EVC-CONFLICT BIJ WERKSPOOR TIENTALLEN SLACHTOFFERS

(W.v.Z.) Begin van dit jaar was door het College van Rijksbemiddelaars aan Werkspoor een dispensatie verleend tot het betalen vaneen hogere uurverdienste dan het maximum inde Regeling voor de Metaalnijverheid aangeeft. Daarbij was de nadrukkelijke voorwaarde gesteld, dat een grondig onderzoek naar de bestaande tarieven moest plaatsvinden en deze in overeenstemming moesten worden gebracht met de daaromtrent door het College gestelde richtlijnen. Deze dispensatie met de daarin gestelde voorwaarden was op een grote Unieledenvergadering, waar 6 a 700 personen aanwezig waren, aanvaard. Verder was eender bepalingen inde dispensatie gesteld, dat een halfjaarlijks rapport moest worden uitgebracht, waarin de resultaten van het in te stellen onderzoek zouden zijn neergelegd. Met het bestuur van de Fabrieksraad werd overleg gepleegd over de wijze, waarop aan het verlangen van het College kon worden voldaan, waarbij werd overeengekomen; a. dat het onderzoek zou worden opgedragen aan speciaal daarvoor opgeleide arbeiders van Werkspoor zelf; b. dat toepassing van de resultaten van het onderzoek niet eerder zou plaatsvinden dan na overleg, met de Fabrieksraad en de tariefcommissies in de verschillende afdelingen. Toen hierover overeenstemming was verkregen, ving het onderzoek naar de juistheid van de gestelde tarieven in verschillende --afdelingen aan, zonder dat daarbij moeilijkheden werden ondervonden. De C.P.N. en de E.V.C. echter verspreidden bij Werkspoor een aantal pamfletten, waarin werd opgewekt dit onderzoek zoveel mogelijk te bemoeilijken en het advies werd gegeven tijdmeting te weigeren. Dit had ten gevolge, dat de E.V.C.-leden van de tariefcommissie inde revolverdraaierij weigerden zich omtrent de wijze van onderzoek en de bedoeling daarvan te laten inlichten. Hoewel reeds bij een aantal revolverdraaiers tijdmeting had plaatsgevonden, weigerden daarna enige E.V.C.-ers in diezelfde afdeling eveneens zich aan tijdmeting te onderwerpen en werd een onder communistische leiding staande delegatie afgevaardigd naar de bedrijfsleiding. Deze delegatie stelde de eis, dat een vergadering van het personeel der revolverdraaierij zou beslissen over het al of niet toepassen van tijdmeting. Een voorstel dat door de Directie uiteraard moest worden afgewezen. Ondanks dit alles werd nog steeds getracht de betrokkenen door overleg tot medewerking te brengen, doch toen op Zaterdagmorgen 1 October een groepje personen de bank vaneen revolverdraaier, die zich bereid had verklaard tijdmeting toe te staan, stilzette, was de maat vol en werd de betrokkenen medegedeeld, dat voortgezette weigering onmiddellijk ontslag ten gevolge zou hebben.

