De Vrouw uit het Sowiet-Oosten

Onder deze titel') heeft Fanina W. Halle in 1937 haar tweede grote boek gepubliceerd over de vrijmaking van de vrouw uit de Sowjet-Unie. Zij heeft hiermee wetenschappelijk werk van grote betekenis verricht. Het tweede boek beschrijft de toestanden van vroeger en nu in het Sowjet-OostCTi, dat wil zeggen het reusachtige gebied dat de gehele Kaukasus omvat, heel Midden-Azië, Noord-Azië en wat men noemt het Sowjet-Russische Verre Oosten.

De vrouw uit Rusland, die in het eerste boek aan de orde kwam is een Europese, die in zekere zin reeds deel nam aan de algemene vrouwenemancipatie. De vrijmaking van de vrouw uit het Sowjet-Oosten neemt pas haar allereerste begin na 'de wereldoorlog. Het is haast niet te geloven, dat zulke ontelbare massa’s vrouwen tot een 20 jaar geleden nog volkomen als onvrijen, als slaven leefden, die verkocht en uitgehuwelijkt werden zonder er zelf iets van te weten tot op de dag van het „huwelijk”.

Het boek van Fanina Halle geeft een geweldige hoeveelheid historisch materiaal, dat met de grootste moeite en zorg bijeen is gezocht en verder geput is uit eigen ervaring gedurende vele reizen in het Sowjet-gebied. Wie de moeite neemt het eerste gedeelte door te werken, wordt wèl beloond, maar het is een heel karwei.

In de Inleiding geeft de schrijfster een beeld van de exotische sfeer en de geheel aan het Westen vreemde toestanden die sinds eeuwen in het Sowjet-Oosten heersen en invloed hebben gehad op de positie van de vrouw. Twee aspecten moeten in dit opzicht, zegt ze, telkens onderscheiden worden: de betrekkelijk lange duur van het moederrecht (matriarchaat) en daartegenover de verdringing er van door het vaderrecht, bewerkt o.a. door de Islam. Dat wil zeggen, dat de vrouw op den duur terug werd gedrongen van een vooraanstaande positie, minstens geiijk aan die van den man, in het maatschappelijk leven tot algehele rechteloosheid (al is deze volgens de schrijfster toch beslist in strijd met de letter van de koran).

In het tweede hoofdstuk, dat over het Patriarchaat handelt, worden uitvoerig de uitingen van minachting beschreven die de vrouw had te ondergaan. Merkwaardig zi.in in dit opzicht vele spreekwoorden uit het Russische Oosten, die mevrouw Halle aanhaalt: „Een vrouw is een straf van God”; ~Liever * een meisje in zee gooien dan het onderhouden”, enz. Een van de ergste dingen die in deze periode bestonden waren de kinderhuwelijken, die in bepaalde gebieden nog tot voor enkele jaren voorkwamen! Het spreekt vanzelf dat de op deze manier uitgehuwelijkte jonge kinderen geheel het bezit waren van den ouderen man die ze gekocht had. Met de bruidkoop was ten nauwste de bruidroof verbonden.

Hoewel het juist in het Russische Oosten de vrouwen waren en zijn die het meeste werk op het land en ook elders verrichten, was haar economische positie tot voor korte tijd meer dan treurig.

De nieuwe tijd, ook, en na lezing van dit boek kan men wel zeggen: vooral voor de vrouw, breekt aan na de val van het tsarisme in Februari 1917, of eigenlijk pas na de October-revolutie in dat jaar, die de bolsjewiki aan het bewind bracht. Lenin brengt de volkomen rechtsgelijkheid en het recht op zelfbeschikking van alle nationaliteiten in de Sowjet-Unie: en na lezing van het eerste gedeelte van mevrouw Halle’s boek beseft men, welk een ontzaglijke betekenis dit moet hebben gehad in een gebied met zo’n ontelbaar aantal volken.

Het is belangrijk te weten, dat vanaf de aanvang onder de vertegenwoordigers in het

') Uitg. Van Loghum Slaterus, Arnhem.

wetgevend orgaan van de USSR van de bondsstaten en de autonome republieken zich beslist vrouwen moesten bevinden.

