BINNENLANDSE KRONIEK

Zich op een feest niet thuis voelen

Zo gaat het ons op het Koninginnefeest. Het is geen oordeel namens de socialisten of rel.-socialisten, maar waarschijnlijk wel van velen hunner. We gebruiken hier echter de eerste persoon meervoud krachtens het recht onzer pen. De pers is immers ook een koningin en uit ook in de taal haar majesteit. Waarom wij ons op dit feest niet thuis voelen? Het is niet, omdat wij het koningschap in onze staatsinrichting een fout of een ramp achten. In theorie stellen wij de republiek boven een koninkrijk, maar in de tegenwoordige omstandigheden achten wij een staatshoofd voor het leven te verkiezen boven een voor vier jaar. De persoonlijkheid der Koningin geeft voor ons hier de doorslag. Bij haar vinden wij niet alleen uiterlijke maar ook innerlijke majesteit. Na de oorlog en revolutie in Duitsland heeft zij getuigd van de versnelde polsslag van onze tijd; ze heeft ons volk gewezen op de taak, die een kleine staat kan vervuilen; ze heeft kort en krachtig bewegingen, die tegen onze historie en volksaard ingaan, afgewezen met de woorden, dat wij onszelf willen zijn en blijven. Met strenge waardigheid heeft zij haar ambt vervuld en niet de grens overschreden, die de grondwet aan de macht van het staatshoofd heeft gesteld. Als zij bij bijzondere gelegenheden het woord voerde, hoorde men niet alleen de Koningin, maar ook de vrouw, dochter en moeder. Zij heeft nu veertig jaar, eenvoudig en natuurlijk in haar optreden, men zou kimnen zeggen en met Nederlandse degelijkheid en gelijkmoedigheid volk en staat vertegenwoordigd. Nooit heeft men haar beschuldigd van politieke of kerkelijke partijdigheid; zij heeft ook de soc.dem. leiders geraadpleegd bij de vorming van nieuwe regeringen en de hofprediker, die de rouwdienst van haar moeder en echtgenoot leidde, zeker een man naar haar hart, is geen christen van kerkelijke schotjes en leerstellige staketsels. Om al deze redenen kunnen wij aan de feestvreugde deelnemen. Maar toch voelen wij ons op het feest niet recht thuis.

Wapenschouw en uniformvertoon nemen bij het feest een te voorname plaats in. Waarom laat men de landarbeiders, de fabriekers en de mijnwerkers niet eens demonstreren voor de Koningin en de natie, welke grote plaats zij in onze samenleving innemen en hoeveel deze hun te danken heeft. Laat de militaire macht onmisbaar zijn, ze is dan een noodzakeiijk kwaad, te midden waarvan men niet de Koningin moet plaatsen en die men niet moet gebruiken tot opluistering van een Oranjefeest.

Vooral bij feestelijke gelegenheden wordt de Koningin gehuldigd als een aardse voorzienigheid, aan wie wij allerlei weldaden te danken hebben. Zij wordt behandeld als een persoon van een hogere orde en zelfs de kleur van haar hoed en japon is vermeldenswaard. Zij wordt omringd meest door mannen en vrouwen van adel en een koninklijke stoet doet denken aan een historische optocht, maar van een historie, die van de volmaakt-verleden tijd is. De middeleeuwse vorsten waren góden en ook wel eens duivels voor hun volk; ze werden aanbeden of men sidderde voor hen. Zo groot was hun macht. De koninklijke macht is in de moderne staat zeer beperkt en zo is er een tegenstelling tussen de wezenlijke macht der vorstin en de pompeuse processies, waarvan zij het middelpunt is, en de taal van verheerlijking, die men vooral in de feestweek zal te horen krijgen.

