DE METAALBEWERKER.

Aan de Redaktie van «De Metaalbewerker«. Verzoeke volgende publicatie te plaatsen. Op de laatst gehouden huish. vergadering is besloten ieder Metaalbewerker te waarschuwen voor den persoon Vander Gaap, gewezen secretaris van de afd. Amsterdam, daar deze persoon een zoo treurige houding aanneemt, een georganiseerd arbeider onwaardig, n. m. heeft deze persoon in zijn functie als secretaris het besluit van de afd. tot het voeren der anti-militairistische propaganda gewoonweg maar genegeerd, door het weigeren van het opzenden vaneen beschrijvingsbrief uitgaande van het A.-M.-comité, en na het genomen besluit een zoo ellendige houding tegen zijn medeleden aangenomen, een eerlijk mensch onwaardig. Ook spreken over geheelonthouding op vergaderingen en zichzelf ten voorbeeld stellen kan dat persoon heel aardig maar op een wijnsoos met zijn patroon 10l maken en zich glaasjes wijn laten tappen nog beter. Enfin daarvoor roept men ook: «flink zoo, kameraden* als je medeleden stukwerk weigeren, terwijl men zelf ’s avonds na 6 uur tot 11 uur of nog een nacht door in stukwerk staat, zoodoende een of meer personen er uitwerkt. Denkende hiermede dezen persoon die op een uitnoodiging van ons om zich te verdedigen niets van zich liet hooren, genoeg bekend gemaakt te hebben en de arbeiders in ‘t algemeen en de Metaalbewerkers in ’t bijzonder voor dit individu gewaarschuwd te hebben, vooral de burgersmeden zijn gewaarschuwd, daar hij wellicht stappen zal doen tot het oprichten vaneen nieuwe vereeniging. Het Bestunr der afd. A’dam. Antwoord op het stuk van Hoorenman voorkomend in No. 3. Onze vriend Hoorenman heeft zich gedrongen gevoeld een artikel te schrijven over de Utrechtsche Metaalbewerkersbond en gezegd dat zij trotsch mogen zijn op de overwinningen die zij hebben behaald op het Utrechtsche kapitalisme. H. doet het voorkomen of hij het zich niet kan begrijpen dat een beweging zooals hij indertijd in Utrecht bestond is achteruit gegaan. Ik voor mij had het ook nooit gedacht, maar kan na al het gebeurde wel nagaan wat voor organisatiegeest zat in die velen die indertijd lid waren van onze organisatie. Als H. zich een jaar of vier terug denkt dat wij samen in het bestuur zaten, toen door H. ter sprake werd gebracht de aansluiting bij den Algem. Metaalbew. bond, hoe het werd bestreden door verschillende andere bestuursleden. Kort daarop vertrok H. uit Utrecht, dus mocht niet den strijd mee maken, die wij achter ons hebben over de aansluiting. Als hij dien strijd had meegemaakt, zou hij gezegd hebben: zijn dat nu die 11 kloeke mannen die driemaal hebben geprobeerd een afd. van den Bond te stichten en bij nood een Utrechtschen Metaalbewerkersbond hebben opgericht? Als zij indertijd kloek zvn geweest zijn zij erg aan het verslappen gegaan, en dat is zeker gekomen door die stedelijke organitie op te richten, want met niemand hebben wij zooveel last als met één der overgeblevene kloeken die ook Zondag 5 Februari zal worden geroijeerd wegens contributieschuld. Vanaf dat wij zijn aangesloten bij den Alg. Met.bew.bd, hebben zij onze afd. meer tegengewerkt dan vooruit geholpen. Ik geloof ook te mogen zeggen, dat de meesten der 11 het niet te doen was om hetgeen u schreef, maar om een Utrechtschen Met.bew.bond te behouden. Wij zijn er overheen en gelukkig, en ik voor mij wensch niet meer terug wat wij hebben gehad, en al zijn wij op het oogenblik kleiner in aantal, toch geloof ik, dat wij nog wel voor hetzelfde in staat zijn als vroeger is geschied, de staking bij Hamburger werd gewonnen, ook die gedeeltelijk bij Hillen, maar als wij spreken vaneen overwinning, is die van Hamburger er alleen, en als wij dan nagaan de verschrikkelijke misstanden die daar bestonden, dat eiken morgen de nacht- en elke avond de dagploeg 2 uur moest werken waar geen cent voor werd betaald, dan kan dunkt mij een overwinning niet uitblijven. Ook kwam er nog bij dat de strijd niet ging voor sommigen meer gegoeden uit Utrecht tegen den patroon Hamburger, maar wel tegen den Jood Hamburger, ook dit heeft er een hoop toe bijgedragen dat het tot een goed einde kwam. Ik herinner mij dit: eenige maanden geleden