DE METAALBEWERKER,

te huilen. Mijn vrouw zat mij aan te gapen, mijn beide nog jeugdige kindertjes keken met zulke groote oogen en begrepen er niets van. Daar zat ik nu, arm in arm met Elferink en R., tentoongesteld voor ieder metaalbewerker die ons vakblad leest. Wij dachten aan «omelet*, «sigaartje rooken«, «een kop drinken* (die nog al scherp inde keel zal zijn), «Moeder de Gans*, en keken de tafel eens rond en zagen niets dan een paar opgebakken aardappelen en een beetje opgewarmde erwtensoep van den vorigen dag. Wat was het jammer dat Hahn er niet bij was, ik weet zeker dat hij van die treurige gezichten een mooi kiekje had gemaakt. Wij bemerkten dat ’t «een toppunt van domheid« was, om daarover te gaan zitten denken en te huilen en begonnen een beetje te «kletsen over weerstandskassen*. Terwijl mijn vrouw d’r «neepjesmutsje* wat opstreek en mij mededeelde, dat er morgen (Zondag) een paar «theetantes* zouden komen praten, kwam er een agent van een «Assurantie-Maatschappij* binnen. Die daar begon op te scheppen, totdat mijn vrouw begon met «spotternij* en riep «’t is boerenbedrog.* Ik uit mijn «domheidsdommek wat opgeschrokken door die visite, wouen ook iets zeggen, maar mijn vrouwtje, nog al bij de pinken, pakte dien agent bij den arm en zeide sst! ! laat ze zitten, dat zijn «vakorganisatielijders«, Arme sukkels. Wat een geluk voor den Alg. Ned. Metbew.-bond, dat ze nog andere knappe koppen bezit, anders zou ’t er treurig uitzien. Meesters als W. v. W., wetenschappelijk op de hoogte met de vakbeweging, socialisme, uitvinder van ’t bestrijden van werkeloosheid, dat zijn mannen waar de heele bond op moet drijven, en als je eenige inlichtingen wenscht over het een of ander punt. je hebt je maar even aan te melden en .... direct wordt je geholpen. Zijn vorig zeer geleerd stuk in ons vakblad had ik niet goed begrepen, ’k heb gevraagd om eenige inlichting en .... nu vertelt hij mij dat ’t ondoenlijk is om daar regel voor regel op in te gaan, omdat .... dit te veel plaatsruimte in beslag zou nemen. Dat is te begrijpen. Maarde redactie zegt: er is plaatsruimte genoeg. Dat is voor mij al weer erg onduidelijk. Dat het voor W. v. W. ondoenlijk is, dat geloof ik wel, maar dat hij zich nu verschuilt omdat er geen plaatsruimte is (terwijl die er wel is) dat is mij te geleerd. Ik wil het nog eens wagen eenige inlichting te vragen. W. v. W. kunt gij mij ook zeggen, wie (behalve gij zelf) heeft gezegd, dat werkloozenkassen een af doend middel is? En toch is ’t een middel om te komen tot verkorting van arbeidstijd, verhooging van loon, afschaffing van stukwerk, tirannie en patroons willekeur. Wat moet dus het parool zijn? vraagt W. v. W. en zegt dan: verzet! verzet en nog eens verzet. Nu vraag ik nog eens aan W. v. W. wie moeten zich verzetten? die werklooze verdierlijkte menschen, en gij «omelet* eten, want ik merk daar uit ons vakblad dat je erg actief bent. Hm. Wij zeggen immers altijd, wie strijd wil voeren moet zorgen voor een helder hoofd, een hoofd dat niet is bedwelmd door alcohol. Maar W. v. W. wil strijden met verdierlijkte hoofden. Wat zullen zij zich verzetten! Ik heb in mijn vorig stuk een positief antwoord gevraagd maar ’t is al klaar. W. v. W. geeft mij al antwoord. Verzet! Met.-bew. ik ben dom, ’k ben geen studeerend meneer, dat weet ik wel, maar neem dan toch van dezen domoor den raad aan en verzet u niet op die manier als W. v. W. u daar wel voorschildert, want ik ben werkelijk bang dat wij dan nog meer remmers krijgen. Misschien ben ik wel te bang, maar ik kan mij zulk een verzet niet voorstellen, dat is mij te geleerd. Verzet! Ziedaar het revolutionaire beginsel, welke elke vakorganisatie in haar wezen moet omdragen, bij afwezigheid daarvan is zij tot ondergang gedoemd. W. v. W. gij vraagt om bewijzen, ik meen in het vorig nummer bewijs te hebben geleverd dat werkloozenkassen nuttig zijn, toe, zou er geen kans op zijn, dat ik ook een bewijsje kreeg van dien ondergang? Ach, voor den wereld-ondergang Was