BUITENLANDSE KRONIEK

Nog eenmaal: Spanje

In een vroegere periode van de burgeroorlog heb ik op deze plaats al eens de aandacht gevestigd op de materialistische achtergrond van de strijd. Op de keper beschouwd is de strijd van de rebellen gespeend van elke ideologische of idealistische inslag. Het is een heel gewone rooftocht van de „have-nots” (de landen zonder koloniën) om zich met geweld meester te maken van grondstoffen, die zich in bijna onuitputtelijke hoeveelheid in de Spaanse bodem bevinden.

Duitsland en Italië zijn arm aan grondstoffen als ijzer, nikkel, zink, lood en koper, terwijl Spanje zich verheugt in een overvloed van al deze metalen. Bovendien bevinden zich in Spanje de grootste kwikzilvermijnen van de wereld, waarover ik straks nog iets üi het midden te brengen heb.

Laat ik nog even de feiten noemen, die reeds vroeger werden vastgesteld, later in officiële publicaties o.a. van de grote Engelse maatschappij, die de Spaanse kopermijnen van Rio Tinto exploiteert, werden bevestigd en sindsdien ook niet meer konden worden tegengesproken.

Onmiddellijk nadat de opstand in Spaans Marokko in scène gezet was, namen de opstandige generaals de ijzermijnen in bezit. De Franco-regering stichtte daarop een Spaanse maatschappij, „Hisma Limitado, Carranza & Bernhardt”, die het monopolie kreeg voor het opkopen van ertsen. De „Hisma” bleek later een dochtermaatschappij te zijn van de „Rowak” te Berlijn, een met medewerking van de Duitse regering opgerichte maatschappij tot import van ertsen. De zendingen, die de „Hisma” uit Spanje of Marokko verscheept, worden grotendeels voor rekening van de „Rowak” afgeladen.

Het plan voor de opstand is in overleg met Duitsland en Italië opgesteld, waarbij o.a. de bekende generaal Sanjurro een belangrijke rol gespeeld heeft. Franco en zijn medestanders beroven met geweld hun eigen volk van de bodemschatten, die zij aan hun opdrachtgevers hebben uit te leveren. Zij worden daarbij vanzelfsprekend met oorlogsmateriaal, troepen en deskundigen door hun patroons gesteund, terwijl een belangrijk deel van hun gevechtseenheden bestaat uit Moren, die zoals Nijpels onlangs in het „Alg. Handelsblad” nog eens uiteenzette vechten ter wille van de hoge soldij en van de buit, die zij bij plunderingen hopen te bemachtigen.

Laat ik thans enkele nieuwe feiten ter kennis brengen van onze lezers, ter verduidelijking van dit beeld. Daarbij ontleen ik in de eerste plaats de gegevens aan de redevoering, die Sir Auckland Geddes in de laatste aandeelhoudersvergadering van de Rio Tinto-Maatschappij gehouden heeft.

Hij maakte daarin uitvoerig melding van de moeilijkheden, waarmee zijn maatschappij in Franco-Spanje te kampen heeft. De buitenlandse kopers van Rio Tinto ertsen betalen in Engelse valuta. Deze £-bedragen moeten aanj de Franco-regering worden overgedragen, die daarvoor 42.45 pesetas per £ betaalt. Of beter gezegd: de Franco-regering blijft de koopsom grotendeels schuldig en betaalt blijkbaar slechts zo veel uit als de maatschappij nodig heeft voor lonen en dergelijke meest noodzakelijke behoeften. Onder de ertsen, die de Rio Tinto mijnen voortbrengen, bevindt zich ook het pyriet, een artikel, dat door Sir Auckland wordt omschreven als „een belangrijk bestanddeel bij de fabricage van hoogwaardige springstoffen en daardoor onontbeerlijk voor de landsverdediging”.

