Na Eptingen

Thuis van de conferentie van religeus-socialisten uit verschillende landen, dat wil wat zeggen. Dat wU zeggen: ordening van de stof, hoofdzaken en bijkomstigheden schiften, moeheid van treinreizen en onwennige bedden negeren. Van Zwitserland uit was de roep tot onze Federatie van R.S.G.’s gekomen, om zich te doen vertegenwoordigen op een internationale bijeenkomst, die gelegenheid tot confrontatie en organisatie zou geven. Het Federatiebestuur droeg mij dit werk op, mij voorspiegelend een rustig verblijf in de buurt van Straatsburg, met veel wandelingen en bij wijze van afwisseling een referaatje. Ik sloeg niet af: het viel juist in mijn vacantie. Verandering van lucht is ook al vacantie. En als ’t toch zo rustig was, waarom dan niet beter als elders in hotels, waar gasten je steeds nieuwsgierig plegen aan te kijken en iedereen een stand ophoudt, die hij niet heeft?

Maar van dat dorp bij Straatsburg kwam niets, de conferentie werd verlegd naar Trois Epis bij Colmar. Trois Epis bleek vol, en op ’t laatste ogenblik werden wij naar Eptingen, in Zwitserland, 25 km. ten oosten van Bazel, gedirigeerd. Toen ik er aankwam, bleek Eptingen beroemd te zijn vanwege niersteen- en blaaskwaal-genezend water. Buitenlanders, die graag de Alpen en de meren zien, weten dat echter niet, en men zal ze er dan ook niet treffen. Zwitsers weten het te waarderen: waarlijk stil, geen toerisme, prachtige omgeving in het Jura-bergland, waar alle kwaliteit van de Zwitserlandse gastvrijheid uit kan komen, zonder dat men verplicht wordt mee te deinen op de tourlstenstroom. Slechts een echte Zwitserse, als onze onvolprezen Christl Ragaz, kón zo iets voor buitenlanders vinden.

In het Kurhaus kwamen wij samen. Niemand stelle zich daarbij iets Schevenings voor. Een gezellig, ouderwets geval, dat buiten het grote verkeer was geraakt, en met waardigheid zijn vergetelheid draagt. Dertig religieus-socialisten, samen uit 8 verschillende landen, vertegenwoordigend 6 organisaties.

Toen ik aankwam, had de leider. Prof. Leonhard Ragaz, reeds zijn uitvoerig en sfeerbeheersend openingswoord gesproken. De berichten uit de verschillende landen waren aan de beurt. Deze bleken echter niet de belangrijkste stof te zullen bieden. De conferentie ontleende voor de aanwezigen haar betekenis aan de Inleidingen van Otto Bauer, den geemigreerden leider van de reUgieus-socialistische beweging in Oostenrijk, die juist ontkomen was aan de Hitler-Barbarei. In drie lezingen heeft hij de gebeurtenissen in Oostenrijk van 1933 tot aan de stemming van 10 April j.l. geanalyseerd en in het licht daarvan kerk en socialistische beweging onder de ioupe genomen. Wat hij gaf, en ook de wijze waarop hij zijn gehoor wist te boeien, schiep een sfeer van ernst, waarin ons eigen werk klein en de zin voor het waarlijk-belangrijke gescherpt werd. Dit alles maakte bovendien, dat van het genoegelijk-vacantiehouden niets overbleef. Wij moesten samen hard werken. Het is mijn bedoeling, over wat hij zèide een aparte beschouwing te geven.

In dit artikel wil ik iets weergeven van wat de verschillende gedelegeerden meedeelden aangaande het religieus-socialisme van hun land. Ik voeg er, zo nodig, een enkele persoonlijke opmerking aan toe. Men vergete daarbij echter het karakter van de conferentie niet. Zij, die daar kwamen, hadden weinig opdrachten, waren schaars toegerust met officiële gegevens. Men gaf zijn mening. En men diende er rekening mee te houden, dat de sprekers subjectief waren in de beoordeling van hun beweging. Veel woorden karakteriseerden meer den spreker dan zijn beweging. Dit in aanmerking nemend aangevuld met indrukken uit gesprekken, kunnen wij het volgende beeld ontwerpen.

