ontginners, die hun uitrusting verloren hadden en sneeuwblind voortstrompelden, struikelden overeen stuk uranium. Omdat zij het gesteente niet thuis konden brengen, stuurden ze een monster naar het Nationaal Laboratorium in Ottawa, waar ontdekt werd, dat het radiumhoudend was. Deze ontdekking heeft de stoot gegeven tot een grote industrie. Het Canadese uraniumerts is rijk aan radium, maar niettemin zijn er duizenden tonnen erts nodig en honderden tonnen chemicaliën om één ons radium te winnen. De staat zorgt voor een echtgenoot – » In Siam bestaat een wet, die ongetrouwde vrouwen als ze dertig j aar worden, het recht geeft, om zich tot de autoriteiten te wenden met het verzoek om van regeringswege een man te mogen ontvangen. De staat heeft namelijk ongetrouwde mannen in voorraad onder de mannen, die inde gevangenissen verblijven. De vrouwen, die zich aanmelden om een man toegewezen te krijgen, weten dat hun toekomstige echtgenoot uit de gevangenis komt, maar dat is in Siam geen groot maatschappelijk bezwaar. Wanneer vrouwen zich aangemeld hebben’met het doel een man te krijgen, zijn eerst de mannen aan de beurt, die hoogstens tot een jaar opsluiting zijn veroordeeld. Deze mannen mogen uit de vrouwen, die een man wensen, een keus doen. Als er dan nog vrouwen overblijven, mogen deze kiezen uit de mannen, die tot zwaardere straffen zijn veroordeeld Op de trouwdag wordt de straf van den gevangene opgeschort. Zondigt hij niet meer tegen de wetten, dan is hij dus verder een vrij man. In de meeste gevallen schijnt het huwelijk de ex-gevangenen zo goed te bevallen, dat zij niet in hun vroegere fouten terugvallen. Het geval doet zich echter voor, dat vrijgezellen, die niet inde gevangenis zitten, ook graag van de bemiddeling van de staat willen profiteren en zich aangemeld hebben, met het verzoek, een van de dertigjarige vrouwen, die naar een man smachten, te mogen uitkiezen Dat is toegestaan met dit voorbehoud, dat de vrouw het met de keuze eens moet zijn. Hier treedt dé staat dus gewoon op als bureau voor huwelijksbemiddeling!

MINIATUURVERHAI EN

De kruiswoordpuzzle Door JAKE CUTTER. Op school werd ik Aalbes genoemd, omdat ik een rood, rond gezicht had. Gelukkig had ik die bijnaam in geen jaren meer gehoord en ik was dan ook stom verbaasd, dat ik plotseling tegenover me hoorde zeggen: „Kijk, daar heb je die ouwe Aalbes ook”. Ik was temeer verbaasd, omdat ik niet gemerkt had, dat er iemand tegenpver me zat inde verduisterde coupé. Natuurlijk

moêst de man met het witte gezicht en de lange, zwarte baard een oude schoolkameraad zijn. „Ken je me niet meer?” vroeg hij. „Ik ben John Briggs”. Natuurlijk herinnerde ik mij hem. De Dunne wérd hij altijd genoemd. Ik had voor kort van hem gehoord. Bij welke gelegenheid was dat toch? Ik spande mijn hersens in en ten slotte wist ik het: de Dunne was gedood bij de ontsporing van de Divedon-sneltrein, op hetzelfde traject waar we nu reden. Er was een stuk over hem inde kranten verschenen, omdat hij een bekend bergbeklimmer was. „Zekér ken ik je”, zei ik ten slotte. „Maar ik dacht, dat je gedood was bij het spoorwegongeluk in Juni, hier op dezelfde lijn.” „Dat is zo”, giegelde hij. „Maar het was in Juli, niet in Juni. Ik reisde met deze zelfde trein. Ik was met een kruiswoordpuzzle bezig en ik had hem helemaal klaar behalve elf naar beneden, een woord van tien letters. Ineens was er een vreselijk gekraak, alsof de wereld verging. Ik lag zwaar gewond op de vloer van de coupé, maar ik voelde niets, omdat de schok mij verdoofd had. Plotseling vond ik het goede woord en ik schreef het, met het potlood, dat ik nog inde hand had, onder tegen het houtwerk van de bank. De toortsen van óe hulpploeg gaven mij juist voldoende licht. Een ogenblik later was ik dood.” Het is een vreemde gewaarwording tegenover iemand te zitten, die dood is. Ik wist niets anders te doen dan hem een sigaret aan te bieden, „Dank je”, zei hij, „ik rook niet”. Ik probeerde een praatje over het weer, maar hij ging er niet op in. Hij had belangrijker dingen op zijn hart.

