graal anti-militarisme” trekt. Dit woord zou in ónze mond een frase zijn, zolang wij niet in staat zijn die strijdmethoden aan te wijzen, die practisch en concreet kunnen worden toegepast.

Gedeeltelijke instemming voel ik ook met wat De Jong schrijft over de religieuze opstandigheid. Hij bepaalt haar als ~de naar buiten zich openbarende ervaring van innerlijke opstanding”. Dit is in elk geval meer dan in de eerste vragen werd gezegd. Maar ook nu is het m.i. niet afdoende. De vraag is n.l. of innerlijke opstanding zich uitsluitend in opstandigheid moet openbaren; of zij b.v. niet ook zou kunnen leiden tot een levenshouding, die zegt: laat mij de schuld van mijn makkers meedragen; laat mij deel hebben aan hun leven, zelfs... aan hun zonde. Concreet: wie zijn plaats in de socialistische arbeidersbeweging inneemt, wéét dat hij mede verantwoordelijk wordt voor daden, gedachten en gevoelens, die hij innerlijk niet „goed” acht. Wie in een burgeroorlog als in Spanje woedt, partij kiest, zal als religieus mens niet zonder gewetensconflict kunnen handelen. Het woord ..opstandigheid” is te eenzijdig voor de religieuze houding, al erken ik dat het een wezenlijk moment inhoudt.

Ik voeg nog twee andere opmerkingen toe. De Jong heeft wat ik schreef over de onmacht en mislukking der buitenkerkelijke bewegingen, misverstaan. Niet belangrijk is, of de „Nieuwe Gedachte” na de dood van Kees Meyer is opgeheven; wél of deze beweging innerlijke binding bij een ontwortelde massa heeft kunnen oproepen. Tot nog toe is alle buitenkerkelijkheid vanuit dit gezichtspunt te kort geschoten; waarachtig dragende en bindende geloofsgemeenschap heeft zij aan het volk niet kunnen brengen. Het is dit feit waarvan de verklaring niet in een enkel artikeltje te geven is dat mij de ~dakloze” houding van De Jong zo zwak doet schijnen. Ik gebruik liever een ander beeld dan dat van het dak; ik zou liever zeggen; een mens moet voor zijn geestelijk leven ergens in een stuk grond wortel kunnen schieten. Enkele aristocratische geesten kunnen zich de weelde veroorloven als vrije individuen te leven, zonder verband. Gewone mensen kunnen dat niet. En wie diep de nood van zijn volk voelt, kan het niet om des gewetens wil. Ik heb het verstaan als een daad van religieuze verantwoordelijkheid, toen Martin Buber na een korte individualistische ~dakloze” periode terugkeerde tot zijn volk; hij begreep in déze grond te moeten wortelen... zelfs al waren daarin ook wel onvruchtbare plekken en harde kelen. Zo keert menigeen deemoedig terug tot de kerk.

Tenslotte: waarschijnlijk hebben wij aan de vragen van De Jong een veel wijdere strekking gegeven dan hij bedoelde. Hij pleit nu voor samenkomsten van religieuze aard tot opwekking, onderlinge herkenning en tot een gemeenschappelijke eredienst. Dat laatste, de eredienst, lijkt mij een Ulusie al hoop ik allerlei pogingen in die richting begrijpend te naderen. En het eerste, de onderlinge herkenning? Ik zou zeggen: wij doen in Barchem, Bentveld, Kortehemmen niet anders. De Woodbrookerskring wordt er door gekenmerkt. Komen er meer broertjes of zusjes, zij zijn ons welkom. Het huis dat wij bewonen, houdt ramen en deuren open. W. B.

Verenigingsleven

R.S.C. Amsterdam

De traditie getrouw wordt aan de vooravond van de eerste Mei wederom een wijdingsbijeenkomst gehouden in het gebouw van „De Vrije Gemeente”, Weteringschans.

Konden wij in de voorbije jaren nog spreken van wijding willen geven aan de vooravond van een feestdag, thans ligt dit anders. Laat ons liever spreken van een avond van religieuse bezinning om sterker met onze kameraden op de eerste Mei te getuigen van onze onverzettelijke wil om te blijven volharden in een streven naar een betere maatschappij, naar een aarde, waarover de ons zo bekende psalm 24 : 1 spreekt. Donkere wolken pakken zich samen over onze arme wereld, die ons vaak

tot afmattende vermoeienis brengen. Laat ons op deze eerste Mei en op deze vooravond bijeenzijn om met elkaar de belofte te doen: wij zullen niet versagen, wij willen ons in dienst stellen van ons ideaal. Wij willen broederschap brengen onder de mensen, omdat het allerhoogste, omdat God dit van ons verlangt.

