Het Plan van den Arbeid II

H't zwaartepunt van de actie moet worden verlegd, moet gericht zijn op structuurhervormingen in plaats van op verdeelingshervormingen. Socialisatie nu en onmiddellijk moet de allesoverheerschende eisch worden, waarvoor de moderne arbeidersbeweging in den strijd gaat. En wanneer hij met klem deze taktiekwijziging bepleit, ziet De Man er ook niet tegenop de gebreken van de socialistische beweging bloot te leggen.

Hij doet dat, naar zijn eigen woorden, niet in den vorm van „kritiek of verwijt”, maar hij durft toch de werkelijkheid onder de oogen zien. Ook die toon is betrekkelijk nieuw in West-Europa, waar het de socialistische beweging aan zelfkritiek en den leiders menigmaal aan moed heeft ontbroken tekortkomingen en gebreken ronduit te erkennen en naar middelen tot verbetering te zoeken. Naast allerlei andere kwaliteiten, die Lenin hebben gestempeld tot een groot leider van zijn volk, behoorde zeker ook de moed, die hij getoond heeft om zijn partij en zijn partijgenooten harde waarheden te zeggen en gemaakte fouten onverbloemd in het openbaar te erkennen. Wie Lenin in al zijn gestrengheid, voortkomende uit een hartstochtelijke liefde voor zijn ideaal, wil leeren kennen, leze de redevoering welke hij in het voorjaar van 1922 op het Elfde Kongres van de Communistische Partij in Rusland heeft gehouden*), waarin hij zich o.a. over de communistische pers als volgt uitliet:

„Veel wordt er bij ons geschreven, omdat het nu eenmaal gewoonte is in den communistischen staat zóó te schrijven en het verboden is anders te schrijven. Van meer nut, dan deze communistische leugens (waarvan ik er uit hoofde van mijn ambt zooveel moet lezen, dat ik er vaak tot stervens toe misselijk van word) van veel meer nut is ons de ruwe klassewaarheid, die onze klasse vijanden uitspreken.”

Hoort hoe hij oordeelt over de „regeerende kringen” in de communistische partij, die het „nog aan alle cultuur ontbreekt!” Maar bij al zijn gestrengheid overheerscht de liefde voor zijn ideaal en voor de partij en zijn hartstochtelijke uitvallen bedoelen slechts de partij genooten tot grootere krachtsinspanning aan te sporen.

De Man is niet scherp, niet heftig en nog veel minder: kwetsend. Maar hij durft

*) Zie Maximilian Harden „Köpfe” 4e Band „Leniji”.

met groote vrijmoedigheid op gebreken wijzen en schept daardoor een zuivere sfeer. Wie zal zeggen hoe veel schade aan de socialistische beweging is toegebracht door een vaak onbegrijpelijke zelfingenomenheid die zich o.a. uitte in een even onredelijke halstarrigheid om fouten te erkennen.

Om op de toelichting van De Man terug te keeren! Hij herinnert er aan, dat socialisatie op het program heeft gestaan van talrijke socialistische partijen. Maar hij constateert tegelijkertijd, dat zij ongelukkigerwijs tot heden gebleven is „in het deel van ons program, dat wij nooit hebben pogen te verwezenlijken.” Mede daardoor lijdt „onze beweging meer en meer onder een gebrek aan overeenstemming tusschen wat zij op het gebied van de practische verwezenlijking doet, en wat zij verklaart na te streven op het gebied van de theoretische verwezenlijking”. Er ontstaat inderdaad een hoe langer hoe grootere kloof tusschen theorie en praktijk.

Wij stellen ons daardoor „bloot aan het gevaar van een verval, gelijkend op dat van al de maatschappelijke of godsdienstige bewegingen, die begonnen zijn met een wereld te willen omvormen, om zich daarna aan die wereld aan te passen en met haar te vervallen of onder te gaan.”