Maar men moet niet denken, dat de vrouw nu zo een twee drie bevrijd werd of kans zag zich te bevrijden.

„De grotendeels Moslimse massa der vrouwen, behorend tot een verdrukt volk en een geknechte klasse, maar tevens als sexe de slavinnen dor marmen, stond in bottte onwetendheid zonder enig begrip tegenover de wereldhistorische gebeurtenissen”.

Eerst na de burgeroorlog begint langzaam de emancipatie van de vrouw, die ook hier voornamelijk het werk van de vrouwen zelf is geweest, al waren er sinds de October-revolutie al wetten die deze bevrijding mogelijk maakten (verbod van kinderhuwelijken, van de bruidkoop, enz.). Wanneer men bedenkt hoe lang de oude gewoonten bestaan hebben, verwondert men zich niet meer zó over een bericht, dat met 1927 gedateerd als volgt begint;

„In de nacht van 29 Sept. 1927 heeft mijn schoonvader Mindybajew mijn vrouw Ailoe van mij gestolen en haar weer verkocht aaii den kazakh Noergalyew Smagoel "

Ja, in sommige gebieden kwamen zelf vrouwen op voor de wederinvoering van de kalym (koopsom), omdat ze anders hun uitzet niet konden betalen!

Begrijpelijk dat de propaganda der Sowjetregering in het Oosten lang niet zo gemakkelijk ingang vond als in Europees Rusland. Bovendien was het zeer moeilijk de vrouwen zelf te bereiken in landen met de patriarchale structuur van de Islam, en als men ze al bereikte was het nog zeer moeilijk om haar eeuwenoude schroom te overwinnen.

„Enkel wanneer zij zich beveiligd voelden tegen vreemde mannenogen, verschenen zij in steeds groter getale, ontsluierden haar gelaat en spraken zich in de kring van haar sexegenoten ongedwongen uit over haar geestelijke noden en zorgen”.

Het eerste werk dat ondernomen werd ter ontwikkeiing der vrouw, geschiedde door de clubs, een soort lagere scholen der vrouwenbevrijding. Sinds 1920—’22 bestaan in alie steden en dorpen van het Sowjet-Oosten vrouwen clubs, terwijl elders kleinere centra van voorlichting werden gevestigd. In het begin waren de clubs afgesloten vrouwenverenigingen, nu treden er ook wel mannen als sprekers op.

Het is verrukkelijk om te lezen hoe door het gestadig werken van de clubs en de andere ontwikkelingscentra, langzamerhand een honger naar ontwikkeling ontstond onder de vrouwen die nog geen 20 jaar geleden als slaven leefden. Geen wonder dat de eerste leidsters van dit ontwikkelingswerk niet uit het Oosten zelf, maar uit Europees Rusland kwamen. Deze Russinnen hebben zich met geweldige zelfopoffering en solidariteit gegeven aan het werk voor de bevrijding van haar oostelijke zusters!

Het zou veel te ver voeren hier uitvoerig het tweede gedeelte van mevrouw Halle’s boek, dat over de ontwaking ven de vrouw in het Oosten gaat, te bespreken. Al lokt het lezen van dit – – ons uiteraard het meest boeiende gedeelte er best toe!

We beperken ons er toe nog iets mee te delen over de periode waarin men werkelijk van het cntwaakt-zijn der vrouw uit het Sowjet-Oosten kan spreken. Op de eerste conferentie der Vrouwen van het Noorden in 1930 werd door de afgevaardigden meegedeeld, dat hoewel het bevrijdingswerk nog niet erg ver gevorderd was, er toch reeds in de meest afgelegen en verlaten streken vrouwen in de plaatselijke Sowjets zaten.