Dr. Banning zal tot ons spreken, terwijl de zangvereniging ..De Stem des Volks” wederom medewerking heeft toegezegd. Wie zich de mooie avond van het vorige jaar herinnert, zal wederom aanwezig willen zijn en ook anderen daartoe aansporen. Op deze avond, waar wij ons geluid laten horen naast het bekende koor van de socialistische arbeidersbeweging, zullen wij ons kunnen sterken om de eerste Meidag, die wij niet los mogen laten, van bezielende waarde te doen zijn. Dit zal ons de kracht geven om het leven te willen aanvaarden, zelfs in moeilijke tijden.

Kaarten zijn te verkrijgen aan de bekende adressen en worden gaarne verstrekt door het secretariaat (Sperwerlaan 38) aan hen, die ons werk willen steunen.

R.S.C. Enschede

Het was een goede avond voor de R.S.G.-ers, die Woensdagavond bijeengekomen waren om naar S. de Jong te luisteren, die een inleiding hield over de „T. en T.”-artikelen „Wij” en ..Onze weg”.

Mochten we dit keer onder de aanwezigen een nieuw lid en een gast tellen, zo hopen we een volgende keer ook op de belangstelling van hen, die nu nog door afwezigheid schitterden, te kunnen rekenen.

Voor de „T. en T.”-colportage mochten we ook een nieuwen medewerker inschrijven.

De fietstocht zal waarschijnlijk op 22 Mei plaats vinden, daar 15 Mei ongeschikt bleek, omdat de voorafgaande avond de laatste toneeluitvoering van de Kunstkring plaats vindt.

R.S.C. Rotterdam

Het is een goede gewoonte geworden, dat de R.S.G. Rotterdam aan de vooravond van 1 Mei een v/ijdingsavond houdt. Ook dit jaar is zulk een bijeenkomst belegd op Zaterdag 30 April, ’s avonds acht uur, in het Nieuwe Verbond aan de Jagerslaan 9, waar mevrouw F. Kalma—Koops een rede zal houden. Mejuffrouw Truus Blanken heeft zich bereid verklaard die avond te declameren. Kaarten zijn a 15 cent (werklozen 10 cent) te bekomen: Boekhandel „Voorwaarts”, E. Schouten, Lange Geer 97 en mevrouw Krul—Bulsing, Van Heusdestraat 9. J. K.—B.

R.S.G. Utrecht

Evenals voorgaande jaren, houden wij ook nu weer een Wijdingsavond voor de 1 Mei-dag en wel op Zaterdag 30 April a.s., des avonds acht uur in gebouw „Leeuwenbergh”, Servaasbolwerk. Spreker is ds. G. K. van der Horst van Akkrum. Zang van mevrouw H. Walhout-Timmerman en orgelspel van den heer B. Verhoeven.

De toegangskaarten a 20 cent zijn verkrijgbaar bij: Arbeiderspers; Boekhandel Bijleveld; H. J. Boon, Mozartlaan 19; G. Betzoldt, Ripperdaplein 14; P. van Brederode, Alex. Numankade 51; G. J. Cole, Rich. Wagnerlaan 3; H. Donia, Boomstraat 30 bis; J. Dunnink, H. de Keijserstraat 47; L. Koppenschaar, Laan van Minsweerd 16 bis; H. C. Luxwolda, H. Saftlevenstraat 10; H. J. van Lonkhuijsen. Rijnlaan 85 bis; W. J. Perrenet, Malakkastraat 53; G. C. Plemper van Balen, Alb. Neuhuijsstraat 3 il; G. H. J. Rietveld, Balistraat 72; H. F. Stekelenburg, Socrateslaan 37; D. A. Walhout, Burg. v. d. Voort V. Zijplaan 21.

BENTVELDNIEUWS

Cursus Geloofsgemeenschap

Zij, die het week-end van 2 en 3 April niet in Bentveld zijn geweest, hebben veel gemist. Ik hoop voor hen iets van ’tdaar doorleefde weer te kimnen geven.

In zijn inleiding Zaterdagmiddag sprak ds. Banning, dat ’t een waagstuk was in deze tijd van ontheiliging en chaos een geloofsgemeenschap samen op'te bouwen. Er gaat een oordeel over heel de Europese wereld, ’t Christendom heeft ook niet de weg gewezen uit de geestelijke verscheurdheid, is mee oorzaak er van. Als we ons echter iets duidelijk maken van ’t wezenlijke van geloofsgemeenschap, uit welke geestelijke bronnen ’t ontspringt en wat de tegenkrachten zijn, hebben we toch iets bereikt.

Des avonds sprak Joh. Winkler over: „Wat is geloofsgemeenschap”. ’t-Antwoord las hij voor uit de

brief van Paulus Phil. II: I—41—4 en 15. ’t Is een teken van kleinheid, dat we die vraag stellen. Kennen we nog gemeenschap, ’t iets gemeen hebben en er door gedragen worden? Niet meer dan wat er wakker wordt bij ’t vernemen van ’t woord. En wat is geloof? We kennen verschillend geloof. Van de gemakzuchtige, van de redelijke mens, religieus geloof meer algemeen, trots geloof vol zelfbesef, sentimenteel geloof vol stemming. Alles geloof zonder inhoud, vaag. Daarin is geen geloofsgemeenschap mogelijk. Uit die sfeer moeten we opstijgen tot het godsdienstig geloof, dat niet uit ons zelf voortkomt, maar ons wordt geschonken als genade.

