BINNENLANDSE KRONIEK

Socialisme als religie

r\ e Leeuwarder predikant S. Diepersloot heeft erjige lezingen over het socialisme gehouden. Hij is voorganger der Gereformeerde kerk in Hersteld Verband. Een naam is vaak beter en in elk geval makkelijker dan een omschrijving; het is de kerk van Buskes en Geelkerken, die de brU der traditie hebben afgezet en door eigen ogen en dus klaarder en juister zien. Zo oordeelt Ds. Diepersloot ook anders over het socialisme, dan wij van Gereformeerden gewoon zijn. Hij maakt er zich niet van af door de bewering, dat het socialisme ongeloof is, in strijd met het Woord Gods en miskenning van de macht der zonde.

Het socialisme is volgens hem de godsdienst der massa geworden, de enige hoop en troost voor duizenden, het lichtpunt in de duisternis. De stoffelijke en geestelijke nood der arbeiders is door de kerk niet begrepen; daarom wendden zij zich tot het socialisme en werd dit hun tot een Evangelie. Hierdoor is ook het geloof in, de trouw aan en de hartstocht voor het socialisme te verklaren. Zo heeft de christelijke kerk het moeten aanzien, dat midden op haar terrein een andere godsdienst verscheen.

Het socialisme moet echter als godsdienst tot een wrede ontnuchtering leiden; het zal bij lijden en sterven geen uitkomst kunnen geven. De wereld is een gesloten cirkel van hartstocht, lijden en verdriet, waar wij zonder Gods hulp niet uitkomen. Onze hoop ligt verankerd in de diepte van het geloof in Gods genade over deze wereld.

Deze critiek is juist ten opzichte van een stroming in de socialistische beweging, maar ze geldt niet van het socialisme in het algemeen. Het socialisme is bij zijn eerste komst begroet als een Heiland, die uit alle nood zou verlossen. Velen hadden een overspannen verwachting van het heil, dat het socialisme zou brengen. Men geloofde in het socialisme, men diende het met godsdienstige geestdrift. Het nam bij velen de plaats in van het oude geloof, dat vermolmd en vergaan was. Bij arbeiders, die nu eindelijk licht zagen in de duisternis van hun leven en bij kunstenaars, die gegrepen werden door de schoonheid en rechtvaardigheid van het socialistische ideaal, werd dit tot een godheid, die men aanbad en van wie men het hoogste heil verwachtte.

In de begintijd heeft inderdaad het socialisme in menig hart de plaats van de godsdienst ingenomen. Maar reeds jaren geleden heeft Troelstra erop gewezen, dat ook bij het socialisme het lijden een grote plaats in het leven zal blijven innemen en dat het dus niet alle troost en vastheid zal kunnen geven, die de mens behoeft. En velen zagen de dwaling in, dat het socialisme de enige hoop en troost in leven en sterven zou kunnen zijn. Vooral na de jeugdperiode van het socialisme met al de overdrijving en schone dromen haar eigen, brak al meer het inzicht door, dat men aan het socialisme voor zijn leven niet genoeg heeft.

In een socialistische gemeenschap zal blijven de macht van de dood met zijn scheiding en rouw, de macht van de tijd, die langzaam maar zeker ieder zijn kracht en vlugheid ontneemt, de botsing tussen verschillende karakters en temperamenten, die vaak zeer pijnlijk is, ook al wil geen de andere pijn doen, en het leed der zonde, de donkere, sterke macht, die door algemene, maatschappelijke welvaart niet te verdrijven is.

Het socialisme heeft reeds veel gedaan en wij verwachten er nog meer van; maar het geloof in een heilsstaat, op deze grondslag op te trekken, is vrij wei geheel verdwenen. Het socialisme zal gerechtigheid brengen in de maatschappelijke verhoudingen, het zai naar recht en billijkheid leren handelen met de goede gaven, die God ons in de natuur aanbiedt, het zal ons uitleiden uit de wereld van de sociale nood, maar de mens heeft voor zh'n ziel nog iets anders en ook meer nodig. Mln of meer bewust en besiist neigen de harten

van vele socialisten dan ook weer naar de waarheden van het Christendom; zij geven niet het socialisme prijs om wederom de godsdienst te aanvaarden. Het is niet het een of het ander, maar het een en het ander en beide in innig verband.

