BINNENLANDSE KRONIEK

Christendom en Socialisme

Z e zijn vroeger als een tegenstelling gezien even groot als tussen water en vuur. Het eerste verwachtte immers een hemel na de dood, het laatste een hemel op aarde. Het eerste leerde de opperhoogheid van de geest, het laatste was materialisme. Het eerste spoorde aan tot lijdzaamheid en geduld tegenover maatschappelijk onrecht, het laatste wekte een geest van ontevredenheid en opstandigheid. Zo oordeelden deze beide machten over elkander ongeveer een halve eeuw geleden. Een rode christen was toe even zeld- «lc TTTif+o cnrppiiw

zaam als een witte spreeuw. Thans beleven wij het, dat de voorzitter der S.D.A.P. in zijn openingswoord voor het Congres het Christendom in bescherming neemt tegenover de politieke christenen. De positiefchristelijke beginselen der regering-Colijn betekenen conservatisme en zelfs reactie. Zij doen aan kerkhoflucht en niet aan lentelucht denken. Zij leiden niet tot vernieuwing en zuivering van het volksleven; zij laten ongebruikt de schat van kracht, die in de boezem van het Christendom rust tot redding der samenleving en der ganse wereld.

Vorrink merkte in zijn openingswoord op, dat het beroep op de positief-christelijke grondslagen in hoge mate gevaarlijk is voor de wezenlijke waarden van het Christendom. „In het verleden zijn tienduizenden vervreemd van kerk en godsdienst, oindat zij teleurgesteld waren, dat er zo weinig ernst werd gemaakt met de toepassing dier beginselen in de maatschappelijke werkelijkheid.” Vorrink verwees ook naar een uitspraak in het rapport over de economische orde, vastgesteld door een algemene conferentie der kerken te Oxford, die iedere socialist met warme instemming begroet. Zij luidt; „Onverdedigbare ongelijke kansen met betrekking tot opvoeding, vrije tijd en hygiënische omstandigheden blijven bestendigd, terwijl voorts het bestaan van verschillende economische klassen een beletsel vormt voor menselijke gemeenschap, hetwelk door het christelijk geweten niet geduld kan worden.”

Dat zijn positief-socialistische grondbeginselen in zake het gemeenschapsleven, geleerd door vertegenwoordigers van een groot aantal kerken der wereld. Hier hebben wij een verblijdende toenadering en ontmoeting van twee machten, die lang fel tegenover elkaar gestaan hebben. Maar we moeten denken aan den zoon uit een der gelijkenissen van Jezus, die op het gebod van zijn vader; Ja! zeide, maar het niet opvolgde. Wij bedoelen natuurlijk niet, dat de politieke christenen in hun persoonlijk leven heidenen zouden zijn, maar wel dat zij het Christendom niet toepassen voor de maatschappelijke verhoudingen Zij gaan uit van een antithese, maar zijn blind voor de antithese (tegenstelling) tussen Christendom en kapitalisme. Men merkt in hun politiek niets van een veroordeling der maatschappelijke verhoudingen, zoals we haar vernemen in het rapport van de conferentie te Oxford. , ,

Vorrink merkte op, dat vele gezaghebbende personen uit protestantse kringen in ons land hunkeren naar ’t ogenblik, waarop de ricmsnoeren der conferentie te Oxford practische toepassing zullen vinden in de volksgemeenschap. Wij wilden wel, dat hij hier gelijk had, maar bij de voormannen dezer positief-christelijke politiek merkt men van deze hunkermg niets. Alleen bij een kleine groep christehjkhistorische jongeren leeft iets van het besef, dat Christendom en kapitalisme evenmin bij elkaar behoren als schoonheid bij een mesthoop of orde bij een bende kwajongens. Ook bij de Roomsen zijn er, die door deze tegenstelling verontrust zijn en zich meermalen scherp anti-kapitalistisch uitlaten. Invloed op de politiek der R.K. Staatspartij heeft dit echter weinig of niets.

eUIU/CX WCIAiAg» V/A Maar het is verblijdend, dat bij de opening van een Congres der S.D.A.P. opgekomen is

voor de wezenlijke waarden van het Christendom, die wel te onderscheiden zijn van de christelijke politiek in ons land en daartegen beschermd moeten worden.

