VERZEN VAN NU

De hoogste liefd’ is liefde voor de mensheid: er 's geen andere deugd dan haar te dienen,

geen andre vreugd dan haar te mógen dienen. O, stort u in haar, dat gij onbegrensd zijt

zoals zij onbegrensd is en oneindig. Verlies u in haar, word in haar herboren:

golf van haar zee, halm van haar rijpend koren, zuivre stem van haar lied. Vernieuw u, reinig

uw klein hart van de smet van vrees en haat: elk mensenoog is het oog van uw broeder.

Gij zijt der mensheid kind: wees gij haar moeder: zij wil uit u groeie’ in volmaakter staat.

Word' uw liefd’ als een vuur, wit van intensheid: maak nieuw uzelf, nieuw d’ aarde, nieuw de mensheid!

Uit een bundel ter perse.

GARMT STUIVELING.

Een uit velen

Onderstaand getuigenis uit een brief van een onzer werkloze makkers geeft even een kijk op wat de internaten kunnen betekenen. Dat het voor ons niet-werklozen een prikkel moge zijn, dit werk door te zetten.

Met mijn 14de jaar kwam Ik In contact met de socialistische arbeidersbeweging en voelde mij daartoe aangetrokken. Gereformeerd opgevoed zag Ik In de beweging het Christendom In praktijk gebracht; van de groote tegenstelling In die dagen had Ik een belangrijk aandeel. Op 11-jarigen leeftijd naar de fabriek met een 13-urlgen arbeidsdag zonder schafttijd; brood moest met vuile handen onder het werk door gegeten worden; zoo kon Ik de af beuling In die dagen aan den lijve gevoelen. Op 15- jarlgen leeftijd sloot Ik mij aan bij een anarchistische groep en colporteerde met de „Roode Duivel” van L. M. Hermans en later met „Anarchie” van Sterrlnga. Ons werk bepaalde zich In hoofdzaak tot de Jordaan te Amsterdam. Over de moeilijkheden met mijn ouders en gereformeerde familie wil Ik niet uitwijden, toch Is het goed het even aan te stippen omdat u daardoor kan begrijpen In welke gemoedsstemming Ik de laatste maanden voor de aankomst In Bentveld was. In 1911 sloot Ik mij aan bij de afd. Laren—Blarlcum, S.D.A.P. Colporteeren, verspreiden, plakken, huisbezoek en al het andere werk wat de partij van mij vroeg deed Ik met liefde. Tot voor eenlge jaren geleden, toen de oppositie begon met wat later de fakkelgroep werd. Afdeellngsvergaderlngen werden besteed aan het behandelen van moties en protesten waarop men In twee partijen verbitterd van elkaar ging en er van eenlg vruchtbaar werk geen sprake was geweest. Later de felle strijd van Communisten, O.S.P.ers en S.D.A.P.ers overal. Sinds 3 jaar, toen Ik werkloos werd en tot stempelen gedoemd werd, kon Ik het dagelijks mee maken hoe voor het stempellokaal van den vakbond groepen arbeiders van verschillende richtingen een strijd voeren die de arbeidersbeweging verscheurt. Meermalen liep het op een formeele kloppartij uit waarbij de hulp der politie moest worden Ingeroepen om de

orde die de wanorde van het kapitalisme is te herstellen. Tot slot de overwinning van het fascisme In het aan ons socialistische arbeiders ten voorbeeld gestelde Dultschland. Tot vlak voor de verkiezing verschenen In „Het Volk” artikelen dat het fascisme In Dultschland geen kans had; dit alles bij elkaar deed mij alle vertrouwen In de overwinning der democratische machtsvorming der Internationale arbeidersbeweging verliezen.

Na de overwinning van Hitler de voorspiegeling in Het Volk en Arbeiderspers evenals indertijd met Mussolini da,t zijn heerschappij van korten duur zou zijn en het eigenlijk een noodzakelijke voorbereiding, een laatste wanhoopspoging van het kapitalisme was waarna de sociaal-democratie gevestigd zou worden. Onuitgesproken, zag ik door de onmacht der arbeidersbeweging dat de komende tijd er een van de sterke man zou zijn, ’t zij dat hij de naam van Mussolini, Stalin, Hitler, Roosevelt, in ons land Colijn draagt. Fascisme of Communisme, of in ’t geheel geen isme is; de Democratie had afgedaan al zou dit tijdelijk zijn. Aangstvallig kwam ik meer en meer tot de overtuiging dat dit een fase in de overgang naar het Socialisme moest zijn; het socialisme gezien als productiestelsel met achterstelling van de geestelijke waarden die er in opgesloten liggen, ’k Bleef nog lid van de.partij, maar het begon een gewetenszaak voor mij te worden met een dergelijke in den grond van de zaak oneerlijke houding langer lid te blijven. Met deze gevoelens en gemoedsstemming kwam ik 25 September in Bentveld. Het is of er een pak van mij is gevallen. Het leven is weer licht geworden, Ontroerend waren de woorden van een kameraad, lid C.P.H., die getuigde dat hij iets van die hooge Geesteskracht in de afgeloopen week had ondervonden, die arbeiders van uiteenloopende politieke en godsdienstige richtingen samenbond tot een zuiver menschelijke omgang, verzekerde voorts dat hij met alle kracht die in hem was, in zijn partij op zou komen tegen laster, verdachtmaking om die arbeiders van elkaar te verwijderen in plaats ze tot éénheid te brengen. Vertrouwen dat éénheid weer mogelijk is tusschen arbeiders en arbeiders is weer gaan leven, dank zij het werk in Bentveld.

