SOEKARNO

De beteekenis van zijn bekeering Personen kunnen voor een volk van groote beteekenis zijn. Voor Indonesië is de jonge ingenieur Soekarno reeds zeven jaren zoo’n persoonlijkheid. De enkele keeren, dat ik hem sprak en een vergadering van Indonesiërs toespreken hoorde, herinnerde hij mij, meer dan eens, door heel zijn voorkomen, zijn kloek woord, zijn kennen en kunnen, aan een ander ingenieur, partijleider Albarda.

Soekarno, die zijn diploma aan de technische hoogeschool te Bandoeng behaalde is, in tegenstelling tot vele gestudeerde voormannen der Indonesische volksbeweging, nooit in Europa geweest. Eveneens in tegenstelling tot velen hunner komt hij niet uit adellijke kringen. Beter dan een hunner is hij thuis in de belangrijkste socialistische literatuur. Afkomst, studierichting en socialistische scholing, maar bovenal zijn aanleg, maakten Soekarno tot een zeer geliefd volksleider. Eenige malen hoorde ik „bapa Indonesië!” (vader des vaderlands) spontaan uit de vergadering, die hij toesprak, opklinken.

Hoewel hij dus Europa niet bezocht, werd zijn politiek inzicht mede door Europeesche stroomingen gevormd. Socialistische gedachten en communistische krachten kregen macht over hem, de laatste via de vereeniging P.I. (Perhimpoenan Indonesia) van in Holland studeerende Indonesiërs. Deze, intertijd door Mohammad Hatta in Holland geleide vereeniging, waarin het tegenwoordig communistische 2de Kamerlid Roestam Effendi ook een rol speelde, schreef b.v. in haar beginselverklaring van 1925: „Het domineerend en essentieel element in elk koloniaal staatkundig probleem is de belangentegenstelling tusschen overheerscher en overheerschte. De tendenz van de politiek van de overheerscher naar verdoezeling van dit element moet van de zijde van den overheerschte worden beantwoord met verscherping en accentueering van alle tegenstellingen”.

Dit verscherpen van alle, let wel alle tegenstellingen, was uitvloeisel van die verkeerde communistische invloed. De P.I. in Holland liet zich dan ook, dat bleek b.v. in 1927 op het Internationaal Congres in Brussel van de Liga tegen koloniale onder-

drukking meesleepen door planeten, die om Moskou draaiden. De nationalistisch voelende P.1.-leden dachten tijdelijk het hun op korten termijn veel belovend communisme te benutten, maar zij wandelden niet ongestraft in het Moskousche maanlicht: velen werden er door op duistere paden gebracht, met het noodlottige gevolg, dat de groei van het Indonesische volk vertraagd werd, o.a. door de communistische leus, later door de O.S.P. overgenomen: „Indonesië los van Holland nü” en door de houding van principieele noncoöperation tegenover den overheerscher, welke weigering tot samenwerking zich voornamelijk uitte in het niet willen bezetten van zetels in Volksraad, provincialeen regentschapsraden.

Soekarno, beïnvloed door die P.1.-ideeën stichtte in Bandoeng een studieclub van principieele noncoöperators en werd kort daarop, in 1927 voorzitter van een eveneens door hem opgerichte volkspartij, de P.N.1., die Indonesia los van Nederland moest maken, langs den weg van noncoöperatie. Als „allereerste middel de geheele structuur der Indonesische samenleving te herstellen”, werd het bereiken van de politieke onafhankelijkheid genoemd. Men rekende, zoo heette het, door eigen kracht tot een eigen nationale administratie te kunnen komen. De P.N.I. groeide snel. Op vergaderingen, soms door 2000 personen bezocht, zette Soekarno zijn ideeën uiteen, betoogende, dat hij de Hollanders niet haatte, maar wel hun koloniale overheersching.

Die groei hield inderdaad gevaar in voor de koloniale regeering. In hoever die groei aan zwakheid en behoudzucht der regeering te wijten was, laten wij thans in het midden. Maatregelen moeten tegen een beweging, gevaarlijk voor de rust en orde genomen worden. Het ging er nu om, het gevaar voor rustverstoring bijtijds te onderkennen en op doelmatige wijze te keeren.

Eind December 1929 werden zeer onverwachts in heel Indonesië tegelijkertijd bij de P.N.1.-leden, en bij tal van andere nationalisten, huiszoekingen gehouden. De procureur-generaal, een jurist, tevens de hoogste politie-autoriteit, verklaarde als oorzaak van dit ongewoon ingrijpen, dat hij uit meer dan 40 betrouwbare bronnen berichten over een door de P.N.I. tegen Oud-jaar voorbereide volksopstand gekregen had. Wapens werden echter niet ge-

vonden, ook uit de karrevrachten in beslag genomen paperassen bleek, dat een opstand niet was voorbereid. Toch werden hier leiders gestraft aan de hand van een zeer rekbaar strafwetboekartikel. Soekarno werd tot 4 jaren gevangenisstraf veroordeeld. De handdruk, die de regeeringsgemachtigde voor algemeene zaken, Mr. Ir. Kiewit de Jonge, als getuige in het proces gehoord, ter terechtzitting aan Soekarno gaf, getuigde, evenals zijn woorden, van groote eerbied voor het karakter van dezen beklaagde. Het veroordeelend vonnis lokte heel wat critiek uit, o.a. van den orthodoxchristelijken professor Mr. J. Schepper, hoogleeraar in het strafrecht aan de rechtshoogeschool, van wiens hand er een brochure over verscheen. Ook politiek werd de G. G. de Graeff in de Volksraad aangevallen over de weinig zelfstandige wijze, waarop hij zich, vooral door politie-autoriteiten had laten leiden tot die politiek allesbehalve onschuldige huiszoekingen, zonder advies in te winnen van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, den adviseur voor Inlandsche Zaken en de Raad van Indië. De G.G. voelde blijkbaar hoe onbillijk Soekarno behandeld was en bracht in September 1931 de straf van 4 jaren tot de helft terug.

