BUITENLANDSE KRONIEK

De Mei-dag in 1938

Del Mei-dag, die dit jaar voor de 49ste keer wordt gevierd, is het symbool van de internationale solidariteit der arbeidersklasse. Het is het congres van 1889 te Parijs geweest, waarop de arbeiders-internationale uit haar as herrees, dat tot deze grote manifestatie de stoot heeft gegeven. Het concrete doel: de verovering van de wettelijke achturendag, was echter ontleend aan een besluit, dat reeds in 1888 door de Amerikaanse Federatie van de Arbeid was genomen. Zodat men eigenlijk het gouden jubileum van de Meidag reeds dit jaar zal kunnen voorbereiden.

Wie in Vliegens Dageraad der Volksbevrijding het hoofdstuk over de Eerste Meibeweging opslaat, zal onwillekeurig worden verrast door de enorme indruk, welke het besluit van het Parijse arbeiderscongres, toch tenslotte maar een handjevol mannen, die waarlijk geen millioenen-organisatie vertegenwoordigden, heeft gemaakt.

„In alle landen,” zo schrijft Vliegen, „stelden de bourgois-pers en de regeringen zich aan alsof tot de revolutie besloten was, en alsof op de dag van 1 Mei een burgeroorlog uitbreken zou.” Merkwaardig genoeg koesterde ook een deel van de arbeiders zelf, met name de anarchisten, vrij vergaande revolutionnaire verwachtingen. Het „verkorte perspectief” heeft de arbeidersklasse de hele geschiedenis van haar bevrijdingsstrijd door parten gespeeld. Van een revolutie was die eerste Meidag, in het jaar 1890, geen sprake, al waren de maatregelen der regeringen in vele landen provocatorisch genoeg: in Italië, Oostenrijk en Frankrijk had men de soldaten geheel op voet van oorlog uitgerust en scherpe patronen gegeven! Voor de arbeidersbeweging was het élan, waarmee voor de eerste maal aan de oproep gevolg werd gegeven, de aankondiging van een nieuwe wereld.

In de Mei-dag heeft de arbeidersbeweging merkwaardig genoeg eigenlijk op de laatste heidense feestdag beslag gelegd, die de christelijke gemeenschap had overgelaten. Die Meidag is de vorm geweest, waarin een geestelijke inhoud: de internationale arbeiderssolidariteit, aan een materieel, institutioneel doel: de achturendag, werd verbonden .Wanneer wij echter de maatschappelijke ontwikkeling der laatste tientallen jaren volgen, merken wij op, dat op de duur deze drie elementen van de Mei-dag langzamerhand los van elkander geraken.

Het grondigst is dit in de moderne totalitaire staten geschied, waar eveneens een Meifeest wordt gevierd, maar dan losgemaakt van iedere internationalistische ideologie en met een sterke Inslag van „modern heidendom”. De massa-vertoning, die in Duitsland het volkomen beginselloze, mechanische Arbeidsfront van dr. Ley op 1 Mei organiseert, is een van de langst overgebleven persiflages op het socialisme, waarmee het fascisme de arbeidersmassa’s gepoogd heeft te misleiden.

et de internationale actie voor de achturendag is het enigszins anders gelopen. Deze actie had niet alleen zin als beogende verbetering van de toestand der arbeiders in de afzonderlijke landen. Haar internationaal karakter had tevens een internationaal effect van de eerste orde. Deze coördinatie van een sociale eis in alle landen ter wereld betekende tevens het leggen van een internationale grondslag voor een bredere volkeren-solidariteit. Alleen wanneer de materiële verhoudingen der verschillende volkeren, hun instellingen, krachtsinspanningen en welstandsniveau’s een zekere mate van overeenkomst vertonen, is een duurzame vreedzame samenleving der volken mogelijk. Bij te grote welstandsverschillen, bij te

zeer uiteenlopende arbeidsintensiteit en sociale bescherming der grote arbeidende massa’s, ontstaan rang- of standsverschillen tussen de verschillende volken, die het aanzien kunnen geven aan tegenstellingen, welke een „klassenstrijd” tussen de volken zouden betekenen.

De functie, welke de internationale arbeidersactie voor de achturendag vervulde, is na de wereldoorlog overgenomen door een Instituut, dat een veel omvangrijker gebied bestreek en dan ook veel grondiger die materiële basis kon leggen, zonder welke geen volkensamenleving kan bloeien: Dat was het Internationaal Bureau van de Arbeid, de kern van een nieuwe sociale wereld. '

Men denkt, wanneer men het lot van de achturendag in de laatste tientallen jaren nagaat, onwillekeurig het eerst aan het feit, dat deze sociale hervorming thans reeds in verschillende landen een overwonnen stadium betekent. Tegenwoordig is de veertigurenweek, wat de achturendag vóór de wereldoorlog was. Men vergeet daarbij echter te dikwijls, dat deze veertigurenweek, gezien het slopende tempo van het moderne grootbedrijf, weinig méér is dan een poging, de arbeidsintensiviteit in de sociale politiek bij te houden.

Belangrijker dan deze kwantitatieve toespitsing van de oude eis voor vrije tijd is de mogelijkheid, via een algemeen erkend internationaal orgaan, deze eis voor een zo groot mogelijk aantal landen tegelijk te realiseren. De strijd voor de veertigurenweek wordt niet langer in de eerste plaats in de verschillende afzonderlijke landen gevoerd, waarbij de Meidag een demonstratie van de overeenstemming in de eisen der nationale arbeidersbewegingen betekent. Deze strijd vindt thans plaats als onderdeel van die gehele, omvangrijke actie tot nivellering van de bestaansniveau’s der onderscheiden landen, waarvoor het Internationaal parlement van de arbeid te Genève tot platform dient.

