Het schone der noodwendigheid

Misschien is aan Van Schendel niets zo merkwaardig als zijn populariteit. Zijn boeken missen alle eigenschappen die de gemiddelde roman voor de gemiddelde romanlezer aantrekkelijk kunnen maken. Zij zijn niet vrolijk en niet spannend. Zij spelen niet in interessante milieus, en indien al, dan buit de schrijver dat voordeel niet uit. De prikkel der sexe ontbreekt er evenzeer als de prikkel der aandoenlijkheid: hun afsluiting vinden zij niet in een bruiloft maar in de dood, en zelfs de voldoening van het beklag wordt de lezer daarbij niet gegund.

En toch heeft ook De grauwe Vogels'), blijkens de onvolprezen inlichtingendienst van de Haagsche Post, weer een ogenblik tot de „meest gelezen boeken” behoord. Is dat alleen omdat Van Schendel een gevestigde reputatie heeft? Koopt men een nieuwe Van Schendel zoals men Verkade’s biscuits en Philips’ lampen koopt, in het rustig besef dat het een goed merk is? Geeft of ontvangt men hem met St. Nicolaas, en zet hem in de kast en vergeet hem?

De feiten wijzen uit van niet. De serie grote Hollandse romans waar het hier om gaat, de reeks die met Het Fregatschip Johanna Maria is ingezet, en vervolgd met De Waterman, Een Hollands Drama, De rijke Man, en De grauwe Vogels, wordt genoten ook door lezers die zich over de ~kunstwaarde” van hun lectuur nimmer het hoofd hebben gebroken. lets moet er dan toch wel in liggen, dat vele lezers aanspreekt. Het verhaal? Of de manier waarop het verteld wordt?

„Toen hij nog klein was, alleen in de tuin of langs de wegen, had hij gevoeld dat er met hem gedaan werd wat hij niet wilde”. Zo opent De grauwe Vogels. Ik voor mij had niet meer dan dat ene zinnetje nodig om mij gewonnen te geven. Geen omhaal van woorden, de eerste zin al gaat tot de kern. Eenvoudiger kan het niet, maar precieser ook niet. Er is geen ontkomen aan, zoals er ook geen ontkomen is aan het hele boek, zoals er geen ontkomen is aan die macht die bij Van Schendel de levens beheerst.

„Er werd met hem gedaan wat hij niet wilde”, zo is het eigenlijk in al Van Schendel’s boeken geweest. Bij de oudere Zwerverromans al kwamen wij met gewone logica en gewone psychologie niet uit. Het was niet „redelijk”, wat de Zwerver deed en wat er aan hem gedaan werd, het liet zich noch uit de omstandigheden noch uit zijn persoonlijke aanleg geheel verklaren. Men kon gissen en tasten: was het een zekere willekeur van den schrijver, was het een psychologie op eigen hand die zich door geen Freud- of andere modes regeren liet? Men hield de indruk van een geheimzinnige „rest”, iets ontastbaars, dat toch misschien het meest wezenlijke van Van Schenders kunstenaarschap was.

In het Fregatschip is het Jacob Brouwer die door zijn idee fixe beheerst wordt, het idee fixe van de liefde voor zijn schip. En toch is daar, in het eentonig heen en weer reizen door zee en wind, waarin een mensenleven vergaat, al merkbaar iets groters aanwezig dan menselijke voorkeur alleen. Erfelijkheid en milieu spannen samen om de hoofdpersoon van Een Hollands Drama te gronde te richten, maar de stille derde is een Calvinistische voorbeschikking, waarvoor het voorbeschikkingsgelóóf van de personen toch geen voldoende verklaring biedt.

Hier worden beide motieven samengevat. Kasper Valk de kweker is als Jacob Brouwer de zeeman een eenzelvig man, werkzaam en rechtschapen, met een levenslange woordenloze toewijding aan zijn ambacht en de grote natuur die er de achtergrond van vormt; weerloos beiden tegenover het leven, dat „met hen doet wat zij niet willen”. En Floris uit Een Hollands Drama, rampzalig vervolgd door zijn vaders ondeugden en de deugdzaamheid van zijn ooms, machteloos tegen eigen aard en lot, hij keert hier als Kasper’s broer Thomas terug.