iedereen vol angst en bang. Professor Falb gaf te verstaan De wereld zal ten onder gaan. De aard, alsof ’t turfmolm was, Die zou vergaan in vuur en asch Den dertienden Novemberdag Was ’t O! en Ach! Nu is ’t stil, Men hoort niets meer ’t Is jammer voor dien ouden heer Professor Falb, die wijze man Die weet er net als W. v. W., Geen jota van! W. v. W. Gij vraagt mij of werkloozenkassen werkeloosheid als maatschappelijk verschijnsel kunnen bestrijden. Ik moet daarop antwoorden ja! Immers, het is een maatschappelijk verschijnsel (gij doet wel voorkomen alsof ik dat ontken) en als dit nu zoo is, dan kan het immers niet anders of ’t moet ook als maatschappelijk verschijnsel worden bestreden. Maar gij meent het middel te bezitten om werkeloosheid op te heffen en dat middel is ... . verzet, spaanders vallen; br. je zou er van rillen, de erwtensoep wil niet meer door de keel. Neen! W. v. W. werkloozenkassen kunnen de werkloosheid niet opheffen, maar dat kan de vakorganisatie evenmin, dat is een frase, dat is een «toppunt van domheid*. Meent ge nu werkelijk, dat ik niet weet dat de tegenwoordige productiewijze alleen is gebaseerd op winstmakerij. Dan meent ge verkeerd. Maar daartegen wil ik strijden buiten de vakorganisatie. De vakorganisatie kan niet anders strijden dan tegen meer laag bij den grond liggende zaken om verbetering onzer directe toestanden en daarvoor wensch ik alle middelen die ons maar iets verbetering kunnen brengen, te gebruiken. Onze vakorganisatie is onze zaak; wij moeten daar zaken mee doen, net zoo goed als de ondernemer zaken doet om winst te maken, moeten wij ook zaken doen om winst te maken en dat doen wij niet met groote woorden zooals van W. v. W., die brengen ons remmers. En als wij nu zien, dat wijdoor een werkloozenkas aan onzen bond te vestigen, onze zaak wat solieder wordt, en het dus een middel is, dan zeg ik weer: «meenemen.* Maar dat maatschappelijk verschijnsel opheffen, gaat niet zoo gemakkelijk als W. v. W. zich wel voorstelt. Is het kapitalisme niet steeds bezig zich hechter te organiseeren? Organisaties waar de vakorganisaties nog maar kindertjes bij zijn. De patroonsbond, de trust en de kapitalistische staat en is het nu geen onzin geredeneerd, dat de vakorg. tegen die organisaties met al haar middelen bestand zijn? Waar wordt de arbeidersklasse als klasse het meest door gedrukt? Waar wordt de bezittende klasse het beste beschermd? Waar kan de arbeidersklasse, als klasse, strijden tegen de bezittende klasse? Inde vakbond is immers maar een deel van die klasse? Solidariteit roept gij, de solidariteit zal redding brengen, die zal de werkloosheid opheffen. Waar kan de arbeidersklasse als klasse in haar geheel zich solidair verklaren? Gij hebt mij inde schoenen willen schuiven, dat ik ontkende dat het een maatschappelijk verschijnsel is. Gij hebt mij vragen gesteld; ik beantwoord ze u. Gij hebt gescholden, gelasterd. Gij vraagt om bewijzen, en toont zelf niets aan. Gij hebt in

uw eerste stuk geschreven: «wat kan men geen voordeel behalen door onderlinge veeten op zij te zetten.« Wie maakt veeten? Gij zelf! Werkloozenkassen kweeken egoïstische menschen. Blijkt ’t niet uit dat voordeel dat gij zelf egoïstisch zijt? Toe W. v. W. zet u nu 'eens kalm neer en antwoord eens fatsoenlijk. Maakt geen veeten, toon dat ge beter ontwikkeld zijt dan ik. Gij zegt in dat stuk: de dubbeltjes van de arbeiders wegen niet op tegen de rijksdaalders der patroons. Gij noemt zelfs nog bankbiljetten, maar kunnen diezelfde' rijksdaalders en bankbiljetten niet even goed dienst doen om dat verzet te smoren? Toe, kom eens uit den hoek, maar dan niet schelden, dan doet gij mij en de geheelen bond denk ik, een groot pleizier. Met.