ZATERDAG 23 JULI 1938 – No. 43 36STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

Tijd EN Taak

Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1

RELIGIEUS-SOCIALISTISCH WEEKBLAD

ONDER REDACTIE VAN DR. W. BANNING

ADRES DER REDACTIE: BENTVELDSWEG 5 – BENTVELD

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 36STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR F 3.40, PER HALFJAAR F 1.75, PER KWARTAAL F 0.90 PLUS 15 CENTS INCASSO – LOSSE NUMMERS 8 CTS POSTGIRO 21876 – GEMEENTEGIRO V 4500 – ADMINISTRATIE GEBOUW N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

UITHOLLING

II erhaalde malen hebben wij betoogd: * • ook als het gevaar van een overweldiging door buitenlands fascisme vermindert, ook als Mussert geen kans heeft in ons land, daarmee is het gevaar voor een gezonde democratie allerminst bezworen. Immers hèt grote gevaar ligt in de langzame maar steeds voortgaande uitholling van de democratie, van het ondergraven van de geestelijke pijlers, waarop zij in ons volk rust. Wij hebben er steeds aan toegevoegd, dat onze tegenwoordige regering in dit opzicht zéér weinig bewust schijnt, en dat dit ook niet toevallig is. Wij hebben de houding onzer regering inzake de werkloosheid diep betreurd en het spijt ons hartgrondig, dat nu al weer een zeer sterk sprekend feit dezelfde uitholling illustreert: de politiek tegenover de buitenlandse vluchtelingen.

Enkele gezichtspunten schakelen wij onmiddellijk uit. Niet aan de orde is de vraag, of onze regering geen deernis zou kennen met het ontzaglijk leed der gebannenen wij nemen aan van wel, juist omdat zij beter dan wij de feiten der ellende kent. Niet aan de orde is de vraag, of de regering geen grote waarde zou toekennen aan de oud-vaderlandse traditie, die ons land tot een toevluchtsoord voor vluchtelingen om des gewetens of des geloofs wil heeft gemaakt ook dit nemen wij zonder meer aan. De vraag' waarom het voor ons gaat is een andere: n.l. of de regeringsmaatregelen niet zeer ernstige schade betekenen aan dat geestesbezit van ons volk, waarzonder een levende democratie niet bestaan kan.

Twee feiten zijn een volkomen duidelijke illustratie van de regeringspolitiek in dit opzicht. Ten eerste de poging der regering om de vlucht der vreemdelingen met name na de overweldiging van Oostenrijk te keren met een simpele circulaire van minister Goseling (van 7 Mei j.1.). Niet alleen dat daarmee de deur werd dichtgegrendeld, dat een ellendige bevoorrechting kwam van degenen die geld hadden, maar

vooral dat daarmee zonder meer de wet terzijde werd gesteld, en wel eenvoudig per briefje van een minister, heeft tot scherp protest, ook van de kant der volksvertegenwoordiging, geleid. Men vond de regeringsmaatregel niet alleen onrechtvaardig, niet alleen hard, maar vooral een aantasting van de idee van de Rechtsstaat en helaas heeft déze critiek, hoe juist in beginsel, niet die weerklank gevonden die haar in een op zijn democratie trots volk toekomt. Nu is er één motief, dat ongetwijfeld sterk spreekt: het economische. Men kan zo langs de weg en in de treinen allerlei verhalen horen van Duitse „Joden” en dan wordt in klank van stem en uitdrukking van gelaat een groeiend anti-semitisme duidelijk die Hollandse zakenlieden moordende concurrentie aandoen. De moeilijkheid is, dat niemand, ook de regering niet, in staat is om op voldoende gegevens een eindoordeel uit te spreken over de vraag of hier een wezenlijke en duurzame benadeling van ons volk plaats vindt of niet. Zodat wij dus deze positie krijgen: dat op grond van een nog betwistbare en ook door deskundigen betwiste economische stelling aan de eisen der menselijkheid, en bovendien aan een geestelijke traditie van enkele eeuwen het recht wordt ontnomen door een regering, die als „positief Christelijk” wenst te worden beschouwd. Het is grievend voor ons besef van menselijkheid, het is een zeer gevaarlijke aantasting van vaderlands geestesbezit (laat men bij de komende feesten in September niet te gemakkelijk over deze dingen heenlopen); het is bitter voor wie waarde hecht aan de invloed van het Christendom in ons volksleven.

Het tweede feit is de houding, door onzen regeringsvertegenwoordiger aangenomen op de conferentie te Evian, waar het vraagstuk der vluchtelingen internationaal werd bekeken. Allermerkwaardigst zijn de argumenten, die daar werden aangevoerd om de sluiting onzer grenzen, ook die onzer koloniën voor de vluchtelingen, aanneme-

lijk te maken. Natuurlijk, voorop het economisch argument. Maar daarnaast dit: „Wat de vestiging in de overzeese gebieden betreft, wees de Nederlandse gedelegeerde op het feit, dat dit territorium in de tropische zone ligt. De ervaring welke men tot dusver heeft opgedaan, schijnt er op te duiden, dat een immigratie van blanken, die zich daar wensen te vestigen, weinig mogelijkheden tot welslagen biedt” aldus het verslag in de Nederlandse bladen. Eerlijk gezegd: dit is ontstellend van brutaliteit. Leven er in de overzeese gebieden dan geen duizenden Nederlanders, die daar heel grote „mogelijkheden tot welslagen” hebben gevonden? Gaat onze regering niet voort met haar eigen onderdanen aan te moedigen om de kansen in de koloniën te wagen b.v. in het koloniale leger? Moét men bij deze argumentatie niet aan een masker denken, en zou de ware beweegreden niet deze zijn, dat men de rijkdommen der koloniën voor zich wil behouden? Eén geval is ons bekend, waarin een verband tussen politieke overtuiging en het klimaat van de tropische zone althans een deel van ons volk diep heeft verontrust: Digoel. Maar toen bleef de regering doof voor dit soort argumentatie.

Het stemt uitermate bitter, dit schouwspel van de vernietiging van het asylrecht, van „de aantasting van onze geestelijke bezittingen” zoals prof. Geyl het heeft genoemd, door en in naam van een regering met positief Christelijke vlag. Opnieuw wordt het positieve Christendom lees: het politieke Christendom misbruikt als dekmantel voor egoïstische belangen. Spraken wij niet gaarne van die dingen, waarin een klein volk groot kon zijn, en dachten wij dan niet aan de bescherming der vrijheid, aan barmhartigheid en liefdedienst? De tijden gaan voort onder leiding der brutale barbaarsheid, en wij gaan mee

Onze regering leidt ons volk op een weg van uitholling der democratie, als zij haar geestelijke krachten uitschakelt.

W. B.