Vacantie zonder bonnen

(I. B.) Van verschillende zijden bereikten ons vragen, hoe een loodgieter nu aan moest, die óf uit Duitsland was gekomen, óf ondergedoken was geweest en nu tijdens de vacantieweek maar een schimmetje in zijn handen kreeg, omdat hij zo weinig bonnen had. De bouwartaeidersbonden en ook de taedrijfsraad voor het loodgieters- en fittersbedrijf, hebben zich tot den Minister van Sociale Zaken gewend. Hoewel de bedrijfsraad nog geen antwoord op de brief heeft ontvangen, is komen vast te staan, dat de zgn. Overbruggingsregeling van 18 Mei 1945, vastgesteld door den Chef van het Militaire Gezag, gedurende de vacantie van toepassing is op diegenen, die wegens bovengenoemd euvel gedupeerd zijn. Zij, die dus te weinig vacantiebonnen hebben, krijgen een zodanig bedrag gesuppleerd, dat hun totale inkomsten over die vacantieweek gelijk zijn aan het bedrag, dat zij zouden ontvangen, indien zij als werkloze een overbruggingsuitkering, volgens de regeling van 18 Mei 1945 zouden ontvangen. Ter toelichting diene nog, dat de overbruggingsregeling tot stand is gekomen om iederen validen en taonafiden werknemer, die zonder werk is en in Wiens levensonderhoud niet door opne-

sprekers zich toch heel sterk critisch en soms fel hebben uitgelaten en de handelingen van voornamelijk de drie hiervoor met name genoemde bestuurders op meerdere punten hebben aangevochten. Een zeer uitvoerig verslag zal aan de afdelingen worden toegezonden. Hier moeten wij volstaan met deze zeer beknopte weergave. Aan het slot van de discussie heeft öe voorzitter de vergadering een aantal concrete vragen voorgelegd. Dat betrof allereerst het aan P. van Eek op diens verzoek verleende eervol ontslag Geen der leden bleek zich daar tegen te verklaren. Gevraagd werd daarha, wie voorstander was van ’t verlenen van ontslag aan J. Landman en M. J. Goedée. Geen enkel lid sprak zich daar Voor uit. Tenslotte werd op voorstel van den voorzitter schriftelijk gestemd over voorstellen tot schorsing van J. Landman en M. J. Goedée. Aan de stemming mochten uitsluitend

ming ineen wachteeL1)-'geling of iets dergeüjKs is voorzien, een overbruggingsultkering te verstrekken. Een overbruggingsuitkering kan worden verleend aan de volgende groepen van valide en bonafide mannelijke werknemers, die zonder werk zijn: a. Personen van 21 t/m. 65 jaar, die kostwinner zijn. Dezulken ontvangen een wekelijkse uitkering ten bedrage van , 80% van het weekloon, dat in hun gemeente van inwoning bij een 48-urige werkweek in hun eigen vak geldt; moeten zij worden geacht niet tot een bepaald vak te behoren, dan worden zij geacht ongeschoold bouwvakarbeider te zijn. b. Personen van 21 t/m. 65 jaar, die kostganger zijn of alleenwonend (waaronder niet wordt begrepen thuiswonend). Dezulken ontvangen een wekelijkse uitkering ten bedrage van 70 % van bovenbedoeld weekloon. c. Personen van 21 t/m. 65 jaar, noch kostwinner, noch kostganger zijnde, doch thuis inwonend. Dezulken "ontvangen een wekelijkse uitkering ten bedrage van 40 % van bovenbedoeld weekloon. d. Personen van 16 tot 21 jaar, die kostwinner zijn. Dezulken ontvangen een wekelijkse uitkering ten bedrage van 80 % van bovenbedoeld weekloon. e. Personen van 16 tot 21 jaar, die kostganger zijn, of alleenwonend (waaronder niet wordt begrepen thuiswonend). Dezulken ontvangen een wekelijkse uitkering ten bedrage van 70 % van bovenbedoeld weekloon. f. Personen van 19 en 20 jaar, noch kostwinner, noch kostganger zijnde, .maar thuis-inwonend. Dezulken ontvangen een wekelijkse uitkering ten bedrage van 25 % van bovenbedoeld weekloon.

onbezoldigde leden van de bondsraad deelnemen. De uitslag was, dat vóór schorsing van Landman 8 stemmen werden uitgebracht en 21 daar tegen. Met betrekking tot Goedée was de uitslag 10 stemmen vóór en 19 stemmen tegen. En hiermede was de behandeling van het punt „bestuursbeleid” ten einde. Waarmede uiteraard het laatste woord over deze aangelegenheid nog niet gesproken is, want t.z.t. zal de algemene vergadering zich definitief hebben uitte spreken. Het bondsbestuur zal dan in z’n geheel aftreden en de algemene vergadering zal geheel vrij zijn inde keuze van nieuwe bondsbestuurders. Zij zal naar verkiezing de aftredenden kunnen herbenoemen, dan wel door anderen vervangen. Ineen volgend nummer zullen we mededeling doen van de andere punten, die behandeld zijn.

T*B*C BESTRIJDINCSFONDS VAN HET N.V.V.

Dit fonds heeft van 1 Augustus 1945 afzijn werkzaamheden hervat. Onze Bond, die inden beginne overeen eigen T.8.C.-fonds beschikte, heeft zich, gezien een besluit op de Algemene Vergadering van 1938, reeds vóór de oorlog bij het N.V.V.-T.8.C.-fonds aangesloten. Dientengevolge kunnen ook onze leden, die minstens één jaar lid zijn en geen achterstand inde contributiebetaling hebben, aanspraken maken op hulp uit dit fonds. De hulpverlening uit het fonds zal, evenals voorheen, kunnen bestaan uit bijdragen inde kosten van: a. verpleging in sanatoria; b versterkende middelen; c. huishoudelijke hulp; d. verstrekking kleding en dekking; e. reisgeld voor familiebezoek, waarbij ten aanzien van de punten b. en d. met de uiterst beperkte mogelijkheden van thans, rekening dient te worden gehouden. In aanmerking voor hulp komen, evenals voorheen: 1. leden, die een jaar lid zijn van onze Bond en geen contributieachterstand hebben; 2. hun echtgenoten; 3. hun kinderen tot en met het 13e levensjaar. In deze beide laatste gevallen, indien het lid overigens aan de onder 1. gestelde voorwaarden voldoet. De aanvragen om hulp uit het T.8.C.- fonds moeten evenals voorheen bij het afdelingsbestuur worden ingediend dat dan voor de verdere afwerking zorgdraagt. In verband met de eis: één jaar lidmaatschap, wijzen wij nog op de bestaande bepaling, dat leden, die tussen 15 Mei 1940 en 1 Augustus 1942 voor het lidmaatschap van onze Bond bedankten en zich nu hebben aangemeld, vanaf de datum van hun laatste toetreden worden geacht onafgebroken lid van onze Bond te zijn geweest en gelden voor hen alle rechten, voortvloeiende uit het ononderbroken lidmaatschap. Voor degenen die vrijwillig lid zijn geworden van het N.A.F., maar overigens geen functie in dit lichaam hebben vervuld, wordt de periode tussen de datum van hun toetreding tot het N.A.F. en de datum waarop zij weer als lid van onze Bond zijn toegetreden, als een onderbreking van de lidmaatschapsduur beschouwd bij het bepalen van de rechten voortvloeiende uit vroeger lidmaatschap. D.w.z., de jaren doorgebracht bij het N.A.F., tellen bij de bepaling van de lidmaatschapsduur niet mee.

3