„Het lamme is”, zei hij, een tikje opgewonden, „dat sedert mijn dood die kruiswoordpuzzle mij'voortdurend bezighoudt. Als straf voor mijn aardse zonden moet ik de oplossing afmaken, maar ik kan dat woord niet meer vinden. En toen ben ik natuurlijk, als alle geesten in dezelfde omstandigheden, teruggekomen.” „Natuurlijk”, zei ik beleefd. „Elke nacht reis ik met déze zelfde trein. Ik begin achter bij de bagagewagen en werk mij zo naar voren tot de locomotief. Ik

kijk onder alle zittingen, maar het woord, dat ik heb opgeschreven, kan ik niet vinden.” Ik knikte vol medegevoel en zei; „Dat is beroerd.” „Ja, en het begint me nu te vervelen om elke nacht diezelfde reis te maken. Het ondermijnt mijn gezondheid. Nu heb ik een fijn plannetje uitgedacht. Het bedoelde woord heb ik destijds gevonden, onmiddellijk na de schok van de ontsporing. Ik verwacht, dat het weer zal gebeuren als er een zelfde soort spoorwegongeluk komt. Met een paar collega’s heb ik een paar ijzeren balken over de rails gelegd, juist voor-

bij de kruising van Leap Hill, Daar gebeurde toen ook het ongeluk. Als de trein op tijd is, zijn we er in drie minuten.” Briggs scheen erg in zijn sas over dat vooruitzicht. Hij giegelde telkens zachtjes van de pret. Ik was niet zo in mijn schik en plotseling deed ik een sprong naar de noodrem. Maar in het donker greep ik mis en toen had de Dunne me al te pakken. Zijn handen sloten als bankschroeven om mijn polsen en drukten mij neer op mijn bank „Dat was niet netjes tegenover een ouwen schoolkameraad, Aalbes. Ik heb je in mijn vertrouwen genomen, omdat ik verwachtte, dat je er geen misbruik van zou maken. Je bent er niet op vooruitgegaan.” „Ik heb nooit misbruik van vertrouwen gemaakt”, zei ik bedrukt, „maar er was ook nooit sprake van het leggen van ijzeren balken op rails.” Ik vermoedde dat de drie minuten bijna voorbij waren. Elk ogenblik verwachtte ik, dat de trein uit de rails zou lopen en met een verschrikkelijk gekraak van de spoordijk rollen. Met al mijn krachten probeerde ik mijn handen vrij te krijgen. Wij worstelden en rolden op de vloer. En daar, plotseling, zag ik tegen de onderkant van de bank heel flauw zichtbaar, een woord, dat blijkbaar met een bevende hand was neergeschreven. „Het woord, dat je zoekt”, riep ik, „is ontsporing” Hij gaf een kreet van vreugde en liet me los. Uit zijn zak haalde hij een verfrommeld stuk papier en een potlood. Terwijl hij het woord opschreef, trok ik aan de noodrem. Met een geweldig remgeknars kwam de trein tot stilstand. De conducteur was een streng uitziend man met een borstelige witte snor. Hij vroeg me, waarom ik aan de noodrem getrokken had. „Heel eenvoudig”, zei ik neerbuigend. „Deze meneer hier heeft met enkele van zijn vrienden balken op de rails gelegd.” De conducteur liet zijn verbaasde blik door het schemerige compartiment gaan. „Welke meneer?” vroeg hij. „U is helemaal alleen.” Ik keek om me heen en zag, dat hij gelijk had. Toen bleek, dat nergens balken over de rails lagen, moest ik boete betalen. Men insinueerde, dat ik alles gedroomd had. Maar ik ben overtuigd, dat de Dunne gauw de balken van de rails heeft gehaald.

„Ik ben John Briggs”

voorbij de kruising van Leap HUI