BUITENLANDSE KRONIEK

Londen en Parijs overstag

e strategische waarde van de Boheemse grens mag niet aanleiding worden voor een wereldoorlog. Wij mogen niet de status quo (bestaande toestand) garanderen.” Het is de liberaal-socialistische ~New Statesman and Nation”, een Engels weekblad met een wereldreputatie van vooruitstrevendheid en democratische vredeswil, geweest, die reeds in zijn nummer van 27 Augustus, wekenlang vóór de beruchte proefballon in de „Times”, de gedachte van een grenswijziging tussen Duitsland en Tsjechoslowakije als uiterste noodzaak heeft opgeworpen. J.l. Zondag zijn de regeringen van Engeland en Frankrijk na een beraad, dat bijna twaalf uur aan één stuk duurde, tot de conclusie gekomen, dat het ogenblik van deze uiterste noodzaak was aangebroken.

Wij zullen hier niet wederom, zoals de vorige week, toen de loop der gebeurtenissen ons dwong, driemaal onze bijdrage om te werken, een race met de diplomatieke ontwikkeling beginnen en liever eenvoudig pogen te ontleden, wat de Londense beslissing te betekenen heeft.

Terwijl de Brits-Franse ministers in Londen confereerden, wees de Praagse regering bij monde van haar minister-president Hodza een volkstemming over de toekomst van het Sudetengebied van de hand. Merkwaardig genoeg heeft de Londense conferentie zelf deze mogelijkheid ook afgewezen. Hetgeen misschien het enige gunstige besluit is, dat in Londen is gevallen. Want een plebisciet zou onder de huidige omstandigheden eenvoudig een belachelijke schijnvertoning zijn geweest. Het is triest, dat speciaal in Frankrijk de laatste tijd voor deze vorm van volksraadpleging stemming was gemaakt. Het pleit niet voor de gezondheid der Franse democratie, dat zij zich achter haar eigen karikatuur wilde verschuilen, een karikatuur, die trouwens haar historische beruchtheid heeft verworven in de tijd, toen ook Frankrijk een Hitler, in de gedaante van den avonturier Napoleon 111, op de troon had!

Wie uit democratische overwegingen zich tot het plebisciet-slagwoord aangetrokken voelde, kimnen wij een artikel van den Duitsen emigrant Schwarzschild in Das Neue Tagebuch van 17 September aanbevelen, waarin het valse karakter van deze ultra-democratie op meesterlijke wijze wordt uiteengerafeld. Schwarzschild’s twee voornaamste argumenten zijn: 1. Dat democratie herroepbaarheid, de mogelijkheid van ongedaanmaking van een beslissing veronderstelt en dat het dus nimmer democratisch kan zijn, een volk of volksgroep een besluit te laten nemen, waarover het vanaf dat ogenblik nimmer meer zal kunnen oordelen. (Zie Oostenrijk, dat na de Anschluss volkomen monddood is gemaakt.) 2. Dat bij deze volkstemming, de vrees voor verraad en revanche, uitsluitend aan één kant, zo groot is, dat er van een vrije keuze geen sprake is.

Deze „ongelijkheid van risico” zou ook door een internationale controle niet uit de weg te ruimen zijn geweest: in zoverre was ook de Saarstemming slechts in schijn een vrije volksuitspraak.

De bittere comedie, waarbij de Sudetenduitsers hun eigen ondergang plechtig zouden betekenen, zal ons waarschijnlijk bespaard blijven. Het is een geluk bij een ongeluk.

De afscheiding

p\ e Tsjechoslowaakse crisis, zo schrijft een inzender in de „Manchester Guardian”. heeft twee aspecten, een idealistisch en een praktisch. „Wij hebben rekening te houden met de rechtvaardigheid en met Duitsland, en deze beiden zijn ongelukkig genoeg niet hetzelfde.” Zonder het sarcasme, in deze boutade opgesloten, tot het onze te willen maken, zouden wij toch een tweezijdigheid van het probleem en tevens van zijn thans voorgestelde oplossing; de aansluiting van het uitgesproken Duitse deel van het Sudetengebied bij het Derde Rijk, in enigszins andere zin willen overnemen. Wat is de betekenis van deze oplossing voor de naast betrokkenen: Sudetenduitsers, Praag en Berlijn; wat betekent zij voor de toekomst van de Europese vrede, d.w.z. voor ons allemaal?

Voor honderdduizenden bewoners van de Duitse grensgebieden van Tsjechoslowakije (ten onrechte altijd onder het collectief ~Sudetenduitsers” aangeduid, alsof zij een gesloten eenheid zouden vormen) is de aansluiting bij het Derde Rijk een vurig begeerde „bevrijding”. Voor andere honderdduizenden is zij een praktische onmogelijkheid: voor de democraten en voor de Joden.

