r BINNENLANDSE KRONIEK

Retraite en recreatie

in Denemarken bestaat het plan, een klooster Ivoor Protestanten op te richten. Het zal een klooster zijn met beperkte verblijftijd. Men zai er eenvoudig en stil leven, zonder ascese te beoefenen, zonder enige zelfkastijding en zelfonthechting, zonder het natuurlijke leven geweid aan te doen, om het geestelijk leven te zuiveren en te verrijken. Gesprek en samenzijn zullen in een grote, lichte zaai onder volkomen vrijheid plaats hebben. De gasten hebben volkomen bewegingsvrijheid. De inrichting zal meer lijken op een retraitehuis dan op een klooster.

Men zou de Roomse retraitehuizen kunnen vergelijken bij een geestelijk hersteiiings- en vacantieoord. Onder leiding van geestelijken komen leken daar voor korte tijd samen. Daar zijn ze buiten hun werk, de gewone levensomstandigheden, de wereld, alleen met hun ziel en kunnen zij zichzelf onderzoeken, louteren en versterken; hun zielen, schepen, die lang gevaren hebben en in het water verveloos zijn geworden en een aangroeisel gekregen en averij hebben opgelopen, komen daar op de helling, om nagezien te worden en weer geschikt voor verdere vaart gemaakt te worden. De kloosterling moet slaafs aan zijn meerderen gehoorzamen; voor hem geldt een hogere zedelijkheid dan voor den leek en zijn alle sexueie omgang en lust zonde. Hij zondert zich ook voor zijn leven van de wereld af en ontvlucht haar verleiding; in het klooster is hij verder veilig als op een eiland te midden van een wilde, gevaarlijke zee. Dit alles is in strijd met het Protestantisme.

Minder groot zijn onze bezwaren tegen het retraitehuis. Het is soms voor zoekende, dolende zielen een doorgangshuis naar de kerk van Rome. Maar het is meer dan een bekeringsinrichting. Voor iedereen is het wel eens goed, zich uit het gewone leven terug te trekken, om zich over het leven en zichzelf te bezinnen; vandaar de naam retraite. En ook heeft ieder behoefte aan recreatie; men denke daarbij niet aan amusementen, cabaret, dancing, circus, casino met speeigeiegenheid en andere genoegens voor het publiek der badplaatsen. Recreatie betekent letterlijk herschepping en men kan een nieuw mens worden door muziek, een wandeling, een boek, een levendig gesprek. Dat is de grote waarde van retraite en recreatie.

Wij dachten aan ons Bentveld en Kortehemmen, toen wij lazen van het Protestantse klooster in Denemarken. Wij hebben pas voor het eerst een weekeinde volledig meegemaakt. De naam is er nu eenmaal; weekovergang ware beter. Vroeger vreesden wij wei eens, dat zo’n geestelijk uitstapje met een toevallig gevormd reisgezelschap ons niet bevallen zou. Je bent ook dan gebonden aan een bepaalde route en moet verkeren met mensen, die door het toéval samenkomen; we vreesden voor een broeikasatmosfeer van sentimentaliteit en voor tijdvermorsing door debatzuchtigen, die zonder een muilkorf niet op een vergadering losgelaten moeten worden. Wij hebben wei eens geestdriftige verslagen van weekend en gehele week met een ironisch binneniachje gelezen.

Maar na een paar dagen in Kortehemmen doorgebracht en meegemaakt te hebben, zijn deze bezwaren verdwenen. De mensen maken de sfeer, maar de sfeer schijnt ten slotte ook een deel van het gebouw te worden, zodat nieuwe gasten geen sfeer behoeven te scheppen maar er reeds een sfeer vinden. Vreemden ontmoeten elkaar en zijn dadelijk bekenden en ze spreken al spoedig met elkaar, alsof ze al jarenlang vrienden waren geweest.