Er is geen religieus-socialistische beweging. Er zijn vele bewegingen. leder land heeft zijn eigen socialistische stroming, voorzover niet vernietigd. leder land heeft zijn eigen godsdienst. De relatie tussen die twee zal dus tel-

kens een volkomen ander religieus-socialisme geven. Daarbij komt, dat aUe geestverwante bewegingen, waarover gesproken is, minimaal klein zijn, waardoor de kans op sterke beïnvloeding door één persoon wel zeer groot is. Zo is het niet te verwonderen, dat de religieus-socialistische bewegingen zich zeer verschillend ontwikkelen.

Letten wij eerst op de Zwitserse beweging der religieus-socialisten. Hier domineert wel zeer de bijna 70-jarige Prof. Leonhard Ragaz. Een verrassend kinderlijk en vroom mens, die een hartstocht heeft voor het eenvoudige. Een professor in de theologie, die zijn professoraat vaarwel zei, omdat hij den mens op een andere wijze wilde benaderen dan van de katheder af. Hij ziet dat, wat gebeuren moet, onder het licht van het Koninkrijk Gods. In dat licht nu is socialisme els, en arbeid voor een socialistische orde plicht. Maar m dat licht moet de politieke partij met haar eeuwig compromis, en anderzijds de kerk met haar liefdeloze onaandoenlijkheid sterk becritiseerd worden. Beter: staan zij beide onder het oordeel. In naam van het Socialisme: geen partij in naam van het Koninkrijk Gods: geen kerk met haar dogma en haar theologie. In naam van het Koninkrijk Gods wèl: de Gemeente. De overtuigde, hopende, strijdende, lijdende, blijde gemeente. Dit is, in eigen woorden, de prediking van Prof. Ragaz. Dat is de belijdenis der Religieus-Socialisten in Zwitserland.

Het is hier niet de plaats te gaan critiseren. Ik waag dat bovendien niet na slechts zo’n vluchtige ontmoeting. Wel meen ik vast te kunnen stellen, dat deze prediking, gedragen door mensen, die hunkeren naar een twee-eenheid van geloof-en-daad, niet spoedig massabeweging zal worden. Zelfs niet spoedig verbinding zal krijgen met grotere groepen. Zij zal eenzamen kunnen bekoren en hun eenzaamheid tot grote gemeenzaamheid kunnen omvormen, zy zal niet makkelijk rauwe politici en hardhorende kerkedienaren tot luisteren dwingen. Dit zegt over de waarheid van haar woorden niets. Het tekent wel de beweging.

De Zwitserse religieus-socialisten zijn gering in getal. Zij zijn echter sterk in hun geloof. Zij hebben een andere blikrichting dan de Nederlandse geestverwanten.- Wij kunnen veel van hen leren, maar zullen, dunkt mij, weinig van ze kunnen overnemen.

De Engelse christen-socialisten, ten getale van 4 aanwezig, doen steeds weer aan Engelsen, doen aan Christen-socialisten denken. De twijfelingen, waaraan wij blootstaan, en die ons persoonlijk verslappen kunnen, kwellen hen niet. Zij kennen onder elkander veel meningsverschil, maar zij hebben weinig diepe kloven. Principieel is voor hen steeds de zaak eenvoudig: een gegeven christendom, zich wel is waar uitend in velerlei vormen, en een gegeven socialisme, dat verschillende problemen met zich meedraagt. Die twee gegevenheden willen zij met elkander in verband brengen. Niet, zoals millioenen in de British Empire doen: ze eenvoudig naast elkaar laten staan, maar ze op elkander betrekken. Buitenkerkelijke religie is voor hen geen reëel verschijnsel, socialisme als aanbiddelijk idee is geen werkelijkheid. De Christian Socialist League is wel is waar niet aangesloten bij de Labour Party. Zij heeft zich laten schrappen, omdat het een dure liefhebberij was, die de 600 leden niet verkozen te dragen. Zij zijn allen goed kerkelijk, natuurlijk naar Engelse, d.w.z. niet-dogmatische trant. Onze Engelse vrienden vertelden veel van hun propagandamethoden en hun toekomstplannen. Een van hen, een predikant, wil zelfs een internationale van socialistische predikanten oprichten, om zo lid te kunnen worden van en invloed te kunnen krijgen op het I.V.V. Men ziet het: zelfs een Engelse dominee ontkomt niet aan de imperialistische geest van zijn volk.