Wij nemen aan, dat onder de huidige hoogspanning het aantal „bevrijden” aanzienlijk overweegt. Maar wij zijn er zeker van, dat de toekomst het eigenaardige karakter van dit „verlossingsproces” zal openbaren. De meeste van deze vereerders van het Derde Rijk zijn eenvoudig slachtoffers van jarenlange materiële ellende en een bedwelmende propaganda. Tekenend is, dat de laatste jaren massa’s communisten naar Henlein waren overgelopen. Wanneer de roes na de „gelukkige vereniging” voorbij is, zullen deze Sudetenduitsers, die nimmer onder de pwlitieke heerschappij van het Pruisendom hebben gestaan en door alle eeuwen heen, ondanks de voortdurende strijd met de Tsjechen, toch een oneindig nauwer contact met Praag dan met Berlijn hebben gehad, en die tot in de laatste jaren, zelfs bij monde van hun radicale leiders, Henlein incluis, hun voorkeur voor het Tsjechoslowaakse staatsverband hebben betoond, wellicht met enige weemoed aan de tijd der „onderdrukking” terugdenken. Maar een „weg terug” zal dan niet open staan.

Dok economisch zullen de beloofde gouden bergen bitter teleurstellen. Zeker, evenals de Oostenrijkers zullen de jarenlang werkloze Sudeten aan de arbeid kunnen gaan, maar na een eerste periode van vertroeteling zullen zij de volle zwaarte van de totalitaire economie op zich voelen drukken. En die totalitaire economie, met haar stroef internationaal contact, zal reeds, dat heeft men ons persoonlijk ter

plaatse verzekerd, een aantal ook thans nog bloeiende bedrijven in het Sudetengebied (een op export berekende fijne glas-industrie b.v.) onmiddellijk in de grond boren.

Voor Praag betekent de afscheiding allereerst het verlies van een waardevol gebied. De economische waarde is echter niet van doorslaggevende betekenis. Deze Duitse grensstreek was aan een structuur-crisis onderhevig, die veel meer met de goedkope Oosterse concurrentie dan met z.g. „achteruitzetting door Praag” te maken had en welker sanering in de naaste toekomst grote financiële offers zou vergen.

Strategisch is het verlies echter onherstelbaar. Wanneer de in meerderheid Duitse gebieden moeten worden afgestaan, betekent dit voor Praag de ontmanteling van de gehele Tsjechoslowaakse defensie, die totaal op de bosrijke grensgebergten is gebaseerd.

Wij komen hier aan een van de kernkwesties, die ons als pacifisten bijzondere moeilijkheden opleveren. Allereerst kan men zeggen, en een T. en T.-lezer wees ons in een welwillend schrijven op dit argument: er zijn zo talloze landen, die geen müitair-sterke grenzen hebben, ons land inbegrepen. Er zijn echter weinig landen, die in zo sterke mate als Tsjechoslowakije, op de eigen militaire versterkingen zijn aangewezen, omdat zij, anders dan bijv. ten onzent of in België of Denemarken geen direete hulp van buitenaf te wachten hebben. Voor ons eigen land zijn wij van de waarde van ons militair apparaat, om de eerste aanval tegen te houden, allerminst overtuigd van Tsjechoslowakije wordt ons door een deskundige in de „Manchester Guardian” thans reeds verzekerd, dat het, bij afscheiding van de ,grensgebieden, niet in staat zou zijn tot die zuiver alleen op uitstel gerichte militaire acties, die een internationale neutraliteitsgarantie, zoals te Londen eveneens is voorgesteld, enige reële zin zouden geven.

Het kan niet de bedoeling van enigen ontwapenaar zijn, één natie afzonderlijk tot weerloosheid te dwingen. De eenzijdige Duitse ontwapening, na de wereldoorlog, heeft nimmer bij ons verdedigers gevonden. Voor den buurman van het, de oorlog als edelst menselijk bedrijf predikende. Derde Rijk is deze eenzijdige weerloosmaking thans vele malen onbillijker en ondragelijker dan na 1919 voor de Duitse republiek Het stelt Tsjechoslowakije aan het permanente risico bloot, door een Duitse gewelddadige coup te worden verrast. Het is begrijpelijk, dat deze onafgebroken onzekerheid de normale samenleving in een staat duurzaam moet verstoren.

Voor Berlijn betekent de „Anschluss” van het Sudetengebied niet de „bevrijding” van een broedervolk, alle Neurenbergse redevoeringen ten spijt. Wanneer het de leiders van het Derde Rijk om het heil van deze afgescheiden bloedverwanten te doen was geweest, hadden zij niet met aile middelen, vanaf het ogenblik, dat zij aan de macht waren, het normale leven in het Sudetengebied door economische en politieke acties ondragelijk gemaakt. De annexatie van de Boheemse barrière legt voor het naziimperialisme de weg open naar de Balkan. Het is de weg, die Bismarck reeds heeft aangewezen.

Daarom betekent de „Anschluss” der Sudetenduitsers niet het einde van een bron van zorg en onrust voor de Duitse „moeder-natie”, maar de eerste stap op een weg, die het Duitse volk tenslotte niets dan bittere ellende kan brengen. Want het is onze vaste overtuiging, dat elke overwinning van het nazi-imperialisme de grootste vloek is voor het Duitse volk zelf.

Wat de betekenis van dit jongste „succes” der Hitleriaanse chantage-politiek is voor de Europese vrede, moeten wij voor een volgend opstel bewaren.

B. W. SCHAPER.