Thomas, zoon van een andere moeder, is in karakter Kasper’s mindere, maar juist hij heeft zich altijd tot het stiefbroertje aangetrokken gevoeld. Welk onbarmhartig noodlot heeft nu gewild dat hij invalide moest worden door de schuldeloze schuld van Kasper en zijn vrouw? Dat hij daardoor levenslang een druk op het leven van dien broer zou blijven? Dat de rechtschapenheid van Kasper, die de oorzaak van zijn ongeluk is, Thomas steeds weer imponeert, en dat, verborgen onder die oprechte eerbied en de diepe liefde tussen de beide broers, de haat steeds feller gaat gloeien? Moord en waanzin zijn het einde voor Thomas; het leven is hem te machtig geweest, hij bezwijkt eraan. Maar nauwelijks minder rampzalig is het lot van Kasper, de rechtvaardige, wie alle bezit uit de handen geslagen wordt. Waarom dat alles?

Geen ogenblik heeft men het gevoel, dat de schrijver in wUlekeur de lotgevallen van een paar bijzonder onfortuinlijke mensen beschreven heeft. Men geeft zich over aan het boek, en aanvaardt er de noodwendigheid van. Ik geloof, dat daar het duidelijkst de grootheid van deze kunst uit blijkt. En waarschijnlijk is deze hechte structuur, waarbij men geen moment denkt ~dat het ook wel anders gekund zou hebben”, er tevens de schoonheid van. Kleine aantrekkelijkheden zijn in De grauwe Vogels nauwlijks te vinden, maar wat men hier bewondert en geniet, waar men zich met eerbied en zelfs met een gevoel van bevrediging aan overgeeft, dat laat zich samenvatten met één woord: gaafheid. Ook de stijl heeft geen aparte schoonheden meer: noch de gekunstelde rijkdom van de Zwerverboeken, noch zelfs de stille pracht van De Waterman vindt men hier terug. Maar tot welke hoogte dit naakte, sierloze proza kan stijgen, toont een bladzij uit het laatst van het boek.

(Kasper’s vrouw spreekt) „Ik zie op het leven terug en moed om verder te zien heb ik niet, ik ben uitgeput, ’t Is nu aan jou om mij te steunen. Hoe licht is het voor ons begonnen met de kinderen die God ons gaf, hoe zwart heeft hij het voor ons gemaakt. Wat voor kwaad wij gedaan hebben, zelfs dat mogen wij niet weten. Wat voor kwaad hebben de kinderen gedaan? Het leven was nog maar spel voor ze toen het lijden begon. En wij? Gewerkt hebben wij van den morgen tot den avond, eerlijk, zonder van anderen te nemen, de handen hebben wij zuiver gehouden. Wij hebben onze plicht gedaan, zonder zelfzuchtigheid. De armen hebben wij geholpen, aan den ongelukkige hebben wij onze rust geofferd. Alle beproevingen hebben wij gedragen, wij die als leem waren in zijn hand. Langzaam heeft hij ons gemarteld, de behoeder zonder genade, heel het leven door, en wij hebben niet gemord, tot mijn sterkte vergaan was. Hard en wreed is hij voor ons geweest, gul met bitterheid. Hij heeft ons nooit gespaard en wij hebben gezegd: uw wil geschiede. Erger dan hij ons in dit leven heeft gedaan kan het hierna niet worden. Voor wreed spel heeft hij ons geschapen en ik heb op hem vertrouwd. Op hem moet ik toch vertrouwen dat hij niet eeuwig verstoten zal en bidden moet ik toch.

Zij zweeg en legde het hoofd op de tafel.

Vrouw, antwoordde hij, het zou donker worden als gij het geloof verloor. Ik heb al lang gehoopt dat jouw vertrouwen eenmaal ook mij gegeven wordt, want ik heb gezien dat de mens het nodig heeft. Het is de verzwakking van het lichaam die je moedeloos maakt. Maar zie in je hart, de sterkte die ik er altijd heb gekend kan niet verloren gaan. Er wachten ons moeilijke dagen met ons kind en daar ben je helemaal bij nodig met alles wat je hebt.

En zij richtte zich op en zij zeide: „Ik ben er en dat God ons helpen mag.”

—• Met die onaantastbare ernst en die bijna bijbelse eenvoud schrijft in ons land geen tweede.

