Boerenverlangens en boerenplicht

ag ik in overleg met ds. Kalma als vee' houder enige opmerkingen maken over het artikel van den heer Manshoit in „T. en T.” van 9 Juli? Ziet u, ik heb aiie waardering voor de goede bedoeling van den heer M. om het landbouwcrisisbeleid van de regering te verdedigen,' doch kan hem heel moeUijk volgen bij zijn omschrijving van wat hij onder „werkelijk boer zijn” verstaat en wat hij bedoelt met een gezonde technische ontplooiing van het boerenbedrijf.

Ik heb steeds gemeend, dat een rechtgeaarde boer niet alleen tegenover zichzelf maar ook tegenover de gemeenschap de plicht heeft uit zijn bedrijf te halen wat er redelijkerwijs uit gehaald kan worden. Hij speurt voortdurend naar mogelijkheden om de grond beter te bewerken en te bemesten, om hoogwaardiger vee en dito gewassen te telen. Dat streven naar bedrijfsverbetering en productieverhoging gaat meestal met veel tegenslagen gepaard. Zo is het nog maar enkele maanden geleden, dat vele bedrijven ernstig zijn geteisterd door het mond- en klauwzeer, anderen hebben te kampen met besmettelijk verwerpen, besmetteUjke uier-ontsteking enz. De rechtgeaarde boer laat zich door dat alles echter niet uit het veld slaan. Hij weet, dat het natuurgebonden karakter van zijn bedrijf deze moeilijkheden nu eenmaai meebrengt en dat diezeifde natuur hem ook weer de middelen verschaft de geleden schade te herstellen. Wanneer onder normale omstandigheden een deel van zijn melkvee uitvlel door besmettelijk verwerpen enz., dan was hij in de daaropvolgende jaren in de gelegenheid door een ruimere aanfok in het ontstane tekort te voorzien. Nu komt echter de teeltbeperking voor rundvee, een regeling, die geen rekening houdt met het feit, dat in de landbouw geen twee bedrijven volkomen aan elkaar gelijk zijn, die evenmin rekening kan houden met de snelwisselende omstandigheden waaronder het landbouwbedrijf wordt uitgeoefend, doch die de aanfok van jong vee aan uniforme voorschriften onderwerpt, in de grote bedrijven zoveel kalveren per H.A., in de kleine zoveel. Wanneer ik een aantal koeien heb verloren aan mond- en klauwzeer, dan mag ik een aanvraag indienen om extra schetsen, doch de mogelijkheid van toewijzing geldt alleen voor gestorven, niet voor onbruikbaar geworden dieren. Wanneer een deel van mijn veestapel op andere wijze onbruikbaar is geworden, het aantal kalver-schetsen blijft gelijk. Wanneer ik door een betere verzorging van mijn land, de grasproductie verhoog, ik zal zwaar worden gestraft, wanneer ik het waag meer kalveren aan te houden. En wanneer mijn fokstier afstammelingen geeft, die ernstige gebreken vertonen, de teeltregeiing stoort er zich niet aan. Bovenstaande feiten, die nog maar alleen betrekking hebben op het veehoudersbedrijf, tonen reeds voldoende aan, dat de opvatting van den heer M., „dat de crisismaatregelen de boer in landbouwtechnisch opzicht vrij iaten”, volslagen onjuist is. Deze opvatting wordt in de boerenwereld dan ook bijna algemeen verworpen. Nog zeer onlangs hebben een grote groep stamboekfokkers, die door de teeltregeling in een bevoorrechte positie zijn geplaatst, na te zijn voorgeiicht door niemand minder dan de voorzitter van de veehouderijcentraie, ir. De Jong, met belangrijke meerderheid van stemmen een motie aangenomen.

waarin opheffing der teeltregeling voor rundvee wordt gevraagd.

De heer M. schrijft verder over het noodgedwongen karakter van de productiebeperking en de moeilijkheden van de regering. Die moeilijkheden zijn er inderdaad, maar daarmede is niet gezegd, dat er voor het landbouwvraagstuk niet een veel doelmatiger oplossing kan worden gevonden, die meer rekening houdt met de geestesgesteldheid der plattelandsbevolking en waarmee niettemin het algemeen volksbelang beter is gediend.

Ik ben desgewenst gaarne bereid mijn standpunt ten dezen nader toe te lichten of daarover met den heer M. in discussie te treden. Eveneens zou dan aan de orde kunnen komen de vraag of de huidige toestanden ten plattelande, hun oorzaak vinden in plichtsverzaking van ontevreden boeren, dan wei in miskenning van de betekenis van de landbouw dooide gemeenschap als bron van volksbestaan. Stiens, 11 Juli ’3B. P. B. DE BOER.

