JEREMIA

HOOFDSTUK I (4:19)

4. Het woord van God, Gods Geest klonk in mijn oren 5. die sprak: Vóór Ik u vormde in moeders-schoot

kende Ik u reeds en eer gij werdt geboren, vóór dat uw knop zich tot een bloem ontsloot, heb Ik u reeds gewijd om uit te dragen

6. mijn Woord tot alle volken maar ik sprak: Neem mij niet, God ach, jong ben ik en zwak, hoe zou ik dan Uw woord te spreken wagen...

7. Maar Hij: Zeg niet, ik ben te zwak, te jong want overal waar heen Ik u zal zenden

zult, moét gij gaan; waartoe mijn Geest u dwong dat zult ge spreken, ’t woord dat men niet kende.

8. Vrees niet de mensen, want Ik ben met u om u te redden van hun duist’re wegen

9. sprak God toen kwam rondom een licht gestegen, een stralend licht, en stemmen lang verzwegen

ontwaakten in mij, Gods stem sprak: Zie, nu zal u mijn Geest het goede woord doen spreken:

10. Ik stel u aan voor elk volk in elk land om uit te roeien en om af te breken,

om te verdelgen wat is broos gebleken om op te bouwen wat nieuw wordt geplant.

11. En in den tijd, toen star het leven sliep en om ons sloeg het doodse rouwfloers strakker, zag ik een struik waarvan een twijg uitliep.

12. en ’t was alsof Gods stem hierin mij riep: Wel hebt gij goed gezien, loant Ik ben wakker, werkend om ’t woord der wetten te volvoeren.

13. En ik zag kólken hoog de stormenzee de golven sleepten schepen weerloos mee

14. en God gaf teken, hoe een woest beroeren zal overstelpen land en volk met wee, dat onheil zal het arm volk overstromen:

15. V/ant zie. Ik roep de woeste horden op van alle kant zegt God zij zullen komen als stormwind aan: gewapenden van top

tot teen; de dorpen en de grote steden zullen zij vallen met brandbommen aafi; zij zullen er hun pantserschans opslaan totdat het volk op knieën smeekt om vrede..

16. Dan zal Ik vonnis spreken en het recht aan hen voltrekken, daar zij Mij verlaten.

voortgaand met liegen, lastren, doden, hunkren, haten omdat dit ras, van inborst vals en slecht.

bewierookt andere góden: buigend bidden zij voor een beeld gemaakt met eigen hand.

17. Zo sta dan op en ga, ga in hun midden, wees sterk en spreek al wat Ik zeg in ’t land', wees niet bevreesd voor hen, blijf moedig dragen

het hoofd omhoog; vrees niet hun hoon en spot opdat ge niet met onmacht wordt geslagen;

18. want zie. Ik zelf, de Geest, der mensen God, zal u bezielen, zal u geestkracht geven om sterk te staan nu als een stam van staal,

een pantsermuur, een vast-geklonken paal, voor vorsten, prinsen, priesters, al wie leven

19. in ’t ganse land; zo zij, van haat vervuld, vol wrok en wraak u zoeken te bestrijden,

zij winnen ’t niet, daar gij niet wijken zult, want Ik ben met u om u te bevrijden.

ANDREAS GLOTZBACH.

Het belangrijkste nieuws

91 uur om van New York naar New York te komen.

Op het ogenblik van aankomst begon het zachtjes te regenen.

Havas meldt, dat de officiële tijd 6 minuten korter is.

Den Haag bouwt 6 vluchtkelders voor 780 mensen.

Niets buitensteken.

Bezoekt Tsjechoslowakije. Seizoen tot einde September.

Seizoen-opruiming.

Verboden Toegang. Karimata maalt weer.

Avondjapon van zwart en wit gestreepte zijde. Ceintuur en ruche van zwarte tafzijde. 350.000 werklozen in Nederland.

Neemt dienst bij de Koloniale Reserve. Beurswaarde van aandelen in Juni met ruim 21% gestegen. Afschuiving van armlastigen.

Eerste steen gelegd voor de eerste van veertien nieuwe kazernes. Bouwarbeiders applaudisseren.

Er zijn 350 millioen luistervinken in de gehele wereld.

Enige Nederlanders krijgen op een fietstocht in de Pyreneeën een lekke band.