M. H. VAN DER ZEYDE.

') Arthur van Schendel, „De grauwe Vogels”, Uitg. Meulenhoff, Amsterdam 1937.

Het belangrijkste nieuws

uit de bladen

„De moeder van Prins von Starhemberg, Prinses Francoise, die nog steeds te Bad Ischl woont, verkeert in moeilijke financiële omstandigheden. Naar zij aan een vertrouwde vriendin verklaarde, had zij verleden week de grootste moeite om de bakkersrekening te betalen.”

De prinses en het puntbroodje, een moderne variant op het oude sprookje van De prinses en de erwt. Het zal dan ook wel eveneens een sprookje zijn, want wie heeft ooit gehoord van onbetaalde bakkersrekeningen?

Maar misschien is het waar en dan is het bericht als symptoom toch eigenlijk zeer verheugend. Nu de werkloosheid de laatste tijd zeer krachtdadig is aangepakt, moet men vjrl in het buitenland gaan neuzen om te ontdekken, dat er zo hier en daar nog enige op zich zelf staande gevallen van economische misère zijn. Maar niet hier. Elke Hollandse huismoeder heeft een leven als een prinses. Nog onlangs werd voor het Werkfonds door de regering beschikbaar gesteld f 60.000.000,00 (wat een nullen toch!) –

„Ook op de derde dag van de Ascot-rennen droeg de Hertogin van Kent een hoed, die evenals op de eerste en de tweede versierd was met struisveren.”

Chamberlain steekt steeds dieper zijn hoofd in het zand, Mussolini plukt hem, de aristocratie tooit zich als symbool van de Engels-Italiaanse vriendschap met struisveren bij de rennen. Waarheen rent Europa?

„Een centrum, waarop de belangstelling van de gehele wereld gevestigd is.”

Tsjechoslowakije, Weenen, Spanje, China? Kom, kom, wat oud nieuws allemaal; neen, Wimbledon, internationaal tenniscentrum. Hebt u daar nog nooit uw belangstelling op gevestigd? Dat kan dan nog, er is geen vestigingsverbod. K.

Een angstig actueel vraagstuk

Werkloosheid wie van ons is niet overtuigd van de ernst van het vraagstuk en wie kent niet het gevoel van machteloosheid tegenover die taaie mentaliteit in ons volk, die opnieuw Colijn verkoos en met Colijn: de onderschatting van het probleem.

In het voorlaatste nummer van „Tijd en Taak” gaf Banning een nabeschouwing over het werkloosheidsdebat. Een medewerkster opperde de mogelijkheid, dit hoofdartikel als vlugschrift uit te geven, en het Federatiebestuur besloot hiertoe, in de vaste overtuiging, dat een helder en diepernstig woord als dit niet nalaten zal, mensen aan het denken te zetten. In de vaste overtuiging ook, dat iedere religieus-socialist zijn taak wil doen ten aanzien van dit angstig-actuële vraagstuk, door deze brochure te helpen verkopen. Hij is al gedrukt, en de afdelingssecretarissen hebben reeds een proefnummer ontvangen of kunnen dat binnenkort tegemoet zien.

In de eerste plaats verwachten wij nu omgaand, of in enkele dagen, bestellingen van de groepen. Verkoopsprijs 2 et., inkoop (voor afdelingen) n ct.

In de tweede plaats hopen wij, dat ook „Tijd en Taak”-lezers, die niet bij een gemeenschap aangesloten zijn, zich tot dit werk geroepen zullen voelen.

Het adres voor bestellingen is bekend: J. van Rhijn, Doezastraat Bb, Rotterdam-C, postrekening 257553.

Als ieder mcewerkt, zijn de tweeduizend exemplaren in weinige dagen op hun plaats van bestemming, dat is, niet bij de afdelingssecretarissen, maar bij geestverwanten en andersdenkenden, over het hele land verspreid.

Tijd en Taak-groep te Dordrecht

Uit Dordrecht bereikte ons het verheugende bericht, dat hier een Tijd en Taak-groep is opgericht. Wij wensen de vrienden daar veel succes. Correspondente van de groep is mevrouw M. de Boer—Zuidema, Bosboom Toussaintstraat 27, Dordrecht.

D. TINBERGEN, Secretaris Den Haag, Escamplaan 64.