De Tsjechen waren vertegenwoordigd door prof. Ltnhart van de Huss-Faculteit te Praag. Hij kwam namens een klein groepje, een goede honderd Tsjechische religieus-socialisten, die volstrekte ernst wilden maken met een integer religieus-socialLsme. Een nieuwe godsdienst, waarin beide grootheden naar hun wezen genomen worden. Prof. Linhart had een diepe

eerbied voor zijn leermeester Masaryk. Hij hield een zeer interessant betoog over de politieke en religieuze situatie in Tsjechoslowakije, waaruit bleek, hoe de ~ketterij” van Huss zelfs door de jesnitische contra-reformatie niet kon worden weggemasseerd, en hoe zij weer gestalte kreeg, na ruim driehonderd jaai* als onderstroom geleefd te hebben. De religieus-socialisten in Tsjechoslowakije zijn nóch kerkelijk noch partijpolitiek georiënteerd; staan boordevol critiek naar beide zijden. In de twee jaar van hun bestaan als organisatie konden ze weinig vordering maken. Opgemerkt dient nog te worden, dat de democratie in Tsjechoslowakije een ander begrip van persvrijheid heeft dan de Westeuropese en dat Prof. Ltnhart de mobilisatie van de 21ste Mei, welke Hitler buiten de poorten van Praag gehouden zou hebben, zeer loofde.

De Belgische afgevaardigde, het Tweede Kamerlid Chalmet, stond partij-getrouw tussen zijn partijgenoten, echter als godsdienstig mens minder enthousiast binnen de katholieke kerk. Het kleine groepje, bijna 200 leden, heeft het moeilijk. De priesters, die zich met hen bemoeien, doen het in misprijzende zin. De leken, die hen volgen, worden tezeer in beslag genomen door practische arbeid, om van de theoretische doordenking intensief werk te maken. Merkwaardig zijn de mededelingen, dat de vrijdenkersbeweging dood is, en dat de B.W.P. haar groten man, Emile Vandervelde, officieel afvaardigde naar de jaarvergadering van het Verbond van Religieus-Socialisten, om haar daar hartelijk toe te spreken. Er zijn partijbesturen in landen, met méér religieussocialisten, die met minder ruimheid handelen!

De Franse afgevaardigde, Theodore de Félice, die vlot in aile talen het gesprokene overzette, maar nooit verloochende, dat hij Fransman was, gaf zijn resumé, toen ik al weer weg was. Omtrent de theologische achtergrond ben ik nu niet ingelicht. Wel heb ik sterk de indruk gekregen, dat de Franse reiigieus-socialisten loyale partijmensen zijn. Zij kunnen dat des te beter, omdat de abstracties als: vrijheid, socialisme, ook in de Franse partij heersen en daar richtinggevende idealen zijn.

De conferentie gaf een bont beeld van wat aan religieus-socialisme mogelijk is. Ik vermoed, dat ze desondanks géén volledig beeld gaf en er nog meer mogelijkheden zijn. Dat is de zwakte van het religieus-sociaiisme, zo men het als een wereld-omspannende beweging zou wilien zien. Dat is zijn betekenis, zo men het slechts ziet, zoals het is: een verzameling van bewegingen van mensen, die weten, dat op een of andere wijze het geloof in God den mens drijft tot de mensheid en haar weedom, niet om die te dulden, maar om die in gerechtigheid en liefde te dienen. Deze intentie was het, die allen bindt, zoals zij ons in Eptingen bond, ondanks verschil in taal en historie.

Het resultaat der conferentie is geen motie noch een resolutie. Ik heb mij er sterk tegen verzet, dat deze ontworpen zou worden. Het resultaat is wel, dat aan de verschillende groepen een internationale federatie zal worden voorgesteld, die geen ander werk zal hebben, dan om elkander te leren zoeken en te leren kennen. Dat is een reëel resultaat. Meer mochten wij niet verwachten; waar het samen spreken al zo moeilijk ging, daar is het samen werken voorlopig nog blijde verwachting.

Ofschoon dat samen werken spoediger dan gehoopt mag worden, zou kunnen opgedrongen. De wereld verandert snel. Oostenrijk leert dat. En wat die les voor ons inhoudt, daarover een volgende maal. L. H. RUITENBERG.

Van de redactie

Zaterdag a.s. (.30 Juli) verschijnt geen nummer van Tijd en Taak.

Het adres van den Redacteur is:

van 25—30 Juli: A.G.-huis, Kortehemmen; van 30 Juli—3l Augustus: Boshut, Barchem.