wilde diezelfde Hamburger weer wat uithalen met zijn arbeiders, om hen in hun loon te bekorten. Spoedig waren wij er bij en riepen de werklieden per convocatie op ter vergadering om met ons de toestanden op die fabriek te bespreken, toen echter Hamburger merkte dat er in Utrecht nog een organisatie van Metaalbewerkers bestond, moest hij er niets van hebben en trok dan ook heel spoedig zijn gezegden in, zoodat de arbeiders op dezelfde voorwaarde bleven werken. Ook dit kunnen wij zeggen, dat is een overwinning evenzoo goed als die van 1900, en toch na die gemakkelijke overwinning kwamen de werklieden niet weer tot ons, als zij nooit hadden gezien het nut van organisatie zagen zij het nu en toch slapen zij. Neen H. vroeger ging dat beter, als zij toen 6 ct. per week betaalden waren zij er af, maar het is nu te veel 15 ct., zij denken er niet aan dat het zoo noodzakelijk is nationaal met elkander te zijn verbonden, dat het zoo goed is overal waar wij komen als bondgenooten met elkander om te gaan, maar hoofdzakelijk is het. die enkele cent, waarvoor zij zich overgeven aan de willekeur jder patroons, liever loopen zij onder het juk der patroons dan hun vrij inde oogen te zien en een beteren toestand te bezorgen aan hun gezin. Kom, Utrechtsche Metaalbewerkers, vooral zij die op fabrieken werken, durft gij soms niet voor uwe meening uitte komen uit broodvrees, komt bij ons en bespreekt uwen toestand, wij zullen zonder uwe naam te noemen, werken tot versterking van onzen bond en tot verbetering van uw lot, wij weten heel goed dat er misstanden bestaan, maar om die uit den weg te ruimen hebben wij juist u zoo hoog noodig.

, Dikwijls wordt ér gemopperd over den een of anderen baas, organiseert u en gij behoeft niet meer te mopperen, alleen dat is 15 ct. per week waard, en dan erbij wordt uw toestand verbeterd, wat met mopperen niet gebeurt. En gij leden der afd. neemt de plicht vanaf heden op u om te werken met allen ijver die in ons is, laten w;j toonen dat in Utrecht nog wel wat te organiseeren is, en daar wij zijn in het midden des lands, laat ons ook Utrecht maken, met zijn veie Metaalbewerkers, tot het middelpunt der Metaalbew.organisatie, zoodat iedere afd. van den Bond tegen Utrecht zal opzien wat innerlijke kracht betreft. A. R. WERKELOOSHEID. Geachte Redactie! Al heeft onze secretaris, Elferink, geantwoord op bovengenoemd stuk, voorkomende in ons vakblad no. 3, toch meen ik, dat het geoorloofd is, dat ook ik mijn meening daarover zeg. Ten eerste begrijp ik niet goed, hoe W. v. W. steeds schrijft «wy«, terwijl het alleen door hem is onderteekend. Of zou hij soms meenen, dat iedere socialist het met hem eens is? dan wil ik hem direct wel zeggen, dat hij er een verkeerde meening op na houdt. W. v. W. begint met te zeggen, dat mannen van allerlei richting en stand hunne aandacht er op hebben gevestigd en zij niet tot eenig resultaat zijn gekomen en vraagt ten slotte: hoe ontstond werkloosheid? Wat is ’t gevolg? En hoe zullen wij dat het best kunnen bestrijden? en zegt dan: dit nu zullen wij zoo kort mogelijk trachten aan te toonen. Waar dus mannen van allerlei richting en stand hun aandacht op hebben gevestigd en (zooals in dat stuk staat) tot geen resultaat zijn gekomen, dat willen zij (of laat ik zeggen W. v. W.) ons zoo kort mogelijk trachten duidelijk te maken. Maar helaas, W. v. W. komt tot geen ander resultaat, dan die mannen van allerlei richting of stand. Er wordt in dat stuk geen ander resultaat aangetoond om werkloosheid te bestrijden dan verkorting van arbeidstijd, meer niets. Hij toont zelfs nog minder aan, dan mannen van allerlei richting of stand. Wat W. v. W. schrijft over ’t ontstaan der werkloosheid en de gevolgen daarvan, dat ben ik met hem eens, maar dat is al vaak genoeg aangetoond. Na ’t uiteenzetten van die twee vragen, vraagt hij: wat moeten wij dus doen om dit monster te bestrijden? En begint dan met no. 23 van «De Metaalbewerker*, waarin Elferink (zooals de schrijver zegt) zijn licht ontsteekt over weerstandskassen bij werkeloosheid, waarvan ik een sterk voorstander ben en door het schrijven van W. v. W. zal een ieder, die werkelijk goed over deze zaak