De Telegraaf: dat is Jong Nederland. Last van zenuwen? Neemt een akkertje. K.

Gebroken accoorden

o, schoonheid, in der dagen durend wachten

nimmer nog gevonden. Nu breekt verlangen,

als een kreet,

uit duizend jonge monden, in ongebonden

bruisende gezangen en scheppen niet

de goddelijke symphonie Slechts woorden.

wat luttele woorden gebroken accoorden.

CAREL KNEULMAN.

BOEKBESPREKING

Jac. Maritain, Naar een nieuwe Christenheid, vertaald uit het Frans door dr. J. van der Lugt. Uitg. De Spieghel z. j. 307 blz. royaal formaat ing. ƒ 3.90, geb. ƒ 4.90.

In het Juni-nummer van Het Kouter heb ik een uitvoerig artikel aan dit boek gewijd; ik mag hier volstaan met een korte maar zeer nadrukkelijke aanbeveling. Makkelijk leest het boek niet, het eist volle aandacht van gestudeerde mensen. Maar dan loont het ook rijkelijk. Het zou gelezen moeten worden door alle socialistische vooraanstaanden, en zeker door de religieus-socialisten onder hen. Hier is een katholicisme aan het woord, met sociale opvattingen, die voor een deel de onze zijn en waarmee in elk geval kan worden samengewerkt. Ik zou ook wel verder kunnen gaan en zeggen: hier komt een katholiek religieus-socialisme tot uitdrukking, dat afwijst katholieke politieke partijvorming, dat wèl den Christen zijn plaats wijst in het politieke leven, dat dus wèl de Christelijke normen voor maatschappij, volk en staat aanvaardt, en principieel het recht der gemeenschap primair stelt óók over het beheer der productiemiddelen, dat vurig en bezonnen pleit voor een „integraal humanisme”. Het is, gegeven de noodzaak om tot elkaar te komen in een wil tot sociale gerechtigheid, een van de belangrijkste boeken in de laatste jaren verschenen. W. B.

Maurits Dekker. Oranje en de geboorte der Nederlanden. Amst., Querido 1938.

„Historische roman” staat nog onder de titel. Niet geheel overbodig, want er is erg veel historie in dit boek verwerkt. De beste titel was misschien geweest „HistorLsche-film-roman”, want het tempo is snel, de overgangen zijn plotseling, de indeling is vaak weinig overtuigend.

Mijn hoofdbezwaar is, dat Oranje véél te weinig overheerst. Wat van hem gezegd wordt, getuigt overigens van begrip en verering. Zijn tegenspeler Balthasar Gerards lijkt mij minder gelukkig gekenmerkt door het hier gegeven (historisch?) verhaaltje aangaande zijn woede tegen een dierenbeul; deze dweper wordt veel scherper geraakt in ’t verhaal, dat hij als jongen zoon van een tyrannieken vader een dolk in een deur stiet onder de uitroep: „God gave, dat dit Willem van Oranje was!”

Over ’t algemeen schrijft Dekker eenvoudig en raak; weet soms in klein bestek zelfs stemming te bereiken. Af en toe schiet zijn zelfcritiek echter te kort. Als generaal Valdez aan zijn geliefde denkt: „was hij genoodzaakt ’skonings fluwelen wapenrok een weinig los te knopen, omdat hij het warm kreeg en zijn hart te ontstuimig klopte” (111). En dan heten de helden van het zwaard nog wel de helden in de liefde te zijn! Dezelfde Valdez „wist... dat zijn kin de glooiing van haar hals zuiver vullen zou”. Men stelle zich deze gymnastiek even voor! Waarop nog zeer smakeloos volgt: „Zij behoorden bij elkaar, zoals de kogel bij het kanon behoorde”. (114).

En waarom sluit op de vermoording van den Prins als laatste zin: „De geschiedenis van een volk vangt aan”? Die geschiedenis begon, zoal niet met Claudius Civilis, dan toch eerder, toen Oranje, Duits en Rooms edelman, met ontferming bewogen werd jegens Nederlandse en Calvinistische kleine burgers?!

Wij hadden een dergelijke roman nog niet, en in zoverre pogen respectabel is, moet dit werk respectabel heten. Maar ik voor mij lees dan toch nog maar liever den ouden Motley, die romantische historie geeft. De werkelijkheid is hier kunst genoeg. G. K.