Het is vanzelfsprekend dat het sommige

vrouwen wel eens een beetje naar het hoofd stijgt, maar, zegt mevrouw Halie terecht, men mag de resultaten der vrouwenbevrijding niet afmeten naar overspannen eisen van enkele vrouwen. Op de vraag of de vrouw uit het Sowjet-Oosten in staat is de haar nu geboden kansen juist te gebruiken, kan, zegt de schrijfster, eigenlijk nog geen antwoord worden gegeven. De antwoorden echter die tot nu toe zijn gegeven iuiden alle bevestigend. Er is althans zoveel bereikt, ~dat het publieke leven in het Sowjet-Oosten zonder de actieve medewerking der vrouw in het geheel niet meer ' denkbaar, ja volgens sommigen zelfs volkomen ónmogelijk zou zijn”.

Dat de vrouwen zich danig aan het voorbereiden zijn voor hun nieuwe taak, blijkt uit het groot aantal vrouwelijke studenten aan de K.U.T.W., de communistische Universiteit der Werkers van het Oosten in Moskou. De studie die deze vrouwen uit zeer verschillende landstreken afkomstig en zeer verschillende talen sprekend in het Russisch moeten volgen, duurt drie jaren. De studerenden meest zo tussen 25 en 27 jaar krijgen een toelage van de Staat. Voor de kinderen van de getrouwde studenten is een apart kinderhuis.

Fanina Halle schrijft met grote bewondering over de toewijding zowel van studenten als van docenten; en met groot respect over de vrouwelijke doctoren-, leraressen enz., die ze bij haar reizen heeft leren kennen.

Maar ook het leven van de vrouwen die eenvoudig werk in de landbouw of op fabrieken doen, is inhoudsvol geworden. In de eerste plaats door de geestelijke ontwikkeling die zij hebben gekregen en nog krijgen, en in de tweede plaats door het feit dat ze weten voor ~eigen zaak”, n.l. de zaak der arbeiders, te werken. Of het alles zó ideaal is, als mevrouw Halle beschrijft?

Vanzelfsprekend is het, dat de deelname van de vrouwen aan de verkiezingen snel, toeneemt, evenals het arbeiden in openbare functies en op andere verantwoordelijke plaatsen.

De ervaringen, die men met de vrouw in de openbare functies heeft opgedaan, zijn zeer bevredigend, al konden de mannen dit eerst niet zo gemakkelijk erkennen.

Wat is nu tenslotte onze mening over dit tweede boek van Fanina Halle? Allereerst dit, dat ze datgene heeft bereikt wat ze op de laatste bladzijde zegt te hopen, n.l. ze is er in geslaagd een niet-politiek boek te schrijven, terwijl ze de vrouw van het Sowjet-Oosten moest tekenen „in de omlijsting van de nu eenmaal bestaande politieke toestanden”. Het is van grote betekenis, dat ze hierin is geslaagd, omdat men daardoor in staat wordt gesteld zakelijk op de hoogte te komen. We. zeiden reeds dat er enorme hoeveelheden materiaal in het boek zijn opgenomen. Dit heeft z’n voor- en z’n nadeel. Het nadeel is n.1., dat het voortdurende aanhalen van gedeelten uit brieven en van andere documenten zeer vermoeiend werkt. De schrijfster is dunkt ons niet helemaal ontkomen aan de fout die wij vrouwen zo gauw begaan, n.l. ons te veel met de details bezig te houden. Wat minder details en wat meer uitgesproken lijn in het boek, hadden het zeker onder meer lezende ogen gebracht. Maar dit bezwaar weegt geenszins op tegen het geweldige positieve werk van voorlichting dat mevrouw Halle ook met dit boek weer heeft gedaan. Het doet ons duidelijk zien hoe onmogelijk het is, in het leven dogma’s toe te passen. Want wanneer wij hier in het Westen terecht strijden tegen de geest der Verlichting die nog steeds rondwaart hoewel hij in principe overwonnen is, laat zij ons zien hoe in een ander gebied van de wereld de Verlichting het leven-brengende is, omdat daar nog nauwelijks het licht van de rede geschenen heeft voor de millioenen „gewone” mensen. Fanina Halle leert ons zien, dat het onmogelijk is de toestanden daar te beoordelen met onze maatstaven ontleend aan de Westerse cultuur en dat is naast de feitelijke waarde, die het boek heeft voor de geschiedenis van de vrouwen-emancipatie de belangrijkste betekenis van haar werk.

W. KUIN—HARTTORFF.