Dat gevaar voor verval en aanpassing bij de kapitalistische geestesgesteldheid is niet denkbeeldig. Met scherpe voorbeelden wordt dit geïllustreerd. Zooals de Christenen het Koninkrijk der Hemelen al verder uit de werkelijkheid hebben gebannen en de eertijds vooruitstrevende burgerij haar leuze voor „Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap” nog slechts als een „formule voor Zondagfeestelijkheden” gebruikt, zoo is het in de socialistische beweging gewoonte geworden over socialisatie slechts te spreken „als ornamenteel slot van een redevoering” of haar als paradepaard te plaatsen aan het einde van een dagorde. En hij meent, dat het geboden is nu ons theoretisch program van socialisatie in ons practisch program van onmiddellijke verwezenlijking te doen overgaan.

Lukt ons dat niet dan voorziet De Man achteruitgang, gevolgd door verval en verval gevolgd door ineenstorting. Dat is niet scherp en niet heftig. Maar nochtans wordt hier met groote ernst en duidelijkheid gewezen op een tekort in de socialistische beweging, die haar ondergang tengevolge kan hebben.

Is dan de socialisatie als practische eisch op te nemen in ons program voor onmiddellijke verwezenlijking? „Ja”, antwoordt De Man. „Dat is mogelijk.” Over het hoe en waarom, in een volgend artikel.

J. VAN DE KIEFT.

welke godslasteraars dekken met den naam van Vaderland?

Het Vaderland, dat zijt gij, vaders. Het vaderland, dat is mijn zoon; dat zijn al onze zonen. Hen willen wij redden!

Hij klaagt in zijn wanhoop Christus aan, die met zijn kruis den menschen predikt, dat de dood geen verschrikking heeft, maar ziet het al gauw zuiverder en zegt, dat als men de naam van Christus misbruikt om te vechten dit de schuld is van de menschen, die hem niet begrijpen.

Het ware Vaderland is dat, waar de menschen zich broeders gevoelen, kinderen van één Vader.

Nu zijn niet de Bayards en de Jeanne d’Arc’s onze helden, maar allen, die zich willen offeren om Europa te bevrijden van zijn grenzen, allen, die zich willen offeren voor de ware broederschap.

Drs. P. Dijkema. Kijkjes in het zieleleven der rijpere jeugd. Drs. P. Dijkema. Kijkjes in de kinderziel. Beide werkjes uitgegeven door J. Ploegsma te Zeist. Elk gecartonneerd ƒ 0.90.

Beide bundeltjes bevatten radio-lezingen van dezen jongen paedagoog, die er in geslaagd is op heldere en populaire wijze eenige der meest belangrijke paedagogische kwesties voor het publiek samenvattend te behandelen. Het spreekt vanzelf, dat de schr. de onderwerpen niet van alle zijden kon belichten. Een enkele maal stuit men op tekortkomingen. Dat schr. bijv. in het hoofdstuk over de waarde van het kinderspel bij de bewegingsspelen verzuimde den grooten voorganger Fröbel te noemen, den eerste, die de didactische waarde van het kinderspel inzag en op geniale wijze, geleid door intuïtie, liefdevol waarnemen en wetenschappelijke inzichten zijn bewegingsspelen

in het middelpunt zette van de kleinkinderopvoeding, acht ik een tekortkoming, te meer, omdat hij wel Montessori en Decroly noemt.

Dat de heer Dijkema te Genève studeerde, is vermeld op den omslag en onderstreept door zijn bronvermelding in laatstgenoemd boek, waar hij slechts aanhalingen doet van Piaget, Bovet, Claparède en Derrière. Het grootste deel van het eerste werkje is een weergave van wat Prof. Spranger en Dr. Charlotte Bühler in hun boeken, handelend over de rijpere jeugd, uiteenzetten.

Beide boekjes zijn voor hen, die niet tot de bronnen kunnen gaan, uitstekende wegwijzers, ze glinsteren van goede opvoedkundige gedachten.