Anti-papisme en sympathie jegens Rome

In de Roomse pers wordt de onrust over de zaak-Oss en de aandrang om meer licht in het optreden der justitie en haar minister tegenover de marechaussees verklaard uit anti-papisme, redeloze en onrechtvaardige vijandschap tegen Rome. Woorden worden tegenwoordig wel gebruikt als vogelverschrikkers. Is een persoon of zaak onwelgevallig, dan zegt men communisme en men is er van af. Men behoeft geen argumenten te gebruiken. De stok in de arm van de opgetakelde dode pop heeft het zelfde effect als een met scherp geladen geweer. Het is een kwestie van afschrikken met een gevaarlijke leuze of gehate naam, al worden ze ook zeer te onpas gebruikt. Menigeen durft niet door het hek te gaan, waarbij de waarschuwing staat tegen de kwade hond, hoewel er zelfs niet het kleinste schoothondje is.

Er zijn een paar uitingen over de zaak-Oss, die niet vrij zijn van antipapisme, maar er zijn ook ernstige bezwaren geuit over het beleid van den minister in deze zaak, er is gevraagd naar een nader onderzoek door een parlementaire enquête, omdat het rechtsgevoel van velen verontrust is, zonder dat dit iets te maken had met vooringenomenheid of antipatWe tegenover Rome. Het is erg makkelijk, zich daarvan af te maken door te roepen; Antipapisme! Wij menen, dat het antipapisme maar bij weinigen voorkomt; er is daarentegen bij velen een zekere voorliefde voor Rome. Men is onder de indruk van de geweldige macht en de organisatie, die sluit als een bus, van Rome. Men telt het gevaar klein van de voogdij, die de geestelijken op ieder terrein des levens over de leken uitoefenen, en van de volstrekte gehoorzaamheid, die iedere geestelijke aan zijn meerderen verschuldigd is. Rome is zo makkelijk en plooibaar; maar zij is alleen tot opportunisme bereid, als ze daardoor haar zaak kan dienen. Men wordt bekoord door het plechtige en schone ceremonieel en ziet oök in allerzonderlijkste vormen een diepe en rijke zin; maar men vergeet daarbij, dat dit alles bij de massa aanleiding geeft tot een grof en dwaas bijgeloof. Men vergeet, dat heel de kerkinrichting van Rome lijnrecht ingaat tegen de democratie en dat Rome door de eeuwen heen gestreefd heeft naar het oppergezag, waarvoor ook de staat te bukken heeft.

Men ziet in de kloosters eilanden van heiligheid te midden der zondige wereld en in monniken zonderlingen, die zich echter geheel aan een leven van geloof en liefde wijden. Zo zijn er zeker, maar velen kennen ook de verleidingen van St. Antonius zonder zijn zedelijke kracht, om ze te weerstaan. Er is een zeker coquetteren met Rome en ook in onze socialistische kringen is men bereid en zelfs wel verlangend, om een politiek bondgenootschap met Roomsen aan te gaan, zonder voldoende te bedenken, dat daaraan ook bezwaren verbonden zijn, omdat Rome overal en altijd bedacht is, eigen macht te versterken. En er is een zekere meelijdende hoogachting voor dien armen Paus, die in deze tijd tussen zovele gevaarlijke klippen moet heenzeilen en tegelijk vriend van Mussolini en vijand van Hitler zijn; hij is plaatsvervanger van den Vredevorst en Italiaan, die de wapenroem en oorlogsbuit van Mussolini niet kan afkeuren. Rome heeft thans waarlijk niet te klagen over antipapisme bij ons volk en de onrust over de affaire-Oss komt uit een andere, zuiverder bron voort; men wil zekerheid, dat er in die zaak recht gedaan is, men wil openbaarheid, opdat er blijke geen onrecht gedaan te zijn of anders het recht volledig worde hersteld.