nadenkt, inplaats van tegenstander te worden juist de noodzakelijkheid van weerstandskassen inzien. Immers, in dat schrijven staat toch duidelijk «het gevolg der werkloosheid is, dat die gezinnen, waar het meest met de werkeloosheid wordt gekampt in armoede vervallen en met evenredigheid hun zedelijk gehalte begint te dalen en ten slotte ontaardt in verdierlijking. Ziedaar metaalbew., dat is de naakte waarheid. Goed gezegd W. v. W. Maar wat is de taak onzer vakvereeniging ? Immers den mensch bewuster maken, verheffen, het stoffelijk en zedelijk gehalte der metaalbew. bevorderen. En wat zien wij nu bij werkloosheid dus, geen inkomsten, geen brood, geen vuur, geen kleeding, niets! In dat schrijven wordt het immers gezegd. De mensch verdierlijkt! Weerstandskassen bij werkeloosheid «lapmiddel*, is ’t niet W. v. W.? Vechten tegen windmolens? W. v. W. waarschuwt de metaalbew. tegen dergelijke fictie. Ik wil de metaalbew. waarschuwen voor die verdierlijking! M.en doodt elke energie, wordt er gezegd. Men verdierlijkt toch niet met weerstandskassen? Dat is nog nergens bewezen. Juist het tegenovergestelde is waar. Wat zouden de capsulenbewerkers hier in Deventer blij zijn, als zij aangesloten waren bij een bond met eigen bestuur en aan dien bond een werkloozenkas was. Dan behoefden die menschen, die steeds hebben gestreden voor hun rechten, overal waar strijd was bijsprongen, nu niet met angst den zomerdag tegemoet te zien, daar er dan verscheidenen (juist door invoering der machine) op straat zullen worden gezeti Dan behoefden zij niet direct bang te zijn voor het spook .... honger. Juist daar is de energie, de geestdrift gedood. Vóór de invoering der machine was die vakvereeniging sterk, doch toen die machine verscheen werden allen bang voor het spook werkloosheid, honger en ... . daar ging die vakvereeniging, die eerst zoo sterk was naar den kelder. Als men nu die menschen na eenige jaren langs de straat ziet dolen, dan kunnen wij wel . zeggen: dat zijn slachtoffers van de economische ontwikkeling inde industrie, zeker, maar moeten wij ons dan niet afvragen; wat is er nu gedaan, wat moeten wij doen om dien nood wat dragelijker te maken? Wat moeten wij dan doen, opdat zulke menschen niet verdierlijken? Moeten wij dan nog zeggen; wat doet ge met weerstandskassen bij werkloosheid? Neen, wordt er in dat schrijven gezegd, wij moeten den wortel met tak uitroeien. Met die menschen, die in dien tijd dat zij geen eten hebben, die gebrek hebben aan alles, met die verdierlijkte menschen? O, W. v. W, wat een humbug. Dan volgt nog: «Daarom arbeiders, metaalbewerkers, tracht allen dit monster, werkeloosheid, te bestrijden, door te eischen: verkorting van arbeidstijd. Bravo! Dit is het eenige middel dat ons in dat stuk wordt aangetoond om de werkeloosheid te bestrijden. «Tracht uwe positie te verbeteren*. Goed zoo! «Wordt lid van de vakorganisatie, opdat wij macht tegenover macht kunnen vormen. Best zoo! Toch zeker niet om de maatschappij te ondermijnen, W. v. W. ? Want ziet ze daar eens staan, ze hebben geen hemd meer aan en nu kunnen zij toch zeker met hun leege maag, met hun uitgemergelde knokken, met hun verdierlijkt hoofd niet strijden gaan? Aanvaardt de socialistische beginselen en tracht de vakorganisatie aan te grijpen als middel ter omverwerping van de geheele rotte maatschappij. Wat zullen ze grijpen! Wat heeft de vakorganisatie te maken met de omverwerping der maatschappij ? Dan zou men toch als ' doel

moeten aannemen «opheffiing van ’t privaatbezit der produciemiddelen* en is men het daar niet volkomen over eens, dat een vakorganisatie dit nooit als doel kan aannemen? Kolthek Jr. beweerde hier op een gecombineerde bestuursvergadering in «H. U. Z.