Activiteit uit angst

Het is allermerkwaardigst hoe we de laatste weken een „hoogconjunctuur” beleven van vurig verlangen om de werkloosheid te bestrijden. Natuurlijk: dit vraagstuk had al lang de aandacht der deskundige Nederlanders. Maar nog nooit is er zoveel, als op ’t ogenblik, over gepraat en geschreven.

De S.D.A.P. gaat interpelleren —■ dit valt het minst op, omdat zij steeds op het vraagstuk in de openbaarheid tamboereerde. ~De Tijd”, het R.K. dagblad, heeft een speciale bijlage doen verschijnen, gewijd aan de werkloosheidsbestrijding. In verscheidene jongerenbladen kan men artikelen lezen van leidende personen over de mogelijkheid van een arbeidsdienst, enz.

Soms vindt men de directe aanleiding tot al deze activiteit er bij genoemd, zoals b.v. in de artikelen in „De Tijd”: de gebeurtenissen in Oostenrijk. De redactie spreekt in haar voorwoord de hoop uit, „dat dit vraagstuk vóór het te laat is wordt opgelost door deze christelijke regering en in christelijke zin.”

Vóór het te laat is.

Het is gelukkig, dat men hier zo eerlijk is geweest en in het algemeen in ons land zo eerlijk is. Plotseling schijnt een deel van ons volk wakker geschud, of misschien is het beter gezegd: bereid om op te staan. Wat drijft hen, wat drijft ons hierbij? Waarom zijn we er plotseling zo van doordrongen, dat er niet meer gewacht kèin worden met de werkloosheidsbestrijding op grote schaal? Is het ons ineens fel-duidelijk, wélk leed er door de werklozen geleden wordt? Beseffen we, als door de bliksem getroffen, wat het lanterfanteren voor schade doet aan het innerlijk van de werkloze jeugd en aan de maatschappij?

Misschien geloven we het soms zelf. Maar wat heeft Oostenrijk er dan mee te maken? Waarom spreken we dan bij voorkeur van de wanhoop, die zich meester gaat maken van de werklozen en die hen bereid maakt, alles wat „anders” is te aanvaarden, omdat het toch niet slechter kan dan het nu is?

Is het uit mede-gevoel, uit solidariteit met hen, die niet mogen werken, dat we opeens zo actief worden? Is het, omdat we onze gemeenschappelijke schuld zo diep zijn gaan beseffen?

Neen, is het eerlijke antwoord. Deze plotselinge activiteit spruit voort uit angst. Angst voor het fascisme, dat de feiten hebben het overal bewezen —-, een groter kans krijgt naarmate de wanhoop groeit.

Doet het er iets toe, zal een lezer vragen, waardoor de activiteit geprikkeld wordt? Is het niet gelukkig, dat we blijkbaar eindelijk ontwaken in ons slaperige Holland?

Ja en neen.

Natuurlijk is het gelukkig en belangrijk, dat —■ om daarbij te blijven het brandende vraagstuk van de werkloosheidsbestrijding aan de orde wordt gesteld. Van allerlei kanten tegelijk.

Maar het is niet zo, dat daaruit „niets dan goeds” kan groeien. Dat hangt nu juist van de beweegredenen af. Wanneer we b.v. de werkloosheid gaan bestrijden, terwijl we in de eerste plaats door angst gedreven worden, dan zullen we daarbij grote, onherstelbare fouten begaan. Dan zullen we, uit het gevoel van „alles is beter dan dit” onwillekeurig lapmiddelen voor geneesmiddelen gaan aanzien, terwijl met lapmiddelen nóch de werkloosheid bestreden nóch de werkloze geholpen wordt.

We willen een voorbeeld noemen op het gebied der jeugdwerkloosheid. Plotseling is in ons land in de loop van het laatste jaar geestdrift ontstaan voor de idee van een arbeidsdienst. Aanvankelijk gold die geestdrift vooral de vrijwillige arbeidsdienst, op het ogenblik wordt al meer en meer over de noodzaak van een verplichte dienst gesproken. Tot dusver waren de deskundigen, die ook de V.A.D.-pogingen van het buitenland kenden, overtuigd, dat het geen geschikt middel was voor Nederland, waar men behoorlijke bemoeiingen had, die de gevolgen der jeugdwerkloosheid bestreden. En meer doet immers de arbeidsdienst, in het kader van de werkloosheid gezien, ook niet.

