Bij een portret door Kees van Dongen

n het Stedelijk Museum te Amsterdam. Men merkt het aan alles: er is iets te doen. Dure

auto’s rijden af en aan. Het chroomnikkel en de celluloselak glimt en glanst. Langs de brede trap trekken de drommen naar de zalen waar het werk van den verfransten Hollander Kees van Dongen te zien is.

Dat werk is van een verbazende virtuositeit! Het is in vele gevallen ook behaagziek en charmant en men kan zich best voorstellen hoe velen in de „ville lumière” graag door Van Dongen worden geportretteerd. Er is gratie, er is zwier, er is een treffend meesterschap, maar ... er is ook een leegte in menig werkstuk. Een leegte welke door oppervlakkigheid in weergave, door een al te gemakkelijk doen, door een M te grote vaardigheid veroorzaakt wordt.

Van Dongen schildert de vrouw met haar listen en iagen, de mannelijke lusten bespelend met een verfijning en een gemak zoals in heel de wereld slechts de geboren Parisienne dit verstaat. Maar de strakke gelaten, met een brutale „maquillage”, een weliswaar uiterst bekwame doch niettemin grof overdreven beschildering en émaillering van zalven en poeders, worden als een nachtmerrie, hoewel gezegd kan worden, dat zulke modellen het den schilder niet moeilijk maken, immers zij zijn reeds geschilderd eer ze geschilderd zijn ...

En tussen al die vrouwen enkele mansportretten. Vreemd: daarin is Van Dongen plotseling groot! Groot en machtig als groot en machtig als kunstenaar. Er is op de tentoonstelling een drietal mansportretten, welke bij blij ven in herinnering, lang nadat men het museum weer verlaten heeft!

Dat van een snob in avondkledij, met een los om het lijf geslagen zwarte jas, een „chapeau claque” en een kop, zoals je alleen maar in Parijs tegenkomt; dat van den groten schrijver Anatole France, ontroerend gegeven als beeld van vergankelijkheid: een mens, die met één voet in het graf staat, en dat van den vechtersbaas Rappoport.

Het is over dit laatste portret, waarvan hiernevens een afbeelding gaat, dat ik iets meer wil zeggen, want daarin ziet men Van Dongen op zijn allerbest. Het behoort tot de verzamelingen van Boymans Museum in Rotterdam en men heeft goed gedaan het aan de tentoonstelling in Amsterdam toe te voegen.

Want dit is heel en al het conterfeitsel van een Mens, die midden in het leven en de politiek al zijn krachten wijdt aan het nastreven van een ideaal: Rappoport, ten voeten uit, in een verfomfaaid pak, met een vel wit papier in de rechterhand, loerend van achter zijn bril en klaar om partij te geven! Ineengedrongen, het type van een die geen tijd heeft om aan uiterlijke verzorging te denken, met een kop als van een leeuw, zo staat deze figuur in het kader en wel zéér scherp blijkt het observerend vermogen van den kunstenaar Van Dongen in dit doek. Er is nergens weifeling, nergens aarzeling, en alles is in een zodanig ~élan” gedaan, dat men inderdaad Van Dongens virtuositeit volkomen ondergeschikt gemaakt ziet aan zijn verlangen zo snel, spontaan en driftig mogelijk het beeld vast te leggen van een ongemeen interessant model.

RAPPOPORT geschilderd door Kees van Dongen

Het haar van schedel, snor en baard is rossig getint. In de brede, vlezige kop met de kleine ogen en de zware neus zijn groene reflexen gezet, er is even een felle toets rood in het oor en dit alles in een uiterst vaste en zekere toets. Maar boven alles uit treft hier

de verrassende sterke kijk, die Van Dongen op zijn met fijnste intuïtie gekarakteriseerde model heeft gehad, waardoor, juist zoals Jan Sluyters dat bereikte in zijn magistraal portret

van Wibaut, zijn wedergave gedrenkt is van een diepe en waarachtige menselijkheid.

Neemt men alles wat Van Dongen in Amsterdam laat zien te zamen, dan kan men slechts betreuren dat hij zich zo vaak heeft laten verleiden door de lokkingen van uiterlijke pracht en praal, of wel door die der erotiek. Maar hoe gaarne kan men hem dit vergeven als men, andere dingen vergetend, komt te staan voor werkstukken als het in deze regelen besprokene, welke zonder omwegen recht tot het hart gaan! ...

OTTO VAN TUSSENBROEK.