-bew. ik vraag u, is dat nu polemiseeren, zooals W. v. W. zich aanstelt? Is dat nu aantoonen dat werkloozenkassen een «fictie* is? Geen steun bij werkloosheid, dat leidt ons van dat groote doel af, is ’t niet W. v. W. ? Neen, ’t is beter als dat spook van de werkeloosheid door de vensters komt gluren en daar binnen in die kleine woning gebrek is aan alles, de kinderen schreien om een stuk brood, en vader eens rondziet of er nog een stuk huisraad is, dat naar de lommerd gebracht kan worden; dat dood geen «energie*, dat dood geen «geestdrift*, is ’t niet W. v. W.? Metaalbew., ik zou nog door kunnen gaan, maar is ’t nog noodig? is ’t nog noodig voor een denkend mensch te zeggen, dat een volle maag beter is dan een leege, is ’t nog noodig te zeggen, dat voorziening inden nood beter is dan de nood zelf, ik geloof van niet. Ik geloof dat het gros der metaalbewerkers zal moeten toestemmen dat werkeloozenkassen nuttig zijn, dat het een middel is om werkeloosheid en de gevolgen daarvan te bestrijden en onze bond er sterker door zal worden en ons verbetering kan helpen brengen in onze directe slechte toestanden. Dat moet onze leuze zijn; «winst maken«, zaken doen en als er winst is behaald, dan zegt ook W. v. W. niet: ik wil dat niet hebben, ik wil niet aan die winst wat mede hebben, want dat leidt mij van dat groote doel af. Daarom metaalbewerkers, tracht de vakorganisatie aan te grijpen, zoodanig, opdat ge de meest mogelijke winst kunt behalen. Laat ze maar praten dat is egoïstisch. Wijst eens een patroon aan, die niet egoïstisch is. Is ’t niet steeds nog harder, vooruit enz. enz. Ook wij moeten vooruit en dat kunnen wijdoor weglating van dergelijke nonsens als van W. v. W., doch met bedachtzaamheid gewerkt, met een helder hoofd gestreden, des te spoediger dit gaat, al lijkt het ook langzaam. En wilt ge strijden voor de opheffing van maatschappelijke kwalen, zooals werkeloosheid, die hetgeheele proletariaat raakt, doet het dan daar waar ook de geheele proletariërsklasse gemeenschappelijk kan optreden, dus naast de vakorganisatie. Dat is de leuze: «Sluit u in drommen van duizenden aan!* Deventer. J. Wansink. * Bonbsnteuwö. Uit LEEUWARDEN. Door de Kamer van Arbeid was aan onze afdeeling bericht, dat door den Minister van Binnenlandsche Zaken, machtiging aan genoemde Kamer was verleend, tot het laten drukken van haar Rapport inzake den toestand van de . Metaalbewerkers te Leeuwarden, naar aanleiding van het onderzoek van onze afdeeling en de gegevens der Patroons. Als genoemd Rapport door ons wordt ontvangen zal zoo mogelijk een openbare vergadering worden belegd tot bespreking daarvan.*) De Correspondent. *) Het vakblad ook niet vergeten. [Red.] Uit KROMMENIE. Huishoudelijke vergadering op Dinsdag 28 Maart ’s avonds B*/j uur in ’t lokaal van den heer Altink. Behandeling beschrijvingsbrief. * * * Leden als gij onderstaand leest, dan is het uw plicht het te laten lezen door ongeorganiseerden. Want deze feestavond is belegd om verschillende redenen, o. a. ook om de vrouwen ter vergadering te krijgen, zoo wel van leden als niet-leden. De grootste zaal van Krommenie is gehuurd, wij hebben geda m wat we konden. Ds. Schermerhorn zal behandelen: «Anti-Militairisme in verband met de vakbeweging.* Mevrouw Josephine Spoor zal voordrachten ten beste geven; terwijl de zangvereeniging «Voorwaarts* eenige liederen zal laten hooren. Spoedt u allen dan Donderdagavond naar de zaal van den heer W. M. van Vliet. Entree 10 cent. Om precies 8 uur wordt begonnen. De Correspondent. Uit KINDERDIJK. Zaterdag 11 Maart hield de afd. haar 3-jarig bestaan op een feestelijke wijze, in het Sociteitsgebouw. De zaal was geheel gevuld, waaronder veel vrouwen en meisjes. De voorzitter sprak een hartelijk opwekkend woord tot de aanwezigen, en wees op den moeielijken strijd die de afdeeling heeft te voeren, hij hoopte dat deze avond er toe bijdragen mocht om de afdeeling te doen versterken. Daarna kwam Mineur van Rotterdam aan de beurt, die op koddige wijze de zaal aan ’t lachen maakte met zijn voordrachten. Elferink sprak een kort krachtig woord over organisatie en drukte de aanwezigen vooral op het hart met ,allen ernst deel en nota te nemen der vakbeweging. Vooral de vrouwen kregen een extra beurt. Hij toonde hun aan, dat zei het in de eerste