Het feit, dat de bestaande arbeid (cursussen, werkkampen, enz.) in omvang achteruit loopt

én het feit van de politieke gebeurtenissen In Europa, hebben veler mening echter blijkbaar doen veranderen. De arbeidsdienst zal, meent men, nuttig, ja zelfs noodzakelijk zijn. Hij zal een einde maken aan het gelanterfant (als hij gedwongen Is dan altijd); hij zal de duizenden werkloze jongeren althans enige maanden aan het werk zetten en de arbeid zal ze minder ontvankelijk maken voor extremistische beïnvloeding. Ziedaar de wonderbare genezing door de arbeidsdienst. Afgezien nu van de vraag of een dergelijke dienst de genoemde gevolgen zou hebben, Is de zeer belangrijke vraag, die we dienen te stellen, deze: brengt de arbeidsdienst genezing? Daarop moet het antwoord beslist ontkennend lulden. Het enige dat er misschien door bevorderd kan worden en men zegt dat er hier en daar ook bij is, dat de gevolgen verzacht worden. Die gevolgen verzachten hebben we echter al sinds 1929 gepoogd, d.w.z. dit hebben voor de jongeren de verschillende jeugd- en vakorganisaties gedaan door het bekende bovengenoemde werk. Dit werk Is voor een deel niet uitgegroeid zoals het kon, door gebrek aan geld. Een arbeidsdienst zal niet veel meer kunnen doen, als hij niet over veel meer geld kan beschikken. Hij zal alleen veel minder populair zijn, zeker als hij onder deze naam werd Ingevoerd.

Genezing brengt dus het plotseling hoog aangeprezen middel niet. Het Is als al het andere, dat voor de jeugdige werklozen geschiedt, een lapmiddel. En hier Is nu het grote gevaar duidelijk: door daarop de aandacht te concentreren en te doen alsof het lets geheel nieuws en doeltreffends Is, vergeet men of leidt men af van de werkelijke middelen ter bestrijding, van de werkelijke oorzaken van de kwaal. Uitentreuren zijn door deskundigen van alle richtingen mogelijkheden genoemd:

verlenging van de leerplicht, verkorting van de arbeidstijd, vervanging van oudere door jongere arbeidskrachten en nog vele andere. Deze mogelijkheden zijn niet voldoende onderzocht en geprobeerd, het struikelblok was telkens weer: gebrek aan geld.

Jeugd- en vakorganisaties offerden wat ze konden voor het werk der gevolgenbestrljdlng, de overheid gaf na enige jaren subsidie. Voor de grootse arbeid der werkelijke bestrijding had de regering géén geld beschikbaar.

We zien aan de defensle-begrotlng, dat dit altijd betekent: men acht de noodzaak niet zó dringend aanwezig.

Wanneer het nu zo mocht gaan dat men die noodzaak gaat zien en we hopen het! laat men dan het geld In de allereerste plaats besteden voor de werkelijke genezing van de kwaal.

Het Is de plicht van de mensen, die op dit gebied verantwoordelijk zijn én lets te zeggen hebben, hier telkens weer op te wijzen, juist In een tijd waarin de angst ons dreigt te verblinden. Het Is hun plicht uit practlsche overwegingen, maar daar bovenuit om redenen van menselijkheid en om redenen van christelijkheid In de beste, d.l. In de enig juiste zin. De werkloosheid moet als maatschappelijk verschijnsel bestreden worden Zeker. Maar het doel daarvan Is niet alleen de maatschappij gezond te maken en zeker niet alleen het extremisme te bestrijden. Het Is In de allereerste plaats de werkloze mensen weer de mogelijkheid tot volwaardig mens-zljn te geven. Hen als gelljkwaardlgen aan de werkenden, weer als werkenden In te schakelen.

Wie hieraan meewerkt, mag niet gedreven worden door blinde angst, maar moet gedreven worden door mensenliefde en geleld worden door objectieve kennis van zaken, W. H. KUIN—HARTTORFF.

