Christendom en klassenstrijd

Een der jongste uitgaven in de reeks Religieus-Socialistische Vragen *) van onze A. G. een dubbelnummer, draagt bovenstaande titel. Ze opent de zevende serie dezer reeks die in 1924 begon te verschijnen om het geestelijk vernieuwingsproces te begeleiden en te verhelderen, dat zich in onze wereld voltrekt. Schrijvers van naam in ons land hebben er aan meegewerkt; inderdaad komen er zoals de redactie van de aanvang toezegde „alle vragen van de moderne arbeidersbeweging aan de orde”, en evenzeer is de belofte gestand gedaan, dat het woord ~socialistisch” in de titel in ruime zin zou worden opgevat: „men denke daarbij niet aan enige partij, maar aan een levensbeginsel”; even ondogmatisch is het woord „religieus” genomen: „niet als belijdenis, maar ais levende kracht.” Als men bedenkt, dat naast deze reeks, eveneens onder Banning’s redactie, de Tijd-en-Taak-serie =) sedert 1935 geregeld haar rel.soc. werkjes op de boekenmarkt brengt, gezwegen nog van de sedert 1929 nu en dan uitkomende wetenschappelijke lectuur der Rel.-Soc. Studiën, dan zal men aan de Nederlandse beweging, die nog wekelijks door Tijd en Taak wordt gediend een vrij belangrijke mate van ernst en kracht niet kunnen ontzeggen. Het effect hiervan behoort tot de onweegbare grootheden; wat er zintuiglijk van kan worden waargenomen, wordt zeker nog niet door het grote getal aangeduid, al zijn in enkele instellingen de uitwerking van die kracht en die ernst zichtbaar. Maar, om weer tot onze periodieken terug te keren; daar wordt stellig gewetensvol gezaaid en aandachtig geoogst; in onze leesclubs b.v. wordt voorzichtig verdiept en stilaan gebouwd, en de bouwstenen zijn wèl verantwoord, de werkjes van alle hier genoemde serie’s en zo ook weer het bovengenoemde boekje van Nicolaj Berdjajew, ditmaal geen Nederlander, maar een Russisch emigrant te Parijs, wiens werk ons werd vertaald door Mej. N. van der Zeijde, daartoe door den schrijver gemachtigd. De vertaalster leverde goed Hollands, gemakkelijk te lezen, en kwam zelfs den minder geletterde te hulp met een verklarend lijstje van woorden uit vreemde taal of sfeer, ook met enkele aanvullingen omtrent Nederlandse toestanden; toch acht ik het ongeoorloofd, dat een

/ bij Intekening per serie van 4 nummers ; 2.80; afzonderlijke nummers ƒ0.85. (Uitg. Van Loghurn Slaterus, Arnhem). b Prijs 85 cent per nummer, per serie van 5 nummers ƒ 3.25. (Uitg. De Arbeiderspers, A’dam).

DE TROUWE VRIEND

vertaler zonder bewijs een stelling van den schrijver in een noot „zeer betwistbaar” noemt (p. 31); en de verklarende taak die zij op zich nam, wordt niet zeer efficiënt, als zij een aantekening plaatst, die op zichzelf even moeilijk te begrijpen is ais alle woorden te zamen waarvan zij een verklaring geeft (p. 26). Niettemin heeft zij door de vertaling het lezerspubliek onze A.G. en aanverwante sferen aan zich verplicht, wan het boekje is zeker de moeite waard.

Het is mij. niet bekend, wanneer het is geschreven, maar het moet van de laatste jaren zijn, omdat het gewaagt van de idealen van nationaliteit en ras, gepropageerd in de fascistische en nationaal-socialistische jeugd (121). Het komt dus voor een Marx-kritiek wel wat laat, al vervult het deze taak duidelijk en scherp, uitgaand van het Christendom, dus met een uitgangspunt dat voor religieus-socialisten wel zeer waardevol is.

Voor ons is b.v. begrijpelijk, dat in God, die Geest is, de hoogste kracht en de bron van alle kracht ligt, ook van het economisch leven, hetwelk dus in laatste instantie een uitingsvorm is van de menselijke geest, en wel „die vorm, waarin deze geest zich uit als hij op z.g. „materiële” juister gezegd op practische doeleinden gericht is (30)”. Eveneens is van godsdienstig standpunt aannemelijk, dat de menselijke modellen „proletariër” en „bourgeois”, in het economisch materialisme door Marx geschapen, niet de volheid van het goddelijk menselijk leven deelachtig zijn (38). En wie door godsdienstige bezinning den mens leert kennen weet, dat deze in de taak die Marx opdraagt aan de klasse, achteruitgedrongen wordt, en verlaagd tot een „functie van zijn klasse (44)”.

In deze lijn ware hier nog wel door te gaan, maar we kunnen de inhoud van het boekje in dit artikel niet in zijn geheel weergegeven; de kracht er van is nu wel aangeduid.