plaats voelen moeten om mee te streven met de mannen, wier weekgeld laag is. De dienstboden, zoo zij hij, disschen in één dag meer op tafel dan het weekgeld van den metaalbewerkers die in dienst is van denzelfden heer. Zij moet als vrouw toch wel begrijpen dat tusschen den mensch patroon en den mensch metaalbewerker een groot verschil bestaat en zich dan afvragen, waar komt dat verschil \ andaan ? Het verschil tusschen menschen en menschen, dat moet haar tot nadenken stemmen. De mannen hebben tot taak de vrouwen alles mede te deelen wat er inde organisatie gebeurt, niet zeggen of denken dat zijn geen vrouwenzaken, want dat is verkeerd. Dit is van grooten invloed bij conflicten. O ! zegt spreker, ik weet het wel, er zijn er gekomen dezen avond enkel om de pret, maar gij zult toch ook iets ernstigs ondanks u zelven van hier meenemen. Gij wilt hier gezamentlijk feestelijk bijeen zijn. Welnu, dat is goed, gij voelt het aangename ervan nietwaar? Zoo is het ook met het dagelijksch leven, gij allen voelt daarvan het onaangename. In alles gaat het en treft het u gezamenlijk.

Laat uw strijd om verbetering dan ook gezamenlijk zijn. Alsdan gaf de zangvereeniging «Aurora* van Dordrecht eenige nummers ten beste. Na de pauze werd gespeeld «Naar ’t huis,* een dramatische schets van W. Inte Onsman. We kunnen gerust verklaren dat het door het groote gros niet is begrepen en gevoeld, dat is zeer jammer, het. is anders zoo treffend naar het leven geteekend. We hebben al dikwijls bij zulke gelegenheden opgemerkt dat zulke ernstige stukjes gewoon worden mishandeld. Hadden wij er iets over te zeggen, we zouden liever aanraden : speel liever een blijspelletje. Het schijnt dat de arbeidende klasse niet zien wil, dat het massa leed, door haar als klasse dag aan dag geleden, ten tooneele wordt gevoerd. Het is voor hun niets nieuws en ze gaan toch «uit* naar een feestelijke bijeenkomst. Hoe kan men daar nu gaan luisteren en met spanning meeleven het lot, b.v. van den timmerman uit «Naar ’t huis,* die zich uit wanhoop op zijn ouden dag ophangt, omdat hij na 45 jaren te hebben gezwoegd, niet meer moe kan en dus naar ’t huis (mannenhuis) moet, want zijn vrouw is dood, en de kinderen kunnen hem niet hebben om zijn laatste levensdagen te slijten. Een vader kan wèl zijn kinderen groot brengen, maarde kinderen tezamen hun vader ? Neen ! dat gaat niet. Toen het kritische oogenblik er was dat de man zich ophing, en eender dillettanten riep : «Jezus hij hangt!* .... toen hoorden we inde zaal als ’t ware een zucht.... neen lezer! .... er ging een gelach op. Er was een verslaggever, die zeide ons, ..,, de broodkruimels steken hun. We zeiden, dat durven wij niet te zeggen. Het wederantwoord was‘ en met klem, «Ik wel!« Het laatste nummer door «Aurora* gezongen oogsteden meesten bijval, en is een bewijs voor onze meening, n.l. het moet lollig zijn, want dat was het. Niettemin het werd goed gezongen ook. De voorzitter sprak een zeer gepast woord van dank aan de zangers, die belangeloos van Dordrecht kwamen. Een bal was het slot. We gingen met de boot, in gezelschap der zangers, naar Dordrecht terug, en onderweg, werd zingende, de maatschappij nog al eens verlost uit de slavernij. Onze afd. heeft daar moeilijk werk, ze kon gedurende langen tijd geen localiteit krijgen om te vergaderen. Het 20 man sterke groepje doet zijn best. Hopen we dat ze zich weten omhoog te werken, ondanks alle tegenwerking en domheid. E. Uit CHARLOIS. Maandag 13 Maart j.l. hield de afd. een openb. vergadering in het lokaal «Het hof van Bourgondië* van den heer C. P. 80l te Charlois, waar als spreker optrad onze vriend Elferink. De vergadering was zeer matig bezocht. De voorzitter G. van Pelt opende de vergadering met zijn leedwezen te betuigen over de slechte opkomst der metaalbewerkers. Het is, zoo zeide hij, treurig dat men nog te onverschillig is onze vergaderingen te bezoeken, om daar te hooren wat wij hun te zeggen hebben, temeer nog, daar men op de fabriek en werkplaats bijna