Onlangs hoorden wij de vraag stellen, of men het socialisme een heilig ideaal mag noemen. Heilig betekent toch heel, volmaakt, goddelijk dus. Het antwoord luidde: het ideaal is menselijk, onze gedachte, onze voorstelling, onze verwachting. Het heilige ligt buiten ons bereik; daarcm horen die twee begrippen niet bij elkaar. Dit antwoord kan ons niet bevredigen. Een ideaal is toch meer dan een menselijke conceptie, een schoon bedenksel en als wij in een ideaal horen een goddelijke belofte en ook een goddelijke roeping, dan mogen wij van een heilig ideaal spreken. Zo is voor ons: De wapens neder! en ook: Brood en recht voor allen! Hier is de verbinding tussen socialisme en godsdienst.

Het socialisme kan niet de godsdienst vervangen; de godsdienst moet het socialisme doordringen.

Mars of Christus

|/nappe Kamerredevoeringen hebben zeker waarde; maar het is jammer, dat er geen actie en agitatie buiten de Kamer gevoerd worden tegen het millioenenoffer, dat men Mars gaat brengen, om sterk te kunnen staan in een toekomstige oorlog, maar waardoor men al dadelijk zwak komt te staan in de strijd tegen nood, werkloosheid, onkunde, ziekte, den vijand binnen de grenzen. Da agenten van Mars zitten niet stil; ze doen alles, om da harten en de millioenen voor hun heer te winnen. Ze schrijven daartoe ook ijverig ingezonden stukken. In een ervan wordt het onverantwoordelijk genoemd, dat zij. die de mond vol hebben van de vrijheid voor hun eigen persoontjes, de naar verhouding met andere landen bescheiden offers nog te groot achten, wanneer het onze vrijheid als natie betreft. In een ander de klacht, dat nog bijna nooit leger en vloot van Nederland in orde zijn geweest. Altijd is op defensie-uitgaven beknibbeld. leder, die zijn vaderlandse geschiedenis nog niet geheel vergeten is, komt bij enig nadenken tot de ontstellende ontdekking, dat Nederland alleen door zuiver geluk en niet door wijsheid nog bestaat.

Minister Van Dijk gaat dus een eeuwenoude achterstand inhalen en tegen een hoge prijs onze zelfstandigheid en vrijheid verzekeren. Wij zullen niet langer door het blinde toeval of het zuivere geluk blijven bestaan in de rij der naties en staten. Wij zullen, ja wat zullen we eigenlijk, als we met alleman soldaat en modem uitgerust aan een oorlog deelnemen? We zullen de eerste stoot opvangen en Öan terugtrekken en dan zullen wij, naar de verklaring van Minister Van Dijk, niet op de duur alleen staan, maar we zullen zolang moeten volhouden, dat anderen ons te hulp kunnen komen.

Voor de collectieve veiligheid geeft niemand een cent meer. Abessynië en Spanje en China hebben ons wel geleerd, wat die waard is. Hoe staat het met de collectieve oorlog? De sterke mogendheden zullen de zv'akke te hulp komen, als het in hun belang is; maar als die hulp voor hen niet voordelig of voordelig genoeg is. zullen ze de zwakken aan hun lot overlaten. Bij een eerste aanval zal ons leger weerstand moeten bieden en tegenhouden en terugtrekken, dus een deel van ons grondgebied prijs geven. De raad wordt dan ook thans gegeven, om geen nieuwe industrieën in de grensprovincies te vestigen. Het water moet ons redden, maar de luchtmacht van den vijand zal zich ook niet door de waterlinie laten weerhouden. Ondank.s de ontzettende verzwaring der militaire lasten zullen wij niet in staat zijn, ons te verdedigen, tenzij een sterke bondgenoot ons tijdig komt helpen. Toch zal de sociale weerkracht ons volk, die door de crisis reeds zwaar geleden heeft.

nog meer verzwakken, omdat wij alles gaan offeren voor ds militaire weerkracht, die onvoldoende is, maar ook blijft.

