BUITENLANDSE KRONIEK

De Paasboodschap van Chamberlain en Mussolini

Dit was een zonderlinge Pasen, vorige week. Wanneer het niet zo duidelijk op de kalender stond en wanneer niet bomen en struiken, ondanks de koude sneeuwjachten, zo plichtsgetrouw aan het uitlopen waren, zou men zich eerder midden in de winter wanen dan bij de aanvang van een nieuwe lente.

In Italië was de natuur al niet veel mUder dan bij ons en de Vesuvlus dro.eg een fraaie witte hoed. Desondanks zal men in Rome zelden zozeer in Paasstemming zijn geweest, als ditmaal. Want wat de natuur aan mildheid miste, scheen door mensenwerk ruimschoots vergoed. Voor de Italianen van heden is het accoord, dat aan de vooravond van Pasen te Rome met het trotse Albion tot stand kwam, niet veel minder dan de officiële erkenning van de wederopstanding van Rome’s oude glorie. En voor velen in Europa is dit accoord het „nieuwe geluid”, dat voor ons oude werelddeel een nieuwe lente van vrede inluidt.

De klokken der Eeuwige Stad hebben de ..Paasboodschap” van Chamberlain en Mussolini bejubeld en de Koningin der Aarde heeft terstond overal haar naarstige dienaren last gegeven, lofliederen te dichten op de moderne vredesvorsten. Dat de klank der klokken niet al te zuiver is, dat het hosanna in de wereldpers wat opgeschroefd aandoet, wie is er, die dat tegenwoordig nog merkt? En wie is er nog zo fijn van gehoor, dat hij tussen het feestgelui door het gekerm der stervende Spaanse bevolking zou vernemen? Om van het gedempte krijgsrumoer in het verre Abessinië helemaal maar niet te spreken.

Voor de Italianen is het een gelukkig toeval, dat tegelijkertijd met het Engels—ltaliaanse accoord, Franco’s troepen de Middellandse Zee bereikten en het gebied van regerings-Spanje in tweeën sneden. Dat het een uitgeputte vijand was, die als kanonnenvlees vrijwel zonder wapens op het laatste ogenblik naar de fronten was gezonden om daar door een verpletterende overmacht te worden overweldigd, doet aan het Franco-succes volgens de fascistische heldenleer niets af. Sneuër was het voor de Italianen, dat het juist niet hun legioenen waren, die het eerste de zee-kust bereikten.

Maar overigens is men in Rome wel te moede. Mussolini zal binnenkort het beroemde Ara Pacis, het vredesaltaar van den Romeinsen keizer Augustus plechtig doen herrijzen. Een herinnering aan de tijd, toen andere Romeinse legioenen het Iberische schiereiland hadden „gepacificeerd” Gallië, het tegenwoordige Frankrijk, dat toenmaals ook onder de heerschappij van Rome was gebracht, ontbreekt thans. Maar dit is misschien meer schijn dan wezen. Want de ~wufte Gal” zal straks, wanneer hij een vijandig Spanje in de rug weet en van zijn reserves in Noord-Afrika practisch is afgesneden, het wel uit zijn hoofd laten, al te vrijmoedige sprongen te maken. Trouwens, reeds maakt zich een Franse delegatie op, het Engelse voorbeeld te volgen en zo spoedig mogelijk de weg naar Rome in te slaan, die Chamberlain is voorgegaan.

Er is voorlopig geen reden aan te nemen, waarom de Duitsers, die het eerst deze weg naar het zonnige Zuiden gevonden hebben, na Pasen minder zouden worden aangetrokken door het land, „waar de citroenen bloeien”. Zelfs Indien, zoals men wel meent, de stevigheid van de as Rome—Berlijn door de „Anschluss” zou hebben geleden, en Mussolini onder invloed van de nazi-expansie naar Zuid-

Oost-Europa toeschietelijker jegens Engeland zou zijn geworden, hetgeen nog geenszins vaststaat, is dit nog eerder een reden voor verhoogde, dan verminderde Duitse belangstelling voor den Italiaansen partner. Van een uitstel van Hitler’s tweede reis naar Italië is geen sprake. Integendeel, de voorbereidingen voor deze pelgrimstocht naar het fascistische Mekka zijn zo omvangrijk, en de demonstraties, in Italië voor den hogen gast uit het noorden beraamd, zo „kolossaal”, dat alle vriendelijkheidsbetoon jegens de westerse staten, zoals een vrij schamele betoging bij de parafering van de „heren-overeenkomst” voor het Palazzo Chigi, daarbij in het niet zinkt.

Zo leiden thans alle wegen tot Rome. En zo viert de Italiaanse grootheidswaan in deze dagen zijn schoonste triomfen.

De valse zon

Het is een eigenaardig imperialisme, de jeugdige Italiaanse heerschappij, die in Rome door John Buil tot op zekere hoogte als een gelijkwaardige zuster is erkend. Want wat ook de practisch-politieke betekenis van die hele reeks afspraken over de Middellandse Zee-versterkingen, de grenzen der Oost-Afrikaanse koloniën, de gegarandeerde zelfstandigheid der Arabische vorstendommen langs de Rode Zee, moge zijn, evenals de voorbereide erkenning van het Italiaanse keizerrijk in Abessinië zijn zij voor het Itaiiaanse prestige een kostbaar bezit. Geen Britse staatsman zou het vóór de wereldoorlog in zijn hoofd gehaald hebben, met de leiders van het eerzuchtige, maar armelijke Italië op voet van gelijkheid over de verhoudingen, niet alleen in de Middellandse Zee. maar ook aan de oevers van die typisch Britse Oceaan, die de Indische Oceaan is genoemd, te onderhandelen.