Men voelt zich op een feest niet recht thuis, als men niet zeker is bij allen welkom te zijn. Dan blijft men liever weg. De tegenstelling tussen rood en Oranje is niet door ons gemaakt. Er is door ons nooit enige actie tot afschaffing van het koningschap gevoerd. Maar in het begin van deze feestviering verklaarde prof. mr. Aalberse, dat de Vrijw. Landstorm in T8 naar de residentie snelde, om zich ter afweer voor de Troon te stellen. Niemand

dacht echter in ’lB aan het omverwerpen van de Troon; de Novemberbeweging keerde zich tegen kapitalistisch conservatisme en Troelstra heeft daarbij eer gewaarschuwd voor een revolutie, dan ertoe opgewekt. Toch worden zelfs nu nog in verband met deze beweging de socialisten voorgesteld als de vijanden van Oranje. En nog steeds worden verschillende betrekkingen in het leger voor socialisten gesloten gehouden en wij dus niet als gelijkberechtigde burgers behandeld. Dat maakt een kameraadschappelijke feestviering niet makkelijk. Men laat zich op een feest liever niet zien, dan scheef aangezien te worden. Zal een feest slagen, dan moet er een zekere eenheid tussen de feestgenoten zijn. Men moet althans eikaars bedoelingen vertrouwen en respecteren. Veel hangt af van plaatselijke omstandigheden en personen.

Zo zijn er verschillende redenen, waarom wij ons op het feest der Koningin met alie waardering voor haar werk en persoon niet recht thuis zullen voelen en als dat met recht gevreesd wordt, is het een feest, thuis te blijven.

Het christendom en het nat.-socialisme

De godlozenbeweging in Rusland heeft ervaren, dat het Christendom niet uit te roeien is. Mussolini hoort van zijn Italianen niets dan woorden van hulde en instemming; geen onvertogen woord wordt althans openlijk tegen hem geuit; maar de Paus heeft de rassenleer krachtig afgekeurd en Mussolini gewaarschuwd, dat het ongezond, ja zelfs levensgevaarlijk is, den Paus te behandelen, zoals een kwaje hond met de kuiten van een bezoeker doet. Hitler heeft alle oppositie onder zijn knie en op haar knie gekregen, maar het is hem nog niet gelukt, een deel der Protestanten en Roomsen met hardheid of slimheid klein te krijgen. Het Christendom blijkt veel meer kracht te bezitten en te geven ook, dan men gedacht had. Het werd toch door velen beschouwd als een geestelijke middeleeuwse ruïne, die al meer scheurde en ineenstortte en spoedig niets zou zijn dan een monument van het verleden. Wat een ruïne scheen, blijkt echter nog een stevige burcht te zijn, waarin een der beste goederen der mensheid, de vrijheid, haar toevlucht gevonden heeft en met kracht verdedigd wordt.

Men bestrijdt in ons land het nat.-socialisme met minachting en hoon en velen zijn van mening, dat een almachtige leider en een allesbeheersende staat hier niet kunnen bestaan, omdat wij, Nederlanders, daarvoor te fier en te zelfstandig zijn. Maar een beweging, die thans een goed deel van Europa beheerst en zich over de hele wereld doet voelen, kan men niet terzijde stellen door een hooghartig glimlachje of een scherp grapje en nog minder door de hier zeer gevaarlijke nationale zelfverheffing. Het nat.-socialisme moet ernstiger en krachtiger bestreden worden en het is goed, dat dit ook gebeurt op godsdienstige gronden. Het Duitse nat.-socialisme is indertijd ook als kampioen van het positieve christendom opgetreden; het zou het beschermen tegen het communisme. De kerk heeft het in zijn opkomst dan ook gesteund en niet ingezien, hoe groot gevaar voor haarzelf de zege van het nat.-socialisme zou blijken te zijn. Dat inzicht hebben de Nederlandse christenen tijdig gekregen. Buurmans leed troost, maar buurmans nood waarschuwt ook. De troost is niet bijzonder edel en vrij armelijk, maar de waarschuwing is kostelijk. De orthodoxe christenen zijn hier dan ook in grote meerderheid tegen Mussert gekant, ook al heeft hij zich als vriend en bondgenoot aangemeld. Zo schreef onlangs de „Nederlander”, het orgaan der christ.-hist.: Het nat.-soc. is een verschrikkelijke, het wezen van het Christendom fel bedreigende macht geworden, die naar mate op zijn consolidatie (duurzame vestiging) door de leiders hechter wordt vertrouwd, zich al driester en opener doet gelden.

Het blad schrijft terecht van Dmtsland; Men

mag er alle góden van den Olsnnpus op nahouden en zelfs den Bijbelsen God er nog bij vereren, mits men het maar doet op een afgeperkt terrein, in een ter zijde van het volle leven opgerichte tempel en daarnevens gehoorzaam en devoot de knie buigt voor de Staat, die alles opeist van den onderdaan, tot ziel en zinnen toe.