Auto-tocht

E n altijd sneller! Dat de velden Voorbijgaan voor het beeld zich in Onze ogen dringt. De bomen snelden Reeds langs ons heen en zonder zin

Werden de dorpen, die wij achter Ons lieten, naar een ander doel Reeds jagend, dat, bereikt, weer zachter Doorgleden werd, en het gevoel

Van snelheid weder liet ontwaken: Daar was voor ons een nieuwe baan, En in de verte lagen daken, Wij zijn een wereld doorgegaan.

Totdat opeens in ons verlangen Zich los-brak om te zijn tehuis, De tocht werd in ons hart gevangen. En van de snelheid het geruis

Werd melodie van weder-keren. Tot eindelijk wij stonden stil. Aan ons ontviel het oud begeren Te reizen waar de weg heen wil.

JAN J. ZELDENTHUIS.

FUTILITEITJES

Deze week maakten wij een reis om de wereld u weet wel, zo’n Cineacreis van 60 minuten met gratis rijwielstalling en Kerstïllusies in de hall en tussen een even leerzaam als interessant bombardement van Nanking en Betty Boop door stonden we voor de Tiber, die buiten zijn oevers getreden was Tiberinus, de oude stroomgod is blijkbaar een van de weinigen in Italië, die nog doet waar hij zelf zin in heeft Nog onder de verse indruk van deze natuurramp vonden wij, thuis gekomen, een schriftuur liggen, waar onze Benito in dit geval icat aan gehad zou hebben

„De vloed komt op!” Voor de luttele som van 50 centen kunt Ge er getuige van zijn Uit Oxford stroomt hij via de boekhandelaar uw huiskamer binnen Boze tongen beweren wel eens, dat de boeren uit Zeeuws-Vlaanderen en Maas en Waal achteraf in hun vereelte knuisten lachen om hun dikwijls min of meer voorspoedige overstromingen, maar de Oxford-vloed werkt nog veel probater Ge legt reeds tijdens de kennismaking dit Oxford-prentenboek-credo, dit fotoalbum van lachende dames en heren uit handen met de volle overtuiging: bij het land, waar deze vloed gestroomd heeft, is Lehar’s „Land des Lachelns” slechts een armetierig tranendal En daarom! Steekt de dijken van uw ziel door, zet de sluizen uws harten open (liefst niet gedurende het „stille kwartier” van de buren, dat werkt maar storend) en laat de vloed binnenstromen Schaft u dit familiealbum van vriendelijke Adamskinderen aan... practische handleiding voor bedrijfsleiders, vaders met anti-gezinscomplexen, boordenknoopzoekers, die niet willen vloeken en huisvrouwen, die aardappelen willen bakken onder Gods leiding

Neen Ge moogt nog niet lachen of boos kijken voor ge dit gehele document humain aandachtig bekeken en woord voor woord gelezen hebt Bedenk, dat een abonnement op „Tijd en Taak” u méér kost maar Oxford verkoopt ook geen futiliteitjes

het lachende Oxford naar meneer Patljn, ce n’est qu’un pas Immers ook hij maakt ons aan het lachen ieder op zijn wijze En nu gooit me daar vriend Albarda roet in dit Italabessijnsehe soepje door zijn enfantterrible-vragen. Op gijzelingsgevaar af kunnen wij met stelligheid meedelen, dat wij van iemand weten, die gemeend heeft vernomen te hebben het te horen beweren, dat meneer Patijn tegelijk met de Abessijnse erkenning een dringend verzoek naar Moskou gezonden heeft tot omgaande verscheping van een officiële Sowjet-gezant in Den Haag En als we nu zó doen, komt er van dat alles niets Bij Toon (niet de Soep, maar zijn vriend van het Blauwe Zand) ligt al een ontwerp-monument klaar: Mussolini met de voet op de nek van den brullenden, nochtans overwonnen. Negus en Patijn op een stoof er achter, het overwinnaarsaureool op M.’s kale schedel drukkend...

Laat de historie liever over zulk staatsbeleid oordelen dan wij Ja, de historie dat is nu eigenlijk het enige, waar we allen zonder onderscheid of uitzondering aan meewerken... nog een korte spanne tijds en pinggg! daar verspringt weer het laatste cijfertje van onze taximeter 1938 Oom Dolf, Mussolini, Patijn de Tijd lacht er om futiliteitjes Maar hij tikt aan het eind van elke rit, die we met hem maken aan zijn pet en zegt: „Afrekenen, meneer!”

En die afrekeningen zijn vaak geen futiliteitjes ! D.