Het is merkwaardig, dat het Internationaal Arbeidsbureau tot dusver de daling, die het gezag van de Volkenbond heeft doorgemaakt, niet heeft meegemaakt. Het is echter de vraag, of de reactie van de politieke en economische isolatie der volken op deze internationale instelling op de duur kan uitblijven. Hoe meer landen zich in zo groot mogelijke zelfgenoegzaamheid opsluiten, en daarmee het contact met de omringende wereld verliezen en verschillende bestaanniveau’s bereiken, des te meer wordt de internationale maatschappelijke solidariteit, die zich in Genève aan weerszijden van het klassefront openbaart, ondermijnd.

De arbeidersbeweging zal dan ook goed doen, het belangrijkste resultaat, dat de internationale organisatie van na de wereldoorlog heeft opgeleverd, haar warme belangstelling te betuigen. Men heeft in het algemeen niet de indruk, dat het Internationaal Arbeidsbureau voor de arbeidersmassa’s als een grootse sociale verworvenheid leeft. Maar in werkelijkheid verdedigt men met het erfgoed van den groten internationalen bouwmeester Albert Thomas en diens medewerkers de mogelijkheid van een duurzame, materieel gegrondveste vrede.

Eenheid

De politieke organisering van de internationale arbeiderssolidariteit heeft een heel wat minder hoge vlucht genomen, dan de economische. „Internationales” zijn er zo langzamerhand genoeg! Maar de invloed dier lichamen heeft, voornamelijk na de teleurstelling in de wereldoorlog, tot in de jongste tijd een dalende lijn vertoont, die omgekeerd evenredig was met hun toeneming in omvang. Deze zwakheid is slechts ten dele een gevolg van de scheuringen, die zich binnen de arbei-

ders-eenheid hebben voorgedaan. Tenslotte is de invloed van de „eenheidsfronterij”, het misbruik der arbeiderssolidariteit door de Russische staatsleiders in de latere tijd, veel verwoestender geweest, dan de afsplitsingen, die zich op grond van dogmatische geschillen hebben voorgedaan. Al deze Vierde en Vijfde of Trotzkistische „Internationales” mogen geen grote toekomst hebben, deze sectarische groeperingen vormen tot op zekere hoogte reservoirs van revolutionnair-internationalistisch élan. De Derde Internationale heeft de arbeiders-solidariteit aan de bron vergiftigd.

De zwakheid van de Tweede Internationale is grotendeels te verklaren als een onvermijdelijk resultaat van de groei der nationale arbeiderspartijen, die hoe meer zij zich gelding wisten te verschaffen in het nationale leven der verschillende staten, des te meer nationaal werden „geacclimatiseerd” en ook begrensd. De noodzakelijke samenwerking met andere volksgroepen, die in het plansocialisme een theoretisch fundament kreeg, bracht het klassekarakter der arbeidersbeweging in vele landen op de achtergrond. Uit deze ontwikkeling echter te willen afleiden, dat de arbeidersbeweging dit klasse-karakter helemaal zal prijsgeven, is evenzeer een blijk van „verkort historisch perspectief” als het vroegere revolutionnarisme. In al te veel landen bewijst de practijk van arbeidersregeringen, dat de klasse-verhoudingen in de maatschappij nog altijd geen „fictie” van een marxistische theorie zijn. Het is nog de vraag, of in dit opzicht aan de Scandinavische toestanden niet vaak een al te typerende betekenis wordt toegekend. Stellig zijn in Frankrijk de socialisten met hun volksfrontregeringen niet van tekortkomingen vrij te pleiten. De klassestrijd werd hier echter de laatste jaren het scherpst en onverzoenlijkst gevoerd door rechts, dat bij monde van Pierre Laval verklaarde: „Ik aanbid Frankrijk, maar het Volksfront is geen Frankrijk.”

Niet alleen de houding van de Franse reactie, maar ook het optreden van de pro-fascistische elementen in Engeland bewijst, dat een deel van de bourgeoisie voor internationale klasse-solidariteit eventueel niet terugschrikt. De „vaderlandsloze gezellen” staan thans niet meer links, waar zij trouwens nooit veel meer dan het product van een verhitte verbeelding zijn geweest, maar aan de rechterzijde.

De arbeidersbeweging zou zichzelf tot machteloosheid doemen en een catastrofale ontwikkeling in de wereld slechts kunnen bevorderen, wanneer zij de uitdanig der „fascistische internationale” aannam en in een georganiseerde klassestrijd op internationale schaal haar hoogste taak zag. Nog altijd ligt de arbeid aan een rechtvaardiger, broederlijker samenleving in de nationale gemeenschap, in samenwerking met alle goedwillende bevolkingsgroepen, dichter voor de hand.

Wil de arbeidersbeweging in deze nationale taak echter niet haar internationale zending uit het oog verliezen, dan zal zij het internationale saamhorigheidsgevoel in haar rijen, uit de aard der zaak allereerst met haar klassegenoten, maar dan ook breder en meeromvattend, zonder buitensluiting, levend moeten houden.

Op deze Iste Mei 1938 is de internationale solidariteit er meer één van leed, dan van strijd. De heldenmoed der vrijwilligers in Spanje; de offers, die zovele zelf vaak in nood verkerende arbeiders in alle landen van Europa voor hun Spaanse kameraden over hebben; de spontane manifestaties, die zich telkens opnieuw in de meest uiteengelegen havens voordoen, dat alles bewijst ondanks alle onzuiverheden, dat ook in onze tijd de vlam der proletarische saamhorigheid over de gehele wereld nog brandende is.

B. W. SCHAPER.