Het zenuwgestel van de gevoelige man, die Soekarno is, werd door de tweejarige eenzame gevangenisdruk natuurlijk aangetast. Religieuser en nerveuser dan hij kwam verliet hij het gebouw, dat dient om misdadigers op te sluiten.

Vrienden hebben hem aangeraden door een reis naar Europa zich weer aan de wereld te wennen, maar Soekarno verkoos te midden van het Indonesische land verder te werken in het belang van zijn volk. Hij werd voorzitter van een nieuw opgerichte vereeniging de P.I. (Partai Indonesia) die grootendeels op hetzelfde standpunt Stond de P.N.I.

Nu is kort geleden Soekarno opnieuw in hechtenis genomen en op vraagpunten gehoord in verband met plannen der Indische regeering om hem te interneeren. De kranten brachten voorts het belangrijke bericht, dat Soekarno daarop aan de P.I. geschreven heeft, dat hij als voorzitter en lid bedankte, omdat hij zich met haar beginselen niet meer kon vereenigen. Wij komen op deze „bekeering” en wat er het gevolg van zijn kan, de volgende week terug. W. MIDDENDORP.

niet ligt aan de sociaaldemocratie. Ze ligt in de overproductie met als eerste gevolg daling der prijzen beneden productiekosten, en als tweede gevolg in schier alle landen regeeringsmaatregelen, die de prijzen in eigen land moeten beschermen, doch die der wereldmarkt nog verder afbreken, Dat ons land zoo zwaar door de landbouwcrisis getroffen wordt, komt, doordat ons land zooveel voor de wereldmarkt leverde, wat nu, juist mede door invloed der buitenlandsche boerenbonden (niet die der buitenlandsche sociaal-democratie) voor loonende prijs onmogelijk is. Als de heer Smid schryft dat ieder voor zich zelf door arbeid spaarzaamheid en verstandige aroeia spaarzaa e levenshouding tot bezit en tot welvaart moet trachten te komen, dan IS deze ontbreidelde die geleid heeft tot overproductie, prijscatastrofe en crisis, die op hun beurt bezit en welvaart weer vernietigen en de arbeid, de eenige levensmogelijkheid der arbeidende klasse, wegnemen.

Een andere vraag is echter, hoe een landbouw-crisispolitiek zich moet richten, Het gaat nu niet om wegneming der eerste oorzaken, maar om bestrijding der gevol-

gen. Dat de gevolgen voor het platteland ernstig zijn, zal niemand durven ontkennen. De staatscommissie-Ebels heeft becijferd, dat de opbrengst der landbouwproductie van 1100,9 millioen gulden in 1928—29 gedaald is tot 621,5 millioen gulden in 1931—32. Trekt men van deze totaalopbrengst de toegevoegde grondstoffen en de andere onkosten af, dan houdt men als „agrarisch inkomen” in 1928—29 591,4 millioen gulden, in 1931—32 285,9 milhoen gulden, dus meer dan de helft minder. Deze vermindering veroorzaakt de noodtoestand van het platteland.

De strijd in de landbouw-crisispolitiek gaat nu om drie punten: vprripplinff van dit aerarisch in-1 . de verdeelmg van dit agrarisch m dé verhooging van het agrarisch in-2 . de verhoogmg van het agrarisch komen,

3°. het zich aanpassen der maatschappij bij dit lagere agrarisch inkomen. De landarbeidersbonden, de bond van landpachters en hypotheekboeren, en ook de vereeniging Het Grondbezit zijn allereerst geïnteresseerd bij de verdeeling. In hun strijd speelt zich een stuk klassenstrijd af. Vooral nu er minder „te verdeelen”

valt, wordt die strijd vinniger en het is niet te verwonderen, dat de bezitters moeten hebben van het socialisme, a arbeidsloon ook bij het maatschappelijke faillissement preferent wil verklaren, Natuurlijk hebben arbeiders en pachters ook belang bij verhoogmg van het agrarisch inkomen, maar hun organisaties als zoodanig voeren in de eerste plaats strijd over de verdeelmg van dit inkomen,

De boerenbonden daarentegen wille deze verdeelmg van de regeering maatregelen, om tot ve raken, vooral langs de weg der autarkie, Hun bijzonder karakter verkrijgen zij door loonafbraak in de industrie, handel en overheidsbedrijven. Door dit . J' socialistische gesteldheid.

... In een volgend artikel zullen we de drie voornaamste, zoo pas punten der landbouwpolitiek nader bespreken en de verhouding van boerenbonden en sociaaldemocratie daartegenover m het lichtstellen. K. TERPSIRA.