Boekbespreking

Strandwandelingen, Ie en 2e deeltje, door R. Horreüs de Haas. N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam 1933. ƒ 1.75 per deeltje.

Een paar alleraardigste boekjes, eenvoudig en boeiend geschreven, handig formaat (ze kunnen in jas- of mantelzak), met een schat van foto’s en tekeningen, voor ieder, die in het strand en de zee iets meer ziet dan een speel- en zwemgelegenheid.

Trouwens, hoeveel gewone vaders en moeders, die met hun kinderen naar het strand gaan, enkel om er te spelen, worden gedrongen tot diepere belangstelling, doordat de kinderen telkens komen aandragen met schelpen of „een raar ding”: „wat is dat?” Voor hen allen zijn deze boekjes een kostelik bezit. Het eerste nam ik mee naar het Zandvoortse strand, en bij ’t lezen voelde ik me bepaald misdeeld, omdat wij Zandvoorters het moeten stellen zonder havenhoofden of golfbrekers met die gezellige poeltjes stilstaand water er achter, „stille schatkamers” noemt de schrijver ze, waar je zo goed allerlei wieren, krabben, zeesterren enz. kunt bewonderen. Na ’t lezen van het tweede deeltje is m’n jaloezie een beetje gezakt: schelpen en vissen en vogels hebben we in Zandvoort ook. Wat moet het fijn zijn, om met iemand, die zoveel weet van alle wonderen om ons heen, een paar weken aan ’t strand te zijn. Maar omdat we moeilik allemaal zo’n wetend mens in de arm kunnen nemen, zijn we heel dankbaar voor deze boekjes, ƒ 1.75 lijkt wat duur voor één zo’n klein boekje, en je hebt ze eigenlik allebei nodig, maar ’t is helemaal niet duur met al die foto’s en tekeningen, en die hebben we minstens zo nodig als de tekst. Jaren kun je er plezier van hebben, dus onthouden voor een Sinterklaaskado! H. B.—S.

Een zwerver van zee tot zee. Het boek van Maarten Matisse, Den Haag, 1933. N.V. H. P. Leopold’s Uitg. Mij., 300 blz.; prijs ing. ƒ2.90; geb. ƒ3.90.

Wonderlike mensen lopen er op de wereld rond, en de zwerver Maarten Matisse, de Godzoekende landloper, is wel een van de wonderlikste. Hij zwierf zonder geld of goed, als landloper, zowat heel Europa, een deel van Afrika en Azië door, „van het noorden tot het oosten”, „om het woord des Heeren te zoeken”. En de bewerker van zijn geschriften, Yge Poppema, zegt in zijn voorwoord, dat Maarten bewijst, dat „de synthese van Oost en West niet zoo onmogelijk is, als men maar al te dikwijls beweert.” Maar als ik aan hét slot van het boek lees, wanneer Maarten Matisse na een verblijf in Voor-Indië terugkeert in het Europa van na de oorlog:

„mijn heilig weten sloot ik te midden der zondige wereld in mijn hart, als bevreesd, dat mijn schat mij ontnomen zou worden.

of: „In mij bleef zelfbeheerschte rust, doch ik kende een smart: ik was onder hen, doch niet met hen; voor altijd gescheiden van de woelende, minnende, strijdende menschenmassa”.

of ook: „De mensch, die weet, kan steeds in zichzelf alleen zijn, terwijl óm hem het uiterlijk gebeuren zich voltrekt, öm zijn innerlijke stilte de wereld bruist. Doch wie zich deel weet der groote broederschap van hen, die lijden, is niet langer eenzaam”.

dan lijkt mij het westerse element toch wel sterk teruggedrongen. Als westerling voel je telkens de neiging opkomen, om te vragen: maar wat doet deze mens met z’n verworven godskennis voor z’n lijdende broeders? Sterkt en steunt hij ze? Wordt zijn mede-lijden mede-dragen? Het slot van de omzwervingen is: „Arm volk, arme menschheid, die Zijn stem niet verstaat!” Dat is voor een westerling geen slot, maar een begin.

Met dit alles wil ik maar zeggen, dat het boek zeker waard is, gelezen te worden, al zullen wij, allen „zwervers” en „godzoekers”, er wel heel verschillend op reageeren. H. B.—S.

Om den Wiehmenhof, door Hilbrandt Boschma. N.V. Uitg. Mij. „De Tijdstroom”, Lochem 1932. 216 blz.; prijs ing. ƒ2.25; geb. ƒ2.90.

Schetsen van uit een Achterhoekse dorpspastorie, vol fijne zachte, soms ook scherpe, humor; verteld uit de rijke ervaring van een warm voelend godsdienstig mens. Voor wie iets van de Achterhoek kent, zijn deze schetsen wel biezonder aantrekkelik, en wie de Achterhoek niet kent, leert die misschien het best kennen door het meebeleven van het lief en leed van Jenneken en Stoeten-Dieke en Drikus de delver, zoals dat door het hart van Hilbrandt Boschma is heengegaan en nu in dit levende boekje tot ons komt. H. B.—S.