Stempelen

D e overheid moet controleren, dat het door haar aan de werklozen uitgekeerde steungeld ook inderdaad aan werklozen wordt uitgekeerd en dat de voorwaarden, waaronder steun verleend wordt, stipt worden nageieefd. Daarvoor dient het stempelen.

Zo ziet men telkens grote scharen mannen voor de stempellokalen staan. Dan ziet men ook de waanzin, dat zoveel krachten onbenut blijven tot schade voor henzelf maar ook voor de gehele gemeenschap, dan komt de verontwaardiging op, dat dit leed gedragen moet worden door deze mannen en hun gezinnen, die in een wereld vol overvloed iedere week te weinig ontvangen om behoorlijk in hun levenseisen te voorzien en een gevoel van bitterheid, dat er nog zo weinigen strijden willen voor een nieuwe samenieving, waarin brood en arbeid voor allen zal zijn. Maar sommigen zien met andere gevoelens naar deze werklozen. En wel met minachting, die ze reeds enigszins voelen voor iedereen in arbeiderskleding, maar te meer als die arbeider niet arbeidt maar stempelt. Ze spreken met zekere hoon die naam uit, ze denken daarbij ook aan hun belastingbiljet en aan het gevaar, dat die honderdduizenden lastig en oproerig worden.

Al is er geen reden voor, omdat er geen schuld is, de arbeider zelf voelt het als een vernedering, stempelaar te zijn. In een rij te staan met vele anderen, wachtende vaak in regen en kou, totdat het zijn beurt is, zich schamend voor het publiek, dat de grote troep ziet. Zou er niet een minder aanstotelijke manier van controle door de overheid te vinden zijn? Wij lazen met blijdschap, dat te Breda het stempelen afgeschaft zou worden en de overheid daar bezig was, allerlei bezigheden, ontspanning, sport, liefhebberijwerk enz. voor de werklozen te zoeken en dat de minister te Breda een proef nam met maatregelen, die hij over het ganse land wilde toepassen. Uit latere berichten bleek dit alles echter lang niet die grote betekenis te hebben. In bepaalde gevallen en op bepaalde dagen zou vrijstelling van stempelen gegeven kunnen worden. Dit is thans ook reeds het geval, zoals de deelnemers der werklozeninternaten van Kortehemmen en Bentveld weten. Ook zou men te Breda gelegenheid scheppen voor de werklozen, om de sport te beoefenen, zich te ontwikkelen, en werk niet om het loon maar als nuttige tijdverdrijving te verrichten. Dit is echter ook niet nieuw; wel kan er nog veel meer van die aard gebeuren. En het is zeker goed, als Breda daartoe de stoot geeft. Maar veel beter is het, dat men de werklozen weer tot werkers maakt. Er is nog werk genoeg, zoals uit een onderzoek en publicatie van het N.V.V. gebleken is. Men heeft daarin fouten ontdekt. Laat men de aangegeven werkobjecten schiften; er blijven er genoeg van waarde en zelfs van noodzaak over, om een groot deel der werklozen weer aan de slag te brengen. Werk is het meest nodige voor de werklozen. Dat is de enige afdoende medicijn; alle andere maatregelen ten bate der werklozen, hoewel zij zeker waarde hebben, zijn niet anders dan verzachtende middelen; verzachting is goed maar genezing is beter. J- A. BRUINS,

Litanisch ogenblik

Het drukkend zwijgen van de zwarte nacht.

de stilte die zo tastbaar schijnt te hangen.

drukt op mij neer, die eenzaam is en wacht, wacht met de hoop van onvervuld verlangen. De dood sluipt aan uit alle hoeken zacht,

ik voel haar komen, en mijn hart, omhangen

door weemoed, trilt in schuwheid bang, en weet de zin niet meer die werd betracht.

Steeds werd betracht en steeds zo ruic geschonden;

ik weet de weg niet meer, eens vlot gevonden, op deze vreemde, toch zo vreemde wereldronde.

Ik weet de weg niet meer: tijd gaat voorbij...;

dan, opgeschrikt uit starre mijmerij, dringt weer de wereld aan: Kom, werk voor mij!

FRANK DAALDER.