Ons cursuswerk in de a.s. zomer

Voor degenen, die nog niet kozen en toch deze zomer een geestelijke verfrissing willen halen in ons religieus-socialistisch milieu, volgt hier nog eens kort ons zomerprogramma.

A. BARCHEM:

I. Vierdaagse cursus van Zaterdag 13 tot Dinsdag 16 Augustus over LEIDERSCHAP. Geloof in leiding. Leiding in de productie. Leiding in de democratie, Leiderschap in de Bijbel. ƒ 8.-, echtparen ƒ 12.-.

2. Cursus van een week, van Maandag 22 tot Zaterdag 27 Augustus over BEDREIGDE MENSELIJKHEID. Lezingen over: Onze technische tijd. Onze verscheurde tijd. Emigrantenliteratuur, De positie der religie. Alleen 's morgens of 's avonds een lezing, de rest van de dag vrij voor wandelen enz. ƒ 12.-, echtparen ƒ 18.-.

B. BENTVELD:

1. Leergang van een week van Maandag 15 tot Zaterdag 20 Augustus over DE BIJBEL. De Godsgedachte in de Bijbel, Het Godsrijk, Bijbels Leiderschap, Vertrouwen. Verschillende belangrijke stukken uit de Bijbel zullen worden bestudeerd. ƒ12.-, echtparen ƒlB.-.

2. Leergang over MAATSCHAPPELIJK WERK (van Maandag 22 tot Vrijdag 26 Augustus). Lezingen over: Maatschappelijk werk als sociaal verschijnsel, De veranderende maatschappij en het maatschappelijk werk, Eros Humanitas Caritas, Nieuwe eisen van volksontwikkeling en volksopvoeding. Maatschappij en levensbeschouwing. ƒ 10.—, echtparen ƒ 15.—.

C. KORTEHEMMEN (bij Beetsterzwaag):

Vierdaagse cursus van Zaterdag 13 tot Dinsdag 16 Augustus over RELIGIE EN CULTUUR. Lezingen over: Religie en Cultuur, Geloof en weten. Geloof en Schoonheid, Geloof en leven. ƒ B.—, echtparen ƒ 12.—.

Verenigingsleven m iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii m

llllllllltlllllllllll =

Vrouv/en-internaat 4-9 Juli

Met 50 vrouwen uit verschillende plaatsen van het land was ik de vorige week op een Vrouwen-Intemaat in Bentveld. Wat dat zeggen wil voor vrouwen van werkloze arbeiders, zal ik trachten hier weer te geven. Nu, het is een nooit te vergeten week geweest, die niets dan goeds inhieid en ons weer moed en kracht heeft gegeven, om naast onze werkloze mannen te blijven, daar voor hun het ieven nog veel zwaarder is, al menen wij vrouwen soms dat alleen wij het erg hebben.

Ik zou niet kunnen zeggen, wat mij het meest getroffen heeft deze week. Ik denk wel dat de wijdingsstonden en de lezingen het meeste indruk op mij hebben gemaakt. Verder het heerlijke omgaan met de andere vrouwen, allemaal even arm en even rijk, alsook de kameraadschappelijke omgang die onze leidsters aan de dag legden tegenover ons. Heerlijk waren ook al de gezamenlijke wandelingen in de prachtige omgeving, waar ik, ofschoon ik er dichtbij woon, toch nooit genoeg van krijg.

Eén ogenblik in het bijzonder wil ik hier even aanhalen; de eerste morgen in het lezingzaaltje, luisterende naar de mooie inleiding van juffr. v. Rhijn, toen ik tijdens een pikzwarte onweerslucht zo iets prachtigs heb gezien, n.l. de lichtende Christusfiguur in het middelste boograam naast de donkere hemel buiten: het was enorm en ik kon ei mijn ogen niet van afhouden. Dat ogenblik vergeet ik nooit meer.

Verder waren er de heerlijke zanguurtjes met mevr. Waihout, dat was ook telkens weer fijn, alsook de avond van kunstgenot die zij met haar dochter ons de laatste avond nog heeft geschonken. Ook heeft mevr. Waihout de heerlijke gave om telkens en telkens weer een stukje blauw te zien aan de donkerste lucht. Laat dat voor ons een richtsnoer zijn in ons verdere leven, om steeds dat kleine stukje blauw te willen zien in het donkerste van ons bestaan.

Nogmaals, deze week vergeet ik nooit weer. En ik denk die andere vrouwen met mij.

F. PERWERDA—MGL.

Yan d© Red3Ct'l6

per jaar 50 nummers van daarom slaan wij in de zomermaanweemaa over.

Op Zaterdag 30 Juli en 27 Aug. zal men dit Jaar geen nummer van ons blad ontvangen.