Er is ook een genoegeiijke vacantiestemming, zo geschikt voor kleine grappen en plagerijen. Men wandelt met elkaar door de mooie omgeving en niet alleen de monden maar ook de harten gaan open. Men spreekt over zijn zorgen en moeilijkheden en dat

tegenover een wildvreemde, wiens naam men nog wel eens lezen moet op het kaartje, dat op de jas gespeld is. En men luistert; de grote vraagstukken van leven en samenleving worden besproken; lied en wijding beide wijzen naar Hem, die boven aiie moeite en strijd en leven verheven is als de eeuwige, standvastige hemel boven de wisselende en rusteloze aarde, maar die zich ook beschermend daarover uitstrekt en licht uitzendt in aiie duisternis. Dat alles geeft recreatie, geestelijke ontspanning en versterking en na deze retraite, afzondering uit zijn wereld en werk van iedere dag keert men daarheen terug met nieuwe lust, om te strijden en met sterker geloof.

Het is een groot voorrecht, dat wij thans twee centrums onzer religieus-sociaiistische beweging bezitten. Men wake voor een kort verblijf echter tegen geestelijke overlading; men krijgt zoveel te horen en te verwerken! Goede en gezonde kost als overvloedige maaltijd is goed voor de bleekneusjes, maar ze moeten niet te veel en te zwaar voedsel krijgen; dan eten ze met tegenzin en worden de magen bedorven.

Ook onze geest is geen rekbare elastieke zak, waarin altijd nog wel meer ingestopt kan worden. Dat nog velen in onze retraite- en recreatieoorden ontspanning en versterking mogen vinden!

Christelijk rekenen

Godsdienstige opvoeding moet niet beginnen, wanneer het oordeel des onderschelds daarvoor rijp is en het kind de godsdienstige kwesties kan begrijpen. Godsdienst is toch niet in de eerste plaats zaak van begrip. Godsdienst is ook geen zaak, die zich beperkt tot de Zondag en de kerk of enkele zeldzame zeidzaam-schone stemmingen. Godsdienst is als een golfstroom in de zee, wel van haar te onderscheiden en toch één met haar. De warme golfstroom heeft ver weg invloed op het klimaat, groei en bloei van het kustland. En zo had Luther gelijk, toen hij verband legde tussen de vroomheid van zijn dienstmeisje en haar werk, het stof opnemen onder de kast. Het schoolonderwijs is ook niet van de godsdienst te scheiden, wij zijn daarom tegenstanders van de absolute neutraliteit, wier aanhangers in onze tijd ook minder talrijk zijn dan vroeger.

Terecht heeft indertijd Troelstra gepleit voor het recht der ouders, om hun kinderen to brengen in een school met de godsdienstige atmosfeer, waarin zijzelf willen leven. Wij aanvaarden dit beginsel, mits gewaakt worde tegen het brengen der kerkelijke versplintering ook in het onderwijs en men de kinderen geen stenen voor brood, geen dogma’s voor levend geloof geve. Ook moet de godsdienst niet als een vernis gebruikt worden: de vorm van bank en bord, de kleur van gordijn en krijt hebben niets te maken met de richting of geest van het onderwijs. Er zijn ook leervakken, die daar geheel buiten vallen. Er is geen christelijke gymnastiek en ook geen christelijk rekenen.

Op de jaarvergadering van het Gereform. Schoolverband in Friesland heeft ds. H. Veldkamp gesproken over het christelijke onderwijssysteem en geëist, dat Christus in elk vak, ook in rekenen, groot gemaakt moet worden. leder onderwijs, dat even goed door een niet-Gereformeerde gegeven kan worden, is volgens hem in zichzelf veroordeeld.

Zijn er christelijke sommetjes? Als de schatkist leeg is en men geeft zestig miiiioen extra uit voor het leger, hoeveel blijft er dan, om de steun der werklozen te verbeteren? Als een huismoeder van een werkloos gezin tien weken lang een kwartje spaart en de minister doet er telkens een kwartje bij, hoe groot bedrag heeft zij dan na tien weken? Hoeveel dekens van zes gulden per stuk, hemden van een daalder, kinderpakjes van tien gulden kan

ze dan voor dat spaargeld kopen? Zo zou men wel christelijk-politieke sommen kunnen bedenken. Maar dat is niet de bedoeling. En dergeiijke sommen wijzen meer op een kieinéren dan op een groot maken van Christus.