Hoe staan de Roomse christenen hier tegenover het nat.-socialisme? Hun kerkinrichting is het tegendeel van democratisch; de geestelijkheid oefent dictatuur uit over de zielen en deze geestelijke dictatuur duldt evenmin oppositie als de politieke. De oude opvatting, dat de kerk de zon is en dat alle wereldlijke macht van haar afhangt als de sterren van de zon, is nooit opgegeven. Men vindt vooral in de geschiedenis van Duitsland telkens botsingen tussen kerk en staat; evenwicht tussen beiden werd meestal niet lang bewaard. Zoals de Roomse kerk geen onderscheid maakt tussen zich en het Godsrijk, zo ook niet tussen de macht en wil en eer der kerk en die van God. ledere strijd der kerk om de macht is echter niet altijd een heilige strijd geweest. Het kerkelijk belang zou evenzeer door aanvaarding van het nat.-socialisme gediend kunnen worden als door verwerping ervan, vooral wanneer het nat.-socialisme tegen de kerk wat meer plooibaar en inschikkelijk is, dan Hitler zich betoond heeft. Maar onder de Roomse christenen werken ook de godsdienstige bezwaren tegen het nat.-socialisme. Dit bleek op het Int. R.-Kath. Vredescongres, dat de vorige week in Den Haag werd gehouden.

De Belgische prof. Deios wees op het gevaar, om vaderlandsliefde door nationalisme te vervangen en ras of natie of klasse tot beheersende factor van de staat te maken. Hij noemde de totalitaire staatsopvatting een hinderpaal voor het vestigen van een internationale orde. De Amerikaanse prof. Ryan noemde het politieke regime der totalitaire staten een voor-christelijke en heidense staatsopvatting.

In een der door het Congres aangenomen resoluties wordt onder de oorzaken van de internationale wanorde het nationalisme genoemd, ontaard door rassenkwesties; het gevaar is nog groter, wanneer de wereldbeschouwing en de politiek samen de natie met de staat vereenzelvigen; daarbij komt nog de greep naar de macht, die zal leiden tot totalitarisme. Houdt de kerk zich aan deze denkbeeiden, dan zal het kruis het hakenkruis overwinnen.

J. A. BRUINS.

Boekbespreking

Tiny Pulles: Sta pal. Uitg. H. Meulenhoff, Amsterdam. 177 bladzijden, ƒ 1.20 ingenaaid, ƒ 1.95 gebonden.

Als je het boek na de laatste bladzijde dichtklapt, zeg je: „Ja, wel een mooi boek; het pakt je en het is tenminste niet zo hopeloos oppervlakkig als er zoveel meisjesboeken zijn.” Maar als je eens wat critischer gaat kijken, laat het toch onbevredigd. De titel kan ik niet geheel juist vinden. Op de belangrijke ogenblikken is er altijd één of andere toevalligheid, die de verdere loop der dingen bepaalt. En als Trude, de hoofdpersoon, werkelijk pal had gestaan en niet toevallige omstandigheden als iets onvermijdelijks had beschouwd, zou het boek in het derde hoofdstuk met een happy-end kunnen eindigen. Dat is het grote bezwaar: het hele probleem, n.1. de poging om de herinnering aan haar vroegeren vriend, dien zij door de verhuizing van haar zuster niet meer ontmoet, te onderdrukken, is zo onnodig. De schrijfster heeft iets willen behandelen, dat voor veel jonge meisjes een moeilijk probleem is: het afbreken van een vriendschap, een idylle, waar je over heen moet zien te komen. Maar zij heeft het niet zo weten in te kleden, dat je het inderdaad als een noodzakelijkheid voelt, dat Trude er over heen komt. Van werkelijk pal staan is geen sprake. Is de verloving, waar het op uitdraait, niet meer een vlucht en een zoeken van rust en veiligheid, dan het resultaat van een diep, alle.soverheersend gevoel? En is de eerste vriend, die in eenzaamheid achterblijft, ten slotte misschien niet de enige, die werkelijk pal staat? Maar ondanks al deze bezwaren is het toch wel een prettig boek: het is vlot geschreven, de vriendenkring bij de vriendin Bé met de studentenjoligheid wisselt op prettige wijze af met Trudes en anderer gepieker. De illustraties van Toonder kunnen me niet erg bekoren. H.