Socialistische Kwatrijnen.

Hij was niet meer die argelooze jongen,

die na zijn werk zoo klankvol heeft gezongen, dat twee, drie straten hem er om beminden; de werkloosheid had ook zijn rug besprongen.

Hij deed vanavond mij zijn triest verhaal van ’t daaglijks zoeken en het rauw kabaal, de herrie thuis, bij alle triest’ ellende;

nooit vloekte éen zoo fel het Kapitaal.

~Ze weten thuis, hoe ik ben rond gegaan; ’k bood overal mijn jonge krachten aan; men luisterde verstrooid, zei vriend’lijkheden

en deed mijn naam op lange lijsten staan.

En keerde ik: ’t was thuis het oude lied: d’ontvlambaarheid uit opgekropt verdriet;

wij wondden wrevelig elkaar en boven mate; verwijd’ring kwam en toch wij wilden ’t niet.

Dan sprak hij van zijn Liefde en, vertrouwd heeft hij mij ’t eens beleefde plan ontvouwd; dan werd hij stil en lachte wat verlegen

en zei: „Goddank zijn wij nog niet getrouwd”.

Wiss’lend klonk haat en zachtheid in zijn stem. Door hoeveel blijde jaren kend’ ik hem? Ik wist: een wereld had hij kunnen winnen,

maar wat vermocht hij tegen deze rem?

En dan: ~Als ik maar wist door hoeveel dagen ik nog dit onrecht aan mijn jeugd moet dragen”

Vroeg hij om antwoord? Ach, hij wist te goed, dat duizend, duizend zich hetzelfde vragen.

Heb ik wel iets aan zijn leed afgedaan? Is hij ook maar met eenen troost gegaan?

Ik zei alleen: ~Wie werkt heeft te bedenken, dat hij elk uur, elk uur naast jou moet staan”.

5 October 1933.

JAC. VAN HATTUM.

De Vrijheidsbeweging in India

Een rustpooze. Opbouwend werk.

In September j.l. heeft in Genève wederom een konferentie plaats gevonden van in Engeland, Frankrijk, België, Bulgarije en Zwitserland werkende vrienden der Britsch-Indische beweging. Zoowel door het Indisch-Nationaal-Kongres als door Gandhi was aan Bhulabhai Desai opgedragen de konferentie in te lichten.

Tusschen de vele onjuiste en elkaar tegensprekende berichten in de pers treft men den laatsten tijd ook de bewering aan dat de kongres-partij vernietigd is en dat Gandhi zijn invloed op het volk in belahgrijke mate zou hebben verloren. De waarheid is, dat in Juli j.l. alle kongres-

leiders, voorzoover zij uit de gevangenis waren ontslagen in Poona bijeenkwamen en besloten de burgerlijke ongehoorzaamheid niet meer als een massabeweging voort te zetten. Dit mag echter niet worden beschouwd als een erkenning, dat de bevrij dingsstrij d niet zou kunnen zegevieren met het wapen der geestelijke weerbaarheid. Het besluit is alleen te verklaren uit het feit, dat de massa van het Indische volk, na een jaar van dapperen strijd noodzakelijk een rustpooze noodig heeft, om, gesterkt, weer een nieuwe periode van strijd voor te bereiden, die heviger en belangrijker zal zijn dan de vorige. De burgerlijke ongehoorzaamheid zal dus slechts voortgezet worden door de vrijwilligers die tot de grootste offers bereid zijn. Van de

massa van het volk kan dit niet onbeperkt en zonder onderbreking verlangd worden. Dit was althans de opvatting van Gandhi, welke door het Kongres werd overgenomen. Deze enkele, afzonderlijke vrijwilligers zullen de Britsche regeering toonen, dat men met de methoden van geweldloozen strijd niet heeft gebroken. De overige leden en vrienden van het Kongres hebben zich thans geheel aan opbouwend werk te wijden, waarvan Gandhi de piannen heeft ontworpen:

Afschaffing der onaanraakbaarheid;

eenheid tusschen Hindoes en Mohammedanen;

uitbreiding van eigen handwerk en industrie, in het bijzonder van het weven;

verbetering der methoden van landbouw en veeteelt!

oprichten van vakbonden.

Deze en dergelijke bezigheden zijn onder de uitzonderingswetten niet verboden Gandhi verwerpt het sinds langen tijd om heimelijk en in het verborgene te wroeten en te strijden. Daarom moest hij wel, om het strijdende volk een rustpooze te geven, voorstellen: verricht nu een tijdlang uitsluitend opbouwend werk, waarbij ge de letter van de wet niet schendt.

Gelijk iedere werkelijke volksbeweging zoo lezen wij in de „Gandhi-Briefe” van 9 October, waaraan wij al deze gegevens ontleenen heeft ook de Kongrespartij haar oppositie. Deze minderheid wordt geleid door Subhas C. Bose, den vroegeren burgemeester van Kalkutta. Zij verwijt Gandhi dat hij tot compromissen bereid is en dat zijn taktiek tot nu toe weinig resultaat opleverde. De minderheid stelt zich echter niet tegenover de besluiten en de handelingen der meerderheid, maar zou alleen tot grootere activiteit willen aanvuren. Ook erkent Bose de geweldloosheid als de eenige strijdmethode, die het Kongres mag toepassen. Intusschen is Pandit Jawahailal Nehru die voor zijn gevangenschap groote invloed had onder de jongeren, nu ook vrijgelaten en heeft deze zich weer geheei aan de zijde van Gandhi gesteld. Wellicht zal een groot deel van de Indische jongeren hem volgen. Doch ook al loopen de opvattingen over verschiilende ondergeschikte kwesties uiteen, meerderheid en minderheid zijn ’t eens over de geweldlooze strijdmethoden (geestelijke weerbaarheid) en een in hun onwrikbaar vertrouwen in de uiteindelijke overwinning der vrijheidsbeweging.

Inmiddels beschuldigde Gandhi de regeering, in een 26 Juli verzonden brief, dat zij in verschillende deelen van Indië de gevangenen door de politie laat martelen om ze angst aan te jagen; dat vrouwen gehoond en beleedigd worden en dat het de leden van de kongrespartij bijna onmogelijk is zich nog vrij te bewegen. In vele deelen van Indië is hun zelfs alle arbeid voor het dorp verboden. Onverantwoordelijk-zware straffen zijn uitgedeeld en bij de voltrekking daarvan zijn ernstige overtredingen begaan. Boeren die hun pacht niet betaalden werden veel te zwaar gestraft, klaarblijkelijk om hun buren schrik aan te jagen en tot onderworpenheid te brengen. De pers is gekneveld. Gandhi voegt hier bitter aan toe, dat de regeering deze beschuldigingen wel zal ontkennen, of zal weg-verklaren. ENGEI,S.

Houdt uw opgaven van nieuweabonné’s niet vast, doch zendt ze nog heden aan de administratie:

HEKELVELD 15, AMSTERDAM