Toen de daarop volgende Dinsdagmiddag enige revolverdraaiers tijdmeting bleven weigeren en inde daarop volgende deining in die afdeling een aantal banken werd stilgezet, werden er 48 ontslagen. De avondploeg inde revolverdraaierij, die ten gevolge van deze actie in sitdown-staking ging, ontving de volgende dag de mededeling, dat zij ’s avonds het werk wel kon hervatten op voorwaarde echter dat zij de haar opgedragen werkzaamheden zou verrichten. Dientengevolge verschenen er de volgende avond van de 38 betrokkenen 34 niet op het werk. Donderdagmiddag werd door de E.V.C. op het terrein van Werkspoor een massameeting georganiseerd, waar 150 a 200 Werkspoorders aanwezig waren. Door middel vaneen geluidsinstallatie, aangebracht op de veranda vaneen woning op Oostenburg, uitziende op dat terrein, adviseerde de voorzitter van de E.V.C. het Werkspoor-personeel uit solidariteit de fabriek te verlaten. Aan deze oproep werd slechts dooreen gering aantal personen gevolg gegeven, zodat in totaal ruim 140 personen waren ontslagen. Diezelfde avond belegde de E.V.C. een personeelvergadering ineen zaal voor 1500 personen eh liet de 150 aanwezigen de eis stellen, dat alle ontslagenen weer moesten worden aangenomen. De vergadering van de Afdelingsunie, ook die avond gehouden, waar ruim 600 personen aanwezig waren, keurde zonder enig voorbehoud dit communistische avontuur af, doch verzocht de aanwezige bestuurders bij de Directie clementie te bepleiten voor de slachtoffers. Dit werd toegezegd. Het resultaat van de daarover gevoerde besprekingen tussen Directie en Uniebestuurders was, dat voorlopig 83 van de ontslagenen, in hoofdzaak E.V.C.-ers, Maandag 10 October het werk weer konden hervatten. Het behoeft geen betoog, dat ook gedurende dit conflict de C.P.N. en de E.V.C. door middel van „De Waarheid” en verschillende leugenachtige pamfletten trachtten de schuld van dit conflict met de daaraan verbonden gevolgen op de schouders van de Unieorganisaties te schuiven, ondanks het feit, dat het overgrote deel van de leden der E.V.C. het stakingsparool van zijn organisatie niet had gevolgd. Ook dit in wezen politieke avontuur eindigde dus met een nederlaag en de bekende nasleep van tientallen slachtoffers. Wij gaan moeilijke tijden tegemoet. Alle macht van onze vakbeweging zal nodig zijn om aanslagen op het levenspeil van de arbeiders zoveel mogelijk te keren. Onze strijdvoeren we met een koel hoofd, doch een warm hart, eendrachtig aaneengerijd achter ons eigen vaandel en met vertrouwen in eigen leiding. Zó en niet anders, dienen we het belang van onszelf en van alle mensen.

DE BUS Pi LUS

Rinus, de chauffeur van onze bus, is een ietwat raadselachtige figuur en je weet nooit precies wat je aan ’m hebt. Soms is-ie uitgelaten vrolijk en als een passagier dan opmerkt: „Je hebt een goeie bui”, is z’n antwoord: „Heb ik altijd, geërfd van m’n vader. Die was overdag doodbidder en ’s avonds trad-ie op als komiek op bruiloften en partijen. Ik heb het avondgedeelte en m’n tweelingbroer het andere deel meegekregen. Die loopt nou met zure bommen”. Als er een onbekende passagier opstapt, is-ie op z’n hoede en wordt de man eerst getaxeerd of-ie ja of

nee inde veiling kan worden genomen. Vraagt zo iemand naar de prijs van de rit, dan strekt Rinus de armen uit, alsof-ie het hele gammele geval dat de bus is, wil omvatten en zegt: „Geeft u maar wat u missen kunt. M’n moeder heeft mij geleerd dat ik niet mag vragen’’ Als de bus het onderweg weer eens opgeeft, houdt-ie een toespraak tot de passagiers, die ongeveer hierop neerkomt: „Ik ga nu voor de variatie eens een poosje onder dit apparaat liggen en als ik het er levend af breng, gaan we inde loop van de dag weer verder. Als jullie willen klaverjassen, hier in dit kastje liggen de kaarten. Namens de directie beleefd aanbevelend en hoogachtend”. Er zijn dagen dat-ie als een spin in z’n web zit te loeren of zich een gelegenheid voordoet dat-ie z’n gal kan luchten, om dan plotseling op z’n prooi af te schieten en wee dan degene, die het moet ontgelden. Zo ontspon zich vanmorgen een gesprek over de komende wachtgeldregeling en werkloosheidsverze-

kering. D’r was nl. een mijnheer met „De Volkskrant”, waarin op de voorpagina een vet artikel stond overeen bijeenkomst van de R.K. Vereniging van Fabrieksarbeiders, ivaarin de voorzitter Brussel van leer was getrokken tegen de KV.P., omdat! die inde Tweede Kamer tegengestemd had toen er een amendement van de Partij van de Arbeid aan de orde was om de arbeiders niet mee te laten betalen aan de wachtgeldverzekering. Dat was in strijd met de opvatting van de Katholieke Vakbeweging, zo betoogde die mijnheer Brussel en dat gaf geen pas. Rinus vroeg aan die Volkskrantmijnheer, wat of hij daar nou van dacht en die mijnheer zei, dat dat wel een politiek vraagstuk zou zijn en dat hij daar maar liever buiten bleef. „Neem me niet kwalijk", zei Rinus, „dat spreekt ook eigenlijk vanzelf dat u daar geen pijn in uw hoofd van krijgt. Maar als u die krant uit hebt, wilt u hem misschien aan die metselaar geven, die naast

