50ste Jaargang Nummer 7 Zaterdag 13 October 1945 Oplaag 37.500 Redacteur; G. van der Houven Hemonylaan 24 Amsterdam-Zuid Telefoon 27858-20821

ABONNEMENT: Bij vooruitbetaling per iaar f 2.- Voor bet buitenland verhoogd met porto ADVERTENTIESi Afdeling* – advertenties per regel . . . . f 0.20 Aanvragen voor perso» neel of andere advertenties. welke met de metaalindustrie verband houden per regel f 0.30 Verschijnt 2x permaand

(I, B.) In het artikel „Het doel waar wij naar streven”, in het vorige nummer van ons blad, is een zeer belangrijke passage uit het beginselprogram van het N.V.V. besproken, waarin tot uiting komt. dat het Nederlands Verbond van Vakverenigingen zal streven naar diepgaande hervormingen van ons sociaal-economisch bestel. Zeer terecht werd er door onzen redacteur op gewezen, dat reeds jaren geleden de mening had post gevat, dat het werkterrein van de vakbeweging niet te eng mocht zijn en dat het verbreken van de banden tussen partij en vakbeweging de leiding van het N.V.V. er toe genoopt heeft een eigen beginselverklaring te ontwerpen. Het zij ons vergund, de aandacht te vestigen op het feit, dat er daarnaast ook een andere kracht werkt, die o.i. leiden moet tot fundamentele wijzigingen van de sociaaleconomische verhoudingen. De milieu-theorie leert ons, dat iemand zijn eigen karakter niet vormt, maar dat het voor hem gevormd wordt door de omstandigheden, die hem omgeven. Zo beschouwd, is de vakbeweging het product vaneen kapitalistische maatschappij-orde, inde eerste plaats beogende het handhaven en verbeteren van de arbeidsvoorwaarden. Zij stuit bij haar werk binnen die maatschappij-orde dan ook op de wetten, die deze orde regeren. Over het begrip „wet” is inde economische wetenschap al heel wat gediscussieerd en hoewel over het algemeen aangenomen wordt, dat economische wetten niet met dezelfde nauwkeurigheid werken als natuurwetten, zoals b.v. de wet van de zwaartekracht, blijken er toch krachten te

bestaan, die een voortdurende druk uitoefenen. Economische wetten zijn wel vergeleken met getijen en bij dit woord denken wij direct aan het economische getij. Sedert het ontstaan van de kapitalistische productiewijze heeft men kunnen constateren, dat de activiteit in het economische leven niet altijd even groot is. Die activiteit vertoonde een golfbeweging, conjunctuurbeweging genoemd. De wetten, die de kapitalistische productiewijze beheersen, brachten die golfbeweging teweeg. De vakbeweging nu kon die wetten op haar terrein, trw. de arbeidsvoorwaarden, niet weren. Ook de lonen vertonen een golfbeweging. Ineen opgaande conjunctuur verbetering en ineen neergaande hoogstens handhaving, maar meestal daling van de lonen. Ondanks het feit, dat de loonhoogte met de stijging en daling van de economische activiteit op en neer ging, kunnen we constateren, dat de positie van de arbeidende bevolking, mede dank zij de machtsvorming van de vakbeweging, sterk verbeterd is. Als de conjunctuur een opgaande lijn vertoonde, kon van de situatie gebruik worden gemaakt om verbeteringen te veroveren. Maar nimmer konden de economische wetten van de kapitalistische produCtie-orde, zolang die niet inde kern werd aangetast, buiten werking worden gesteld. Toen het na de eerste wereldoorlog tot plotselinge verkorting van de werkdag en plotselinge verhoging van het loon kwam, heeft dit geleid tot het onrendabel worden van grensondernemingen, tot het rationaliseren vair het productieproces, hetgeen in

beide gevallen werkloosheid heeft gebracht en dus vermindering van welvaart, vooral ook een ongelijke verdeling van de welvaart tussen werkende en niet-werkende arbeiders. Ook de sterke loonsverhogingen ia Frankrijk in 1936, met daaraan gepaard da doorvoering van de 40-urige werkweek, zijn, schadelijk geweest voor de werkgelegenheid. Let wel, we veroordelen niet het feit dat de arbeidersklasse naar verbeteringen streefde en nog streeft, maar tonen slechts aan, dat de vakbeweging bij haar werkzaamheid op economisch terrein gebonden blijft aan de wetten vaneen orde, waaronder wij gedoemd zijn te leven. Een Engelse econoom, schrijvende over dit onderwerp, meende, dat, indien stijging van de lonen zou leiden tot een vermindering van de inkomens van kapitalisten, dit eerder zou leiden tot een vermindering van de accumulatie van kapitaal (met de gevolgen van dien op de werkgelegenheid), dan tot een daling van hun consumptieve uitgaven, die verband houden met hun levensstandaard. Waartoe deze mensen kunnen komen als ook de bron, waaruit zij hun consumptieve uitgaven doen, dreigt te worden aangetast, moge blijken uit het feit, dat de Duitse grootindustrie er al spoedig toe overging Hitler’s N.S.D.A.P. financieel te steunen. Ten slotte geven wij hier nog de conclusie, waartoe oud-minister v.d. Tempel kwam na een zeer diepgaande bestudering van dit vraagstuk: „Hoe effectief deze machtsuitoefening ook moge zijn en hoe zegenrijk in hare gevolgen; zij is niet in staat de afstand tussen de maatschappelijke klassen te verkleinen, zelfs niet om te voorkomen, dat deze breder wordt. Het is duidelijk, dat de zwellende stroom van kapitaalwinst en grondrente slechts in andere richting zou kunnen worden geleid door veranderingen inde bezitsverhoudingen zelve.” Wij hopen nu duidelijk gemaakt te hebben, dat het N.V.V. streven moet naar diepgaande hervormingen van ons sociaaleconomisch bestel. Tegelijk daarmede wordt de vakbeweging opgeheven uit haar milieu van niet alleen te zijnde instantie, die tot taak heeft het verbeteren en handhaven van de arbeidsvoorwaarden, maar tevens ta worden één der pilaren, waarop een nieuw sociaal-economisch bestel zal rusten.