Dat is Mars tegen het gezond verstand! Maar pijnlijker is nog de tegenstelling van Mars en Christus. Bij de behandeling der oorlogsbegroting was het alleen de C.D.U., die in naam van Christus nationale ontwapening eiste en elke oorlog als zonde absoluut verwierp. Daarop heeft Jhr. De Geer geantwoord. Hij sprak zeer oprecht en ernstig; eigenlijk debatteerde hij niet, maar hij ontkende, d,at de tegenstelling Mars en Christus in de tegenwoordige omstandigheden geldt. De oorlogsgruwelen noemde hij volkomen in strijd met het Evangelie. Ds oorlog is van een zodanig karakter geworden, dat hij, die hem uitlokt, zich aan een vreselijke misdaad schuldig maakt. Dat Gode welgevallige mannen als David en anderen eens oorlogen voerden, rechtvaardigt daarom de oorlog nog niet. Dan zou men ook wel veelwijverij en slavernij kunnen verdedigen. Jhr. De Geer verklaarde verder, te hopsn, dat de christenen zich eens over de oorlog zullen schamen, zoals ze thans zich schamen over gewetensdwang en pijnbank. In een volgende oorlog zal onze beschaving zeker ten gronde gaan. De Geer verzekerde, dat Van Houten volkomen gelijk heeft, als hij de oorlog in lijnrechte strijd noemt met het Evangelie.

Dat zijn de woorden en gedachten van Jhr. De Geer; hij kiest dus voor Christus en tegen Mars? Dit is niet het geval. Weerloosheid, zo zeide hij toch, zou de macht geven aan de misdadigers. In het internationale leven bestaat niet de macht van politie en justitie, cm het recht te handhaven. Weerloosheid zou de slechtste landen tot de heersers op aarde maken.

Aanval en verdediging zijn echter in de moderne oorlog niet te onderscheiden en de geschiedschrijver is niet bij machte, om de misdadige staat aan te wijzen. Hoeveel is er niet gestudeerd en geschreven over de schuldvraag ten opzichte van de oorlog van ’l4 en de vraag blijft onopgelost. Oorlog betekent, ook volgens De Geer, ondergang. Is het dan niet beter met trouw aan het Evangelie onder te gaan, dan een wellicht vruchteloze poging te doen om de overwinning der slechte staten met gewe’d te v/illen keren? Welke de u’tslag zij, het eind zal toch ondergang der beschaving zijn. Wij zouden De Geer niet graag een tegenstander van Christus en een dienaar van Mars willen noemen.

Het geldt hier een moeilijke gewetenskwestie en aan het slot van zijn rede zeide De Geer terecht: Wij kunnen tegenover de verschrikkelijkheid van de oorlog slechts troost vinden in de gedachte, dat God regeert. Laten wij ons best doen. Er is geen aanleiding, elkaar te verketteren. J. A. BRUINS.

ONS A.S. KERSTNUMMER

Willen onze vrienden-colporteurs en de besturen der plaatselfike R.S.G.’s er aan denken:

dat het Kerstnummer, dat 12 blz. wordt, Do nderd a g s van de drukkerij wordt verzonden;

dat bestellingen uiterlijk Maandag a.s. moeten zijn bij de A.P.;

dat berichten en cople zo mogelijk Zaterdagavond (18 Dec.) bij den redacteur binnen zijn?

Een voorbeeld ter navo'ging:

In een provinciestadje, dat heviger dan menig ander daor de crisis is getroffen uit de aard van zijn industrie geeft één onzer vrienden vijf proefadressen op en weet er vijf abonnementen van te maken... Er is daar géén R.S.G en géén T: en T.-groep... maar één man die aanpakt.

VAN DE ADMINISTRATIE

Ter besparing van onnodige kosten, veraoeken wij de abonné’s vriendelijk, het abonnementsgeld voor de komende kwartalen vóór 15 Jan. 1938 op onze girorekening 21876, voor Amsterdam V 4500 te willen storten.

De binnenlandse abonnementsprijzen bedragen: per kwartaal ƒ0,90; per halfjaar ƒ1.75; per jaar ƒ 3.40.

De buitenlandse abonnementsprijs is ƒ 1.15 per kwartaal of ƒ 4.60 per jaar.

Na 15 Januari wordt over het abonnementsgeld, verhoogd met 15 cent incassokosten, per kwitantie gedisponeerd.