Aanbidding der Herders

Drie figuren ook drie innerlike houdingen tegenover het wonder der Christusgeboorte.

De eerste, de oudste knielt in bewogen aanbidding; hoe lang heeft zijn hart niet gewacht op de redding, die zeker eenmaal komen zou? Zijn gerimpeld gelaat spreekt van veel strijd en leed die de jaren hem brachten..., maar nu is het grote eindelik gekomen, nu is de belofte eindelik vervuld; de glans ligt over zijn gelaat, de handen zijn gevouwen in ontroerde eerbied; al omvatten oog en ziel misschien niet de volheid van het wonder, hij is volkomen, gelukkig in het weten, dat de jonggeborene het Heil brengt de mens, die geheel open is.

De tweede, de man met de donkere haren, heeft daarvan ook wel iets gevoeld, maar twijfelt n0g.... het is alles nog zo vreemd. Wel strekt hij de handen tot aanbidding, maar verder dan tot het eerste strekken komt hij ook niet. Het is of hij niet in zich kan opnemen, of hij zich innerlik niet durft overgeven de mens met de reserves.

De derde, de achterste, is aan de aanbidding nog lang niet toe: laat ons eerst eens zien wat er nu waar is van alle sprookjes en verhaaltjes, van alle dromen en profetieën. Jawel, er zou best wat van waar kunnen zijn maar voorlopig houdt hij zijn kluitschop en hoed nog stevig vast; je

(bij de plaat van Hugo van der Coes, 15e eeuw) I)

moet je niet al te gauw laten nemen. En toch grijpt hem de verwondering, en in de spanning van zijn gelaat leeft iets van een gedachte: het zou ook mij kunnen raken de mens van de gespannen nieuwsgierigheid.

De eerste leeft met zijn ziel in de eeuwigheid; de tweede is door de eeuwigheid gegrepen, maar aarzelt; de derde houdt het tijdelike vast: dat heb je tenminste. Christus is gekomen voor hen allen; is voor hen allen het Godswonder, het Heil.

Deze herders, deze innerlike houdingen zijn van alle tijden. Hoe staan wij?

) Cliché uit Just Havelaar. ~Het portret door de eeuwen.” Uitg. Van Loghum Slaterus, Arnhem.

DE ZIN VAN KERSTMIS

In „De Sociaal-Democraat” is de heer Quarles van Ufford eens opgekomen tegen het gebruik van christelijke symbolen in den socialistischen strijd. Hij meende dat men dit slechts kon doen, wanneer men hun eigenlijke beteekenis door een geheel andere verving, door hun derhalve geweld aan te doen. Dat hij geheel ongelijk had, zou ik niet graag willen beweren. Dat het euvel onder religieuse socialisten niet voorkomt, evenmin. Het kan daarom zijn nut hebben, eens te vragen, wat nu eigenlijk de zin van Kerstmis is.

Kerstmis zooals wij dat kennen, stamt uit de christelijke gedachtenwereld. Het herinnert aan de geboorte van Jezus, maar deze geboorte beteekent een zeer bizonder feit. Zij is het keerpunt van een grootsch drama, dat de geheele wereldgeschiedenis omvat. Eens, voor enkele duizenden jaren, heeft God door een wilsdaad de wereld

geschapen en daarin de eerste menschen. Deze waren goed en volmaakt, maar zijn tot zonde vervallen, welke zonde zich op hun nakomelingen heeft overgeërf. Daarmee deelen deze nakomelingen ook in de straf, uitgesloten te zijn van de hemelsche zaligheid. In de volheid des tijds evenwel heeft God uit louter genade zijn eigen Zoon gezonden, die door zijn lijden en sterven voor de zonden der menschen. betaald, hun schuld op zich genomen, hen met God verzoend heeft. Na zijn werk hier volbracht te hebben is Jezus naar den hemel teruggekeerd, maar eens zal hij terug keeren en dan zal het koninkrijk Gods op aarde komen, weer als een daad Gods, en de wereldgeschiedenis ten einde zijn. In Jezus Christus is God mensch geworden, opdat de mensch bevrijd van zonde en schuld de hemelsche zaligheid deelachtig kan worden.

Aan verreweg de meesten onzer zal deze gedachtengang vreemd zijn. Het zou echter kunnen zijn, dat dit meer lag aan de voorstellingen, waarin de gedachten gekleed zijn dan aan hun inhoud. Als bij alle gedachten moet men ook hier onderscheiden tusschen den tijdelijken vorm en den boventij delij ken inhoud. Aan het socialisme b.v. is niet wezenlijk de vorm, waarin het zich de maatschappij der toekomst droomt, maar wel het verlangen naar en de zekerheid van een rechtvaardiger samenleving, die eens komen zal.

Vragen wij naar de motieven die tot de

vorming van een dergelijk drama hebben geleid, dan stoeten wij niet op gedachten aangaande de natuur. Wie Kerstmis viert als een natuurfeest, viert geen Kerstmis. Wel zal, als het drama zijn ontknooping vindt, ook de natuur veranderd worden (men denke aan een verhaal als „de Kerstroos” van Selma Lagerlöf), maar dat is een bijkomstig iets. Primair gaat het om geestelijke veranderingen. Evenmin stoo-