Het Italiaanse fascisme is gedeeltelijk de over-compensatie van het minderwaardigheidscomplex, dat Italië in de internationale wedloop van vóór en na de wereldoorlog had opgelopen. De houding van Italië is altijd gekarakteriseerd geweest, zoals Walter Duranty eens heeft geschreven, door de kloof tussen zijn bezittingen en zijn ambities. Maar de westerse mogendheden hebben die kloof nog vergroot, door in de wereldoorlog Italië eerst met grote beloften aan hun zijde over te halen, en bij de vredesverdragen zich vervolgens buitengewoon vergeetachtig te betonen. Het fascisme heeft de wrok, hierdoor ontstaan, energiek geëxploiteerd. Het heeft aanvankelijk niets anders gedaan, dan overal in Europa als onruststoker te fungeren. De aanslag op het Griekse eiland Korfoe in 1923 was daarvan het eerste, de vanuit Italië georganiseerde moord op koning Alexander van Zuid-Slavië en den Fransen staatsman Barthou in 1934 het indrukwekkendste bewijs.

Na de opkomst van het Derde Rijk is de Italiaanse politiek, die voordien van de hak op de tak sprong, zich meer en meer syste-

matisch op de Middellandse Zee gaan concentreren. Daarheen werden de voornaamste vloot- en luchtbases verlegd. Daarop werd de gloeiend gestookte koloniale hartstocht der dicht opeengedrongen Italiaanse bevolking gericht. Daar werden alle haarden van onrust, ontstaan door de aanzwellende vrijheidsbeweging der volken van de Islam, aangeblazen en werd elke agitatie geëxploiteerd voor Italiaans-imperialistische doeleinden. Daar werd tenslotte in 1935 het eerste grote avontuur ondernomen naar Oost-Afrika, ter verovering van de laatste onafhankelijke staat in het zwarte werelddeel.

Wat ook de illusies der Italianen over de mogelijkheden van Abessinië in economisch en bevolkingspolitiek opzicht mogen zijn geweest, de strijd tegen den Negus werd al spoedig een worsteling om de heerschappij in het oostelijke bekken van de Middellandse Zee. Deze strijd, waarbij het Britse Rijk een halfslachtig gebruik maakte van het instituut der collectieve veiligheid, was nog niet ten volle beslist, of de Spaanse burgeroorlog verplaatste het terrein der worsteling van het oostelijk naar het westelijk bekken der Oude Wereldzee.

En het is thans, in de „gentleman’s agreement” van Rome, dat Italië zijn eerste oogst van bijna drie jaar onafgebroken strijd binnenhaalt. „De vis wordt duur betaald”: dit geldt ook voor de imperialistische stroperij in de Middellandse Zee. De afgelopen drie jaar hebben van het Italiaanse volk, dat jarenlang honderdduizenden soldaten op de been hield, ontzaglijke offers geëist. Men schat de verlaging van de levensstandaard van het Italiaanse volk, die in 1934 reeds allerminst rooskleurig was, op minstens één kwart.

Maar wat betekenen honger en ellende, verdierlijking en afstomping van een heel volk tegenover het prestige van een dictator! Eerstdaags, wanneer wellicht het laatste verzet van het arme Spaanse zustervolk in bloed is gesmoord, komt voor de Italiaanse massa’s een korte periode van ~brood en spelen”. En daarna, wanneer de roes verflauwt, en de glorie wel veel schittering, maar geen brood en arbeid brengt, staat wellicht een nieuw avontuur voor de deur.

Heeft Mussolini in zijn laatste donderrede niet reeds van de „derde grote expeditie” gesproken?

PAASKLOKKEN

Chamberlain's hoed

In een rede te Birmingham heeft de Britse minister-president zijn critici honend beloofd, zijn hoed te zullen opeten. wanneer zou blijken, dat hij in de besprekingen met Italië bij de neus werd genomen. Britse ministerpresidenten plegen niet als een soort degenslikkers op te treden en de weddenschap van Sir Neville was dan ook wel een bewijs van zelfverzekerheid. Men kan ervan op aan, dat Chamberlain zijn kachelpijp voor zijn eerste weder-optreden in het openbaar extra zal laten opwrijven!

In Engeland geldt het Romeinse accoord tot in linkse kringen als een persoonlijk succes voor den minister-president, die aan de voortzetting der besprekingen met Italië tenslotte zijn besten minister opofferde. Deze waardering is op zichzelf een bewijs van de v/ankele grondslagen van het Engelse pacifisme. De ommezwaai van ~beginsel” naar „opportunisme” is voor het grote publiek geen onoverkomelijk bezwaar geweest.

Als koehandel is de transactie te Rome ook voor Engeland lang niet onvoordelig geëindigd. Men kan van mening zijn, dat de reële bedreiging van Italië in het oostelijk deel van de Middellandse Zee niet zo groot was, als de troepenbewegingen in Libye en andere demonstratieve acties het wilden doen voorkomen: de Italiaanse onruststokerij, met de modernste middelen van propaganda beoefend, berokkende John Buil veel zorg en narigheid. Het in werking treden van de afspraken voor dit terrein is alleen afhankelijk van de erkenning van het keizerrijk in Abessinië; in Lybië is de troepenaftocht zelfs reeds onmiddellijk begonnen. De staking van alle hatelijke radiopropaganda uit Bari en de vermindering van de steun aan het terrorisme in Palestina zou hier direct de Italiaanse „trouw” kunnen doen „blijken”.

Op weg naar Rome ( „Humanité” )

Onduidelijker is het resultaat voor het wes-