De gedachte van Eldering

Met belangstelling nam Ik kennis van de gedachte, die Elderlng naar voren brengt In T. en T. van 7/5.

Het komt mij voor, dat deze vraag, n.l. die van een te vormen krachtcentrum door het rellgleus-soclallsme, een Is van de eerste orde. Bij het stellen van die vraag en het formuleren van een antwoord daarop, wil Ik gaarne een gedachte naar voren brengen, een gedachte die Banning In onderstaand citaat al naar voren brengt en wel eens dik onderstreept mag worden; Maar minstens, zo niet méér nodig Is het In gemeenschappelijke verantwoordelijkheid samenbrengen van wie op andere basis staan en toch de verdediging van het gegeven Christendom primaire plicht achten —.

Die anderen vinden we ook zeer zeker onder orthodox-chrlstenen en onder rooms-katholleken. Het gaat er om de kwestie zo te stellen, dat het belang van het universele christendom boveniaan staat en niet de eer van het Initiatief van een of andere groep.

Wanneer wij rellgleus-soclallsten tot het vormen van een front de stoot geven, dan Is dat voor ons een voldoening, maar laten wij niet proberen dat front geheel naar ons Idee te vormen.

Zonder een bepaalde groepskleur naar voren te brengen, In eigen verband nochtans ons zelf blijvend, moet kontakt gezocht worden met al diegenen, die In welke vorm dan ook het ernstig menen met het christendom en het evangelie.

Gezamenlijk moeten zij, die elkander gevonden hebben, de situatie onder ogen zien en trachten een weg te vinden voor hun actie, een weg vanuit het evangelie. Theologisch ben Ik niet onderlegd, maar Ik vermoed, dat er Inderdaad omtrent het formele christendom diep verschil bestaat van Inzicht. Evenwel staat het bij mij vast, dat niemand, van welke kant dan ook, het gerechtlgheldselement, de kracht van de liefde jegens de naaste kan ontkennen en moet hij dus, ziende de uiting van de heidense krachten, tot besef komen, dat er voor die verschillende chrlstenheldjes één belang Is, die waarden te verdedigen niet alléén, maar ze meer vorm te geven In de

wereld. Het ontbreken van een lichtend christelijk voorbeeld is mede de oorzaak van een iri3.sss.l6 sfvsl.

Niet om dat afvallen goed te spreken, want ledereen die eens diep Is geraakt door de waarheid van die leer, laat niet meer los, maar als vaststelling van een feit.

De nieuw te vormen federatie van christelijke groepen, moet zeer stellig de maatschappelijke nood voorop stellen. Voor de individuele nood zorgt elke groep nu reeds op zijn wijze. |

Die maatschappelijke nood kan niet anders opgelost worden dan door principieel stelling te nemen tegen het kapitalistische systeem; hieruit volgt een programma voor een socialistische orde, die uit coöperatieve samenwerking ontstaat. Die socialistische orde moet alleen gefundeerd en verdedigd worden vanuit het evangelie. Niet de klassenstrijd dus als onmiddellijke aanleiding, maar het menselijk lijden. De lijnen, die door het te vormen programma lopen, moeten leiden naar een orde, waarin de individuen samenwerken in arbeidsgemeenschappen en waar de geestelijke instanties zich volkomen kunnen ontplooien tot verdieping van het geestelijk leven. Het front zal dus meer zijn dan een E.d.D., die meer tijdelijke basis blijkt te zijn ter verdediging der democratie, zonder nochtans een nieuwe weg te bieden.

Die nieuwe weg is misschien de beste verdediging dezer kostbare goederen. G. E. SPIERS.

Rectificatie: In mijn stukje over het geschrift van F. L. van Eek Jr. (T. en T. 7-5-'3B) was sprake van de door Groen van Prinsterer aangeprezen tactiek, om de reutraliteit der openbare school absoluut te stellen, om haar van elk Christelijk karakter te ontdoen, Hiertegen kwam, zo schreef ik. Mr. A. F. de Savornin Lohman gelukkig (en niet, zoals werd gezet en afgedrukti gebrekkig op. Ere, wien ere toekomt! K.G.