uitsluitend door de niet-georganiseerden steen en been hoort klagen over de treurige toestand die er heerscht in ons vak. De loonen zijn ellendig, de werktijd zeer slecht geregeld. In ons werk is de toestand zoo, dat een opperman in het bouwvak evenveel verdient als ’n bankwerker op de fabriek. Hij zegt dit niet om laag neer te zien op een opperman, maar om aan te toonen wat men door organisatie zelfs ineen ongeregeld werk als opperen kan verkrijgen. Daarna gaf hij het woord aan den spreker Elferink. Deze begint met te zeggen, dat hij zich heeft voorgenomen in vlugge trekken de opkomst van den bond te schetsen, maar vooral, met het oog op de geringe organisatiegeest die hier heerscht, voor de noodzakelijkheid vaneen krachtige organisatie uiteen te zetten. Hij begint met aan te toonen dat het de plicht is van iederen metaalbewerker tot de organisatie toe te treden, daarvoor te ijveren met alle kracht, omdat alleen door krachtige organisatie verbetering is te verkrijgen. Wij staan tegenover een georganiseerd patronaat waar alleen een georganiseerde arbeidersklasse tegen opgewasschen zal blijken te zijn. Spr. schetste de omstandigheden waaronder de Metaalbewerkersbond is opgericht. Als alle begin, was ook dit begin moeilijk, temeer nog, daar de Nederlandsche metaal? bewerker een van de meest onverschilligen is op het gebied van bewust organisatieleven. Al dadelijk, zeide spr., nam de bond een socialstisch standpunt in, omreden hij ook eischte Bfschaffing van privaatbezit, omreden hij meende, en terecht, eerst dan wanneer de arbeidsmiddelen en de grond in handen der gemeenschap was, de toestand voor de arbeiders zou worden zooals zij wezen moest. Maar daarvoor is noodig, voortdurende, nimmer verslappende liefde en ernst voor de organisatie. Evenals de producten die wij bearbeiden, voortdurend moeten worden beklopt, gevormd, gedreven, op de juiste manier en met de juiste gereedschappen, evenzoo moeten wij doen om een krachtige vakorganisatie te maken, aanhoudend moet worden gewerkt, gevormd, als het ware nimmer worden met rust gelaten, om hen zoodoende bewust te doen worden dat zij verplicht zijn deel uitte maken van die groote machine, die ook voor hun een beteren tijd voort zal brengen, dat is: organisatie. Ook hier moeten wij vooral zorgen de juiste gereedschappen te gebruiken, d. w. z. de meest tactische strijdwijze toe te passen, om die groote onverschillige massa tot u aan te trekken, door vooral zelf een levend voorbeeld te zijn, van ernstig willen, door uwe tegenstanders op geen enkele manier af te stooten, en door vooral 'ook, en hier wijst spr. vooral op, metterdaad het drankgebruik niet inde hand te werken, want weet dat dit een van de grootste vijanden van de organisatie is, zult ge uwe medearbeiders als het ware tot u aantrekken, waardoor ze als van zelf in aanraking komen met uwe ideeën en levensbeschouwing. Ook meent spr. als een van de oorzaken van geringe organisatielust hier in Charlois te moeten noemen, de mislukte groote staking van 1889 te Rotterdam. ledere mislukte staking brengt voor velen moedeloosheid en matheid. Ook wees spr. op de groote beweging in 1903, en wel die van 31 Januari, die niet mislukte, maar niet de Aprildagen konden de lust tot organisatie aanwakkeren. Spreker doelt hier op de buitenstanders of nog maar halfbewusten. Voor ons, die heilig overtuigd zijn van het goed recht van onzen strijd, is ieder conflict, gelukt of mislukt, een prikkel tot zoo mogelijk nog grootere krachtsinspanning tot bereiking van ons doel, dat is: de vrijmaking van den arbeid uit de boeien van het patronaat. Spr. wijst met nadruk op de noodzakelijkheid van organiseeren. Zoo min als een smid, of draaier, of bankwerker, ieder op zichzelf alleen een machine kan vervaardigen, zoo min is het mogelijk degelijke verbetering in ons vak aan te brengen als men alleen blijft staan. De bondsrnachine moet door allen te samen gevormd worden wil hij vruchten afwerpen ten algemeene nutte. Men moet niet denken dat de

27