u zit. Die is ook katholiek en lid van de K.A.B. en die kan er dan ook eens zijn gedachten over laten gaan. En dan stel ik voor dat jullie morgenochtend eens een boom opzetten over het „solidarisme", waar jullie katholieken hét altijd zo druk over hebben en waar ook m de laatste vastenbrief een hartig woordje over werd gezegd".

Worden de arbeiders verwend?

Ineen deel van de provinciale pers circuleert het bericht, dat onze bondsbestuurder A. G, de Vries te Hengelo (O) op het herfstcongres van het Twents Instituut voor Opvoeding (T.1.V.0.) ineen debat met de heer D. W. Stork zou hebben gezegd, dat de arbeiders na de oorlog in verschillende bedrijven te veel verwend zijn. Enige afdelingen zonden ons een knipsel of krant en daaruit bleek ons, dat ér zelfs in hoofdartikelen commentaar aan deze, door het Algemeen Nederlands Persbureau doorgegeven uitlating, is gewijd. Om verdere legende-vorming te voorkomen wonder boven wonder heeft „De Waarheid" dit buitenkansje niet inde gaten gehad! —, lijkt het ons gewenst hieronder te laten volgen het „ingezonden

stukje”, dat De Vries in het „Hengelosche Dagblad” van 30 September 1949 liet opnemen; „Op het 9e congres van het T.1.V.0. is door mij getracht aan te tonen, dat, alhoewel er een aantal ondernemers zijn, die een grote sociale opvatting van hun taak hebben uit innerlijke overtuiging, dit bij lange na niet algemeen is.

Volgens mij waren er meer ondernemers, die uit overwegingen van economische aard dan wel uit sociaal besef, tot allerlei gunstige regelingen e.d. voor de werknemers waren gekomen. Hierbij heb ik gewezen op het feit, dat het op die manier net zo zou gaan als met een vader, die zijn kind te veel verwende, nl. dat er een lastig kind uit geboren zou worden, doch geen tevreden kind. Ik trachtte met deze vergelijking duidelijk te maken, dat invoering van allerlei sociale maatregelen uit economische overwegingen wel een binding aan het bedrijf tot stand kunnen brengen, maar hiervan nog geen gemeenschap maken, omdat de geest ontbreekt. Een volwaardige werkgemeenschap kon alleen ontstaan, zo heb ik betoogd, niet door sociale voorzieningen, die door eigen belang waren ingegeven, maar alleen door de werknemers medezeggenschap te geven.

BONDSMAKKERS, Geeft steeds elke verandering van werkkring, loon, adreswijziging, enz. aan v de bode of secretaris van uw afdeling op!

Uit uw uiteraard beknopt verslag zou gemakkelijk de conclusie getrokken kunnen worden, dat ik van mening zou zijn, dat de arbeiders te -veel verwend zouden worden.” De Vries heeft dus met andere woorden hetzelfde willen betogen als de heer D. W. Stork. Ten bewijze daarvan citeren wijde Twentse editie van „Het Vrije Volk” van 27 September 1949: „Een behartigenswaardige opmerking kwam uit de mond van de heer D. W. Stork, die de mode van de „sociaaldoentrij” op de korrel nam en wees op het grote gevoel bij de arbeiders voor baatzuchtige motieven, welke tot dit werk zouden kunnen leiden. Sociaal werk mag zelfs niet gedaan worden inde verwachting er waardering voor te zullen ondervinden. Men moet dit eenvoudig doen uit roeping.” Terecht constateerde het „Hengelosche Dagblad” dan ook, dat het debat tussen de heren Stork en De Vries niet tot zijn recht kwam. Men was het nl. op dit hoofdpunt met elkander eens. Wij verzoeken de afdelingsbesturen inde gebieden waar het bovenstaande bericht inde pers verscheen, er bij de betrokken redacties op aan te dringen nu ook aandacht te schenken aan dit artikeltje.

3