Van de totale Europese pyriet-productie leverde Spanje in 1929 nog 51 %, hetgeen in 1937 is teruggelopen tot 37 %. Sir Auckland zet

de reden van die teruggang uiteen. Franjco heeft Tsjecho-Slowakije en Frankrijk geweigerd pyriet te leveren, tenzij deze landen tot het doen van bepaalde politieke concessies bereid bleken. De gewone methode van afpersing, die Franco en zijn rotgezellen op uitnemende wijze van hun meesters hebben geleerd. Frankrijk en Tsjecho-Slowakije zijn natuurlijk niet op deze chantage ingegaan. Zij betrekken elders hun pyriet en de export van Spanje daalt aanmerkelijk. Sir Auckland beklaagt zich ernstig, wijl op die manier afzetgebieden en klanten voor de Rio Tinto verloren gaan, die in de toekomst misschien niet meer terug zijn te winnen.

Mag ik hierbij even aantekenen, dat Nederland ik zou haast zeggen „natuurlijk wel” —• voor deze chantage bezweken is. Het feit, dat onze regering een agent in Burgos benoemd heeft, is o.a. goedgepraat met het argument, dat Nederland anders niet meer in staat zou zijn zich Spaans pyriet te verschaffen.

Hierboven heb ik er reeds melding van gemaakt, dat de Franco-regering de koopsom der overgenomen ponden grotendeels schuldig blijft. Sir Auckland moest de aandeelhouders tot zijn spijt mededelen, dat de schuld in het laatste boekjaar met 11.000.000 peseta’s gestegen was en nu rond 20 millioen peseta’s bedroeg. Hij berekende, dat sedert het uitbreken van de burgeroorlog de Franco-regering goederen of vreemde valuta’s had gerekwireerd tot een totaal bedrag van £ 1.750.000 of bijna 16 millioen gulden. Tenslotte beklaagde Sir Auckland zich erover, dat de opbrengst der ertsen in vreemd geld —■ hoofdzakelijk pond sterling aan Franco moet worden afgegeven tot een vaste koers van 42.45 pesetas per £. Wanneer de maatschappij echter ponden nodig heeft om import van levensmiddelen of machines te betalen, die in Spanje niet te krijgen zijn, moet zij ponden terugkopen van de regering tegen 53.60 peseta’s. Een zoet winstje voor Franco van 25 %.

Ik stap af van de Rio Tinto en vestig uw aandacht op een ander feit. Indien gij u voor de marktberichten voor stapelartikelen zoudt interesseren, zoudt gij weten, dat de kwikzilvermarkt te Londen de vorige week zeer onrustig is geweest. ~Spanning op de kwikzilvermarkt” luidden de berichten. Dat zegt u waarschijnlijk niet veel. Kwikzilver is voor u vermoedelijk alleen een stof, die gebruikt wordt bij de fabricage van thermometers. Laat ik er dan aan toe voegen, dat oorlogsschepen onder de waterlijn met kwikzilververf beschilderde worden en dat kwikzilver voor de fabricage van oorlogsinstrumenten en van sommige springstoffen een niet te vervangen grondstof vormt.

Waarom was er nu spanning op de kwikzilvermarkt? Verreweg het grootste gedeelte van de wereldproductie in kwikzilver wordt geleverd door de Spaanse kwikzilvermijnen van Almaden. Het tweede kwikzilver-producerende land in de wereld is: Italië. Twee jaar lang trachten de troepen van Franco, in opdracht van hun Italiaanse meesters, de kwikzilvermijnen van Almaden te veroveren. Tot dusver tevergeefs. In de laatste weken worden echter in het Zuiden van Spanje weer ernstige aanvallen door de rebellen ondernomen, die, volgens de berichten, nog slechts 30 mijl van de zo heet begeerde mijnen verwijderd zijn. Daarom is de ~markt” ongerust. Want mochten de mijnen door Franco worden veroverd, dan beheerst Italië practisch de wereldproductie in kwikzilver en kan de marktprijs dicteren. Daarom worden in Londen grote hoeveelheden tegen de thans nog geldende prijzen gekocht. Misschien is het nu ook duidelijk, waarom het antwoord van Burgos op het Engelse interventie-voorstel zo lang is uitgebleven. Misschien begrijpt men nu ook, waarom er van terugtrekken der vrijwilligers nog geen sprake is en waarom de plannen der non-interventie-commissie geen kans maken.