Toch blijft het een vraag, of het Christendom van den schrijver hetzelfde is als dat van den gemiddelden religieus-sociaiistischen lezer; ik voel mij niet bevoegd, haar beslist te beantwoorden, maar voor mijzelf koester ik twijfel. Arbeid een ~onontkoombaar lot” te noemen (84), het „zwoegen voor ons dagelijks brood” te zien als ~zichtbare uitdrukking van de kommer waarin de mens sinds de zondeval leeft (85)”, dit alles lijkt mij geen waarlijk christelijke grondslag voor een socialistische arbeidsethiek. En de mensbeschouwing, hoe-

veel dieper ik die op vele plaatsen ook vind dan die van het Marxisme, benauwt den socialist in mij, ais op andere bladzijden de nadruk wordt gelegd op „het kwaad in de menseiijke natuur” (99) en ~de boosheid in de menselijke aard (101)”. Ook krijgt mijn vertrouwen in de eenheid van des schrijvers geest een knak, als ik tussen bovenstaande uitspraken in lees: ~uit het vertrouwen in den mens in den arbeider, niet in den ~proletariër” in hem, putten wij de hoop op wedergeboorte van onze samenwerking en vernieuwing van onze kuituur.”

Maar, Russisch of Westers dan, het boekje voert ons rond in de sfeer van het Christendom, ook waar het Marx bijvalt en veel van diens socialisme voor zijn rekening neemt. Dat feit geeft mij aanleiding tot het aanroeren van een tweetal vragen nog: „wat zou eigenlijk het christendom met dit boekje moeten doen?” en: „wat zegt ons tegenwoordig het probleem van christendom en klassenstrijd?”

Het officiëie, kerkeiijke christendom dan zou allereerst eens moeten luisteren naar Berdjajews bewering, dat het Christendom in zijn voiheid iijnrecht staat tegenover de „burgeriijke geest”, en daartegen stand houdt (75); dit is de geest (in eike klasse voorkomend), die alie ievensgebieden van een economisch standpunt beschouwt, waarbij de ziel het contact met de oneindigheid veriiest. Een hoi, evenzeer „verburgerlijkt” Christendom heeft zich hierbij aangesioten en compromissen aangegaan met de machtigen dezer wereid. Doch de voiheid van deze godsdienst „bezielt den echten Christen met een nieuwe geest, de geest van Christus (I Kor. 2)...” Maar doordat (de mens) niet in staat is het iicht van het Christendom in zijn voiheid op te vangen en zeif voor de mensen te laten schijnen, wordt het in hem tot het Christeiijk geweten (77)”. Ais nu de christelijke kerk de ziel van den Christen ter harte gaat opzettelijk spreek ik niet van de stoffelijke nood, waarin het kapitalisme den arbeider, diens kinderen en ouders dompelt en ook daardoor de zielen bedreigt —, als zij zijn geweten wakker wil maken en houden... dan zal ze Berdjajews boekje niet in haar gebruikelijke minachting voor het sociaiisme ongelezen terzijde mogen ieggen, doch na de lektuur zich aandachtig moeten bezinnen op een „nieuwe ontmoeting” tussen het Christendom en dit socialisme.

Of zou het probleem van de klassenstrijd een beletsel hiervoor wezen, zoals van kerkelijke zijde dikwijls wordt beweerd?

Berdjajew wil het bestaan van klassen niet ontkennen, evenmin als de klassenstrijd, die in het sociale leven een van de voornaamste factoren blijft (9); dit moet ook het Christendom weten, dat er nooit voor terug mag deinzen „de werkelijkheid bloot te leggen, hoe afschuwelijk en zondig die ook is”. Het zal evenwel met Berdjajew weigeren, de klassenstrijd, als Marx deed, absoluut te stellen en zelfs het geestelijk leven daardoor bepaald te achten, waardoor het Marxistisch schema tot klasseieugen wordt. Maar wederom, ais strijd van een klasse tegen de macht van het kapitaal heeft het Christendom de kiassenstrijd mitsgaders zijn noodzakelijkheid te erkennen. En de kerk? ~Zij zal, in scherp bewustzijn van de waarden en de waardenrangorde van het Christendom, uitspraak moeten doen en verklaren, welke van de beide vartijen in de klassenstrijd in haar recht is” (114/115). Natuurlijk zal dit niet kunnen zijn een keuze uit het Marxistische klassenschema zonder meer, en op de motieven, in verbasterd Marxisme dikwijls aangevoerd. Daarvoor kent de schrijver te hoge waarde toe aan het geestelijk-godsdienstig leven. De grote vraag, die aan de klassenstrijd vastzit, is „niet de economische, de juridische

of de technische kwestie, hoe belangrijk die op zichzelf ook zijn, maar de geestelijke en de zedelijke. Het gaat om een nieuwe. Christelijke houding tegenover medemens en gemeenschap, om de religieuze wedergeboorte der mensheid” (130). K. GEERTSMA.

'Jji. „1 1, All"SiaapK3lllCr ‘e huur. z. of ged. pens. Overtoom, A’dam. Br. onder no. A 3775. Bur. v. d. blad.