J. T.

Vereenigings- IIII1IIIIIIIIIIIIIIII Ipwpn IIIIIIIIIIIIIIIIUIll

Rel. Soc. Bijeenkomsten op Zondag 21 Jan. K.V.S. en A.G. Haarlem, ’s Morgens halfelf in de Protestantenbond, Vestestraat. Spreekster: mevr. B. Bulsing—Van Besouw. Onderwerp: Katholicisme en socialisme in de praktijk.

A. G. Groep Rotterdam Ook Rotterdam heeft z’n makkerhulp. Giro 195083, A. Krul. Bentveldnieuws

Eerste Bulletin Bouw Lezingzaal, 17 Jan. Maandag 15 Jan. is het A.G.-huis betrokken door de werkploeg. Dinsdag gingen de spaden in de grond. De storm gierde, de regen sloeg. Maar de geest aan boord is best. Wij zullen de talrijke Bentveldvrienden in het land wekeliks op de hoogte houden.

Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers

Het bestuur der Arb. Gem. vergaderde in Dec. 1933 twee keer. en wel op den 15en en den 30en. Onder meer werden beslissingen genomen in verband met ’t zomerwerk 1934 te Barchem. Er zullen drie cursussen worden voorbereid en twee leergangen.

Cursus 21—24 Juli. Leider H. A. Brinkhorst. Cursus 4—7 Aug. Leider W. Middendorp. Cursus 30 Aug.—3 Sept. Leidster: Willy Harttorff. Leergang 25 Juli—2 Aug. Leider J. van de Kieft. Leergang 18—28 Aug. Leider nog onbekend. De jaarvergadering werd gesteld op Pinkster ’34 te Bentveld. Voor de Kerstbijeenkomst 1933 meldden zich zoovelen aan, dat besloten werd tot een tweede bijeenkomst, die inmiddels gesteld werd op B—l28—12 Jan. ’34.

Het groepswerk loopt bevredigend. Niet alle groepen zijn even ver gevorderd, maar de organisatievorm blijkt goed te zijn en de groepstaak voldoet. Het Bentveld-programma tot Paschen 34 werd vastgesteld. Het vermeldt zes week-eind cursussen. 20—21 Jan. Leiding W. Middendorp. 3—4 Febr. Leiding J. v. d. Kieft. 17—18 Febr. Leiding M. J. A. Moltzer. 3—4 Maart. Leiding H. A. Brinkhorst. 17—18 Maart. Leiding Willy Harttorff. 24—25 Maart. Leiding W. Banning.

De plannen voor de bouw van een lezingzaal zijn in orde, de finantiën hiervoor verzekerd. Binnen zeer kort, op 15 Jan. ’34 kan met de bouw begonnen worden. Wat het schriftelijk werk betreft, de reeks Rel. Soc. Vragen loopt uitstekend. Verder verschenen twee nieuwe brochures: „Gezag en Vrijheid”, door dr. G. Horrëus de Haas en „De crisis der democratie”, door D. J. Wansink. Beiden 10 ct. per ex., 12 ct. franco per post. Een artikel uit „Tijd en Taak”, „Politiek en Geloof”, door W. Banning, werd herdrukt en tegen 2 ct. ter beschikking gesteld. Bestellingen richte men aan de secr. der Arb. Gem., Dora de Jong, N. Amstellaan 4 huis, Amsterdam-Z.

Werkloozeniniernaat 8-12 Jan.

Welke gevoelens en gedachten men in zoo’n week heeft is moeilijk in woorden te beschrijven. Voor velen onzer zal ook deze week weer een lichtpunt geweest zijn in de donkere dagen, die wij, werkloozen, slachtoffers van de kapitalistische maatschappij, mee moeten maken. Jammer, dat slechts enkelen van deze internaten kunnen profiteeren, want vele male.n kwam het bij ons op, wanneer we weer een fijne inleiding hadden, waarbij ons de toestand van de samenleving duidelijker werd: „konden hier alle menschen aan deelnemen, dan zouden vele verschillen tusschen hen wegvallen.”

De inleidingen, die gegeven werden, waren stuk