Op de vergadering brachten geestverwanten van den spreker bezwaren in tegen zijn christelijk rekenen. Hoe denkt u zich dat christelijk rekenen? werd gevraagd. Men moet het christelijk karakter niet ais het ware met de haren bij het rekenen slepen! waarschuwde een ander. Maar de spreker handhaafde zijn eis van christelijk rekenen. Bij het rekenen, verklaarde hij, moeten wij rekening houden met het stuk der dankbaarheid. De heilsfeiten lijken ons echter boven aiie becijfering verheven. Maar de spreker had nog een ander argument.

Op de Christelijke school mag geen plaats zijn voor 5 + 5 = 11; want dat is, bewust gedaan, zonde. De openbare onderwijzer, die de zonde loochent, of er geen rekening mee houdt, noemt het fout, stom misschien; maar de christelijke gaat diep en spreekt van zonde. De eerste noemt het niet in de haak, maar de laatste zegt tot het kind: Je bent aan de haak, de haak van den Boze, den visser ook naar kleine kinderzielen. Ergo, ook het rekenen moet een christelijk schoolvak zijn! Als het niet zo mai was, zou men er nijdig om worden.

Maar dit is zeker, loie meent met zulke dwaasheden de godsdienst te dienen en te versterken, doet haar integendeel grote schade. Hoevelen toch denken hij dergelijke redenaties niet: Daar heb je het geloof weer!

Vragenbuswijsheid

n verschillende orthodoxe en Roomse organen vindt men de vragenbus. ledere vraag wordt daarin door den redacteur of spreker voor de microfoon beantwoord. Soms is het ook het ontduiken van het antwoord, zoals een deelnemer aan een horde-ren niet over het hek springt maar tussen de planken door vooruit ziet te komen. Ook worden heel wat kluitjes geworpen, om een lastigen vrager kwijt te raken en uit de buurt, vast in het riet te werken.

Er zijn ook antwoorden als een rotte appel met een schijnbaar gave schil; als men onderzoekt, blijkt het antwoord niets goeds te bevatten.

Pater Otten verzorgt de Vragenbus in „Het Schild" en doet dat op een bijzonder vriendelijke en handige manier. Wij beginnen vaak zijn antwoord te iezen met de gedachte: Wat zai hij daarvan maken? De soepeiheid en piooibaarheid der Roomse Kerk vindt men vaak in die antwoorden terug. In het iaatste nummer wordt nog eens streng gewezen op het verbod van lijkverbranding door de kerk. Maar om ernstige redenen zou een kathoiiek toch bij lijkverbranding tegenwoordig mogen zijn. De sacramenten mogen niet toegediend worden aan katholieken, die „geiast” hebben, hun lijk te verbranden. Moeilijk is voor dezen Pater de vraag: Waarom het Christus Judas aan het laatste Avondmaal toe, waardoor Judas een heUigschennende communie deed? Het antwoord luidt: De zonde van Judas was alleen aan Jezus bekend. Wanneer hij een publiek zondaar was geweest, had de vraag zin. Nu echter niet.

Daar wordt weer een kluitje geworpen en de vrager zit vast in iiet riet zijner onkunde. Maar als hij nadenkt over het antwoord, zal hij versteid vragen; Is dan een heimelijke zonde niet even erg ais een pubiieke? En is dus toch de communie van Judas, door Jezus niet verhinderd, heiligschennend geweest? Het antwoord is in de geest van het gevaariijke: Wat niet weet, dat deert niet! Maar een priester mag toch niet zo oppervlakkig oordeien over de zonde en hij geiooft immers, dat er een Alwetende is.

Op alle vragen te moeten antwoorden, is zelfs den geleerdste te zwaar en licht geeft hij een antwoord, dat geen antwoord is, of komt hij tot een uitspraak, die hij zélf ook verwerpen moet. J- A. BRUINS.