In ’t centrale punt Christus wordt de afstand die ons scheidt van God overbrugt. Hier is gemeenschap van mensen die iets gemeen hebben: ’t geloof. Ze worden door ’t geloof gedragen en leven er uit, zover dat mogelijk is bij onvolkomen mensen. Een gemeenschap die wijd openstaat zonder grenzen, alleen ’t middelpunt: Christus. Geloofsgemeenschap is iets dat wij missen, waarnaar we verlangen, omdat we er uit genade aan mogen geloven, daarom heeft ’t dieper zin. ’t Geeft ons een opdracht en verwijst naar volmaaktheid, die zal moeten worden nagestreefd.

Zondagmorgen hield Dora de Jong een korte religieuze toespraak over de vrees, die in alle vormen op ons toekomt en waar zij Jezus’ woorden tegenover plaatste: „Wat zijt gij vreesachtig; hebt gij geen geloof?” en „Vrees niet, geloof alleen”. Wij kennen grote zekerheden: Liefde, Waarheid, Gerechtigheid. Waarden niet van deze wereld, maar in dit rijk is de vastheid te vinden. Daarvoor hebben wij te strijden onder vallen en opstaan, daarin groeit men. We moeten geloven in Gods liefde en trouw ook als de stralen schijnen verduisterd door uiterlijke omstandigheden of innerlijke gesteldheden.

Mevrouw Kuin—Harttorff sprak over: „Wat belemmert geloofsgemeenschap in eigen kring”. De eerste vooi-waarde is gemeenschappelijk geloof. Geloof is besef van andere dan menselijke leiding in ’t leven en van de zinvolheid en ’t mysterie er van. Om gemeenschap te beleven is een instituut nodig, zoals wij hier in Bentveld hebben. Er moet bereidheid en openheid van de mensen zelf zijn. Is er in onze kringen gemeenschapsgeloof? We zijn vaak meer gebonden door ’t negatieve, wat we hebben tegen ’t Christendom en de bestaande kerken, dan door geloof. Aan de omschrijving van geloof hierboven ontbreekt ’t warme van een persoonlijke beleving. Men moet gegrepen worden, maar niet passief zijn. Wie een oprecht verlangen naar God heeft is aangeraakt. We moeten echter tijd voor ons geloof hebben, wil ’tons leven doordringen. Vaak zijn we zo intens bezig met sociale vraagstukken en hebben dan geen rust voor de bezonnenheid. We missen ook de openheid door de angst om ons zelf te geven. Een socialist zal wel voor zijn socialisme uitkomen, maar voor zijn geloof veel moeilijker. Pas wanneer wij lichtende mensen zijn geworden, zoals Henriëtte Roland Holst ons in „De vrouw in ’twoud” schildert, is de voorwaarde voor geloofsgemeenschap vervuld.

Na een frisse stormwandeling sprak ds. Banning over: „Wat bevordert geloofsgemeenschap”.

Er zijn zes krachten welke in de geschiedenis geloofsgemeenschap tot stand hebben gebracht. 1. Diep besef van nood van eigen volk groep, wanneer die nood profetisch wordt verstaan. Jesaja, Martin Buber. 2. Besef van heilsbezit, wat we zien bij de eerste christengemeenschap. In Christus hebben ze een heil gekregen, dat ’t geluk zou zijn voor allen en zij hebben de taak die boodschap door te geven. Zoals wij het lied kennen: Wij bezitten een woord voor de wereld. Het woord, dat bindt tot geloofsgemeenschap. 3. ’t Dogma. Zonder eenheid geen kracht, ’t Dogma scheidt ook wel, maar die er aan geloven worden samengebonden. 4. Vervolgingen binden samen, brengen een geloofsgemeenschap, die heengaat over de dood. 5. Verwachting van de Heilstaat. Eschatologische stromingen brengen ook geloofsgemeenschap tot stand. 6. Protest bindt ook samen. Hierin kan waarheid beleden worden.

In onze beweging spreken ’t protest en sociale verwachting ’t meest, andere elementen weinig. Er is echter meer te noemen. Allereerst’t besef, dat alle materiële en technische vragen steeds meer blijken geestelijke vragen te zijn. 2e. ’t Besef van gemeenschappelijke schuld en ten derde ’t besef van verantwoordelijkheid. Deze drie kunnen de geloofsgemeenschap mee helpen bevorderen.

In de slotbespreking des avonds sprak ds. Banning, dat het er voor ons vooral op aankomt, om door de gebeurtenissen van de tijd iets heen te dragen als een kostbaar bezit, ’t Beginsel van de Eeuwige Liefde verlicht de mens van binnenuit. Wanneer we de Bron kennen, dan dragen we en voelen ons gedragen, we bouwen en voelen ons gebouwd, we leven en voelen ons door God geleefd.

J. V. d. P.