Franco heeft zijn opdracht nog niet uitgevoerd; de buit is nog niet binnen, de roof is

nog niet voltooid. Wanneer Almaden gevallen is en de kwikzilvermijnen aan Italië zijn uitgeleverd, zullen de werkzaamheden der noninterventie-commissie misschien voortgang kunnen hebben.

Ik hoop, dat gij met deze weinige gegevens voor ogen enige waardering zult tonen voor de poging, die mej. Voogd ondernam om ons volk door middel van een radiovoordracht van de K.R.O. te overtuigen van het feit, dat Franco „sociale rechtvaardigheid, ontsproten aan practisch Christendom in praktijk wil brengen”. De R.Kath. organen houden trouwens niet op om te betogen, dat Franco een idealist is, die strijdt voor geloof, kerk en godsdienst.

Maar ik vertrouw, dat religieus-socialisten nog niet zo zeer door de afschuwelijke gebeurtenissen om ons heen zijn afgestompt, dat zij niet meer vatbaar zouden zijn voor een gevoel van diepe verontwaardiging tegenover dit gruwelijk misbruik van de godsdienst. Roof van koper, pyriet en kwikzilver is nooit of te nimmer een verheffend bedrijf; maar het wordt dubbel afgrijselijk wanneer het onder het mom geschiedt van een heilige oorlog ter verdediging des geloofs.

VAN DE KIEFT.

BOEKBESPREKING

Jean Rostand, „Het avontuur van den mensch” (vertaling van N. BruntJ; 3 delen; uitg. v. Holkema & Warendorf N.V., Amsterdam, 1937; ingenaaid ƒ4.50; gebonden ƒ5.90.

Het bovengenoemde avontuur van den mens is het drie-dellg relaas van het leven eens mensen vanaf de kiemcel tot en met de geboorte eerst, gedurende de groei tot volwassenheid daarna en van het volwassen zijn tot en met de dood tenslotte. Des levens op- en neergang beschrijft de auteur alleen vanuit de biologische gezichtshoek; hij bepaalt zich tot de materie van het leven. Jammer is het, dat de vertaler de talrijke vaktermen en latijnse benamingen, waarvan het werk wemelt, niet heeft omschreven. Het avontuur zou dan .ook voor nietdeskundige avonturiers prettiger te lezen zijn geweest.

Het boek geeft een goed overzicht van de stand der biologische en biochemische wetenschap tot op het tijdstip, dat de Franse uitgave verscheen. Talloze onderzoekingen zijn er in verwerkt en op smakelijke wijze tot een geheel verenigd. Zo leren wij niet alleen het avontuur van den mens kennen, maar eveneens worden wij ingewijd in de avonturen, welke die mens heeft beleefd met zeeëgeleieren, bananenvliegjes, muizen, enz. De wijze, waarop het boek is geschreven, heeft echter het nadeel, dat het reeds op verschillende punten is verouderd. Juist op het gebied der stofwisseling verschijnen de laatste jaren overstelpend veel publicaties. Ook zijn bezwaren aan te voeren tegen de wijze, waarop de resultaten van sommige proeven met lagere dieren zonder meer in het biologisch avontuur van den mens worden ingelast.

Houdt men hiermede echter rekening en weet men het kaf van het koren te scheiden, dan bevat het avontuur inderdaad vele indrukwekkende bijzonderheden. Met den schrijver komen wij onder de indruk van het grote mysterie van het leven, waardoor zich één enkele cel, een bevruchte eicel, tot een mens ontwikkelt. Veel, heel veel weten W'e reeds over chromosomen, hormonen, lipoiden, vitamines en nog veel meer. Hoe meer wij er van lezen en weten, des te groter is het wonder van het leven. En meer eerbied voor het levenswonder heeft onze wereld wel zeer van node.

Het boek eindigt met een loflied op het wetenschappelijk intellect en zijn betekenis voor het heil der mensheid. Die betekenis, of liever het er uit voortvloeiend heil wordt naar mijn smaak wel enigszins overschat, tenzij het wetenschappelijk intellect worde geleid door zekere geestelijke normen. Maar daarmede verlaten we het terrein van de zuivere natuurwetenschap en helaas neemt de schrijver hier afscheid van ons. S. Br.