«: Een anarchistische vakvereeniging is «een onding*, net zoo goed als een sociaal-democratische. Stevens uit Rotterdam zeide hier ineen openbare vergadering van de metaalbcwerkersvereeniging: «De vakorganisatie kan niet anders werken dan binnen het raam der bestaande maatschappij. Oudegeest schrijft in zijn brochure: «De vakbeweging, de vakorganisatie kan niet anders werken dan binnen het raam van het bestaande loonstelsel, om daarin de socialisatie der productiemiddelen voor te bereiden. Wanneer dit juist is, en ik acht het juist, waarom dan die groote woorden in ons vakblad ? Juist die groote woorden zijn «lapmiddelen* om een hechte vakorganisatie daar te stellen. Personen die niet veel lezen of niet veel op vergaderingen komen en zulke groote woorden hooren, treden tot de vakorganisatie toe en meenen dat ze met een half jaar of een jaar al wel hoeveel verbetering kunnen hebben, doch ’t valt hun tegen, ze keeren de vakvereeniging den rug toe met de mededeeling: ’t geeft toch niets. Ziedaar de «remmers*. Daarom metaalbewerkers, helpt mee tot ’t oprichten vaneen Weerstandskas bij werkeloosheid, opdat hij. die werkeloos wordt, niet «verdierlijkt®, geen «onderkruiper* of «loonbederver* wordt. J. Wansink, Nijmegen, datum postmerk. Geachte Redactie! Ondergeteekende vraagt beleefd een plaatsje in uw blad, waarvoor bij voorbaat zijn dank. Dikwijls lees ik tot mijn groote ergernis in vak- en andere bladen, zoo ook in uw blad. van tyrannic, lage loonen enz., en wil mijnerzijds ’t volgende meededen, ’t geen gebeurde op de rijwielfabriek alhier, aan ’t hoofd waarvan staat de heer Gerritsen. Meermalen dat mij van collegazijde medegedeeld werd de daar in hooge mate heerschende uitzuigerij en treurige verbittering, die door genoemden patroon onder z’n personeel gekweekt wordt en dat mij thans noopte om een plaatsje in uw blad te vragen. Vooreerst dient gezegd, dat ineen maand tijds circa 12 personen om de meest gezochte redenen werden ontslagen en waarvan ik dan een laatste ontslag u en de lezers wil mededeelen. Dezer dagen, toen een gezel, na een dag van harden arbeid en inspanning, zijn taak volbracht meende te hebben, toen vroeg hem de heer G., of dat alleswas wat hij gedaan had. Hij antwoordde bevestigend. De heer G., hierover niet tevreden, vermaande hem meer te doen, of . ... daar is de deur. De man, een goed werkman, werkte nog harder om niet broodeloos te worden. Maar na verloop vaneen paar dagen verscheen weer de heer G. en constateerde dat hij nog niet genoeg gedaan had en hij wel vertrekken kon. De man J. Knoop is zijn naam antwoordde: «Mijnheer, ik kan niet meer, ik heb mijn lichaam uit elkaar gewerkt*. Dit werd mij door zijn kameraden voor waarheid verteld, de man heeft zich dan ook tevens onder geneeskundige behandeling gesteld. De heer G. zeide dat hij geen ziek, maar gezond personeel moest hebben. Ten slotte nog dit. Waar de patroon een tiran is tegenover z’n personeel, het treurig is om hier nog op te merken dat de magazijnmeester Koene zijn handlanger is. Hij, een gep. sergeant-majoor, die geen grijntje vakkennis heeft, die nergens geen verstand van heeft als mogelijk van geweerpoetsen, gaal reclames indienen over het goede werk van het personeel en zorgt er dus wel voor dat zij door den heer G. met zulke uitzuigerscomplimenten worden bejegend. Koene schaam je. Gij, die, wanneer ge aan de zijde van uw medegezellen staat, met hen zegt, dat de patroon, dus ook de uwe, een tyran is en wanneer ge bij de patroon zijt, van hen gaat lasteren. Koene wanneer ge aan hun zijde het zoo openlijk met hen eens zijt, gaat ze dan niet met uw geweten achter hun rug belasteren, dat is niet rechtvaardig. Of dient dit om mogelijk uwe positie te behouden? Collega’s! laat deze regelen u ter waarschuwing dienen. Mocht ge ooit met deze patroon in onderhandeling geraken overweegt dan eerst goed op welk oorlogschip ge terecht zult komen. Arbeiders, wat zegt ge van zoo’n patroon ? Is het niet treurig dat dergelijke uitzuigerij zoo veelvuldig voorkomt ? Treurig voorwaar. Arbeiders ontwaakt, sluit u aan, vereenigt u, vooral gij mannen van Gerritsen’s fabriek, om dergelijke slavernij te verbreken. Is het niet genoeg mijnh. G. dat gij de vruchten van anderer arbeid plukt, de weelde daarvan smaakt? Moet gij hen ook nog tyranniseeren ? Moet gij de gezellen moedeloos maken met dergelijke uitzuigers complimenten ? Een • Metaalbewerker. cörrespondêntïeT Plaatsgebrek verhinderde ons alle toegezonden bijdragen in dit No. op te nemen, zoodat we enkele inzenders moesten teleurstellen, Vakgenooten! Maakt propaganda voor den Bond en het Vakblad!

16