ZATERDAG 21 APRIL 1934 – No. 29 32ste JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

Aan God behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24; 1

Tijd EN Taak

RELIGIEUS-SOCIALISTISCH WEEKBLAD

ONDER REDACTIE VAN DR. W. BANNING ADRES DER REDACTIE: BENTVELDSWEG 5 – BENTVELD

VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR ■ 32STE JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD

ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR F 3.40, PER HALFJAAR F 1.75, PER KWARTAAL F 0.90 PLUS 15 CIS INCASSO – LOSSE NUMMERS 8 CTS POSTGIRO 21876 – GEMEENTE GIRO V 4500 – ADMINISTRATIE GEBOUW N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM

STERKTE

M en kent de roep om de sterke man, het sterke gezag, de sterke regering, een sterke nationale eenheid epz. Men kent ook de eigenaardige suggestie, die vooral in een tijd van wankeling en ondergang van dergelijke leuzen uitgaat. Wat minder opvalt, en misschien toch bedenkeliker teken van geestelike ontaarding kan heten, is dat zelfs zij die zich gaarne geestelike leiders noemen, niet eens meer de vraag naar de kwaliteit, wil men: naar de orde dezer sterkte stellen. Terwijl dit toch de éerste vraag zou moeten zijn. Precies zoals dit behoort bij de roep om de „orde”. Niet alle orde staat kwalitatief even hoog. Er is een orde van de gevangenis, een orde ook op een kerkhof; een orde in een grootbedrijf en op een zomerbuitenfeest. Er is een orde van slavernij het fascisme en een orde van vrijheid. De vraag naar de kwaliteit is niet onbelangrijk, maar wezenlik. Pascal heeft in een beroemd geworden fragment drieërlei orde onderscheiden: die van de dode massa: een bergklomp; die van het verstand; die van de liefde. Men heeft daarmee tevens verschillende vormen, sferen van kracht: een steerimassa, en ook een losgebroken grote mensenhoop kunnen een geweldige kracht ontwikkelen; principiëel anders, zowel ten goede als ten kwade, is de kracht van het verstand; en nog weer in een principiëel andere sfeer zijn geworteld de zachte krachten, die het eenmaal zullen winnen.

Stellen wij dus een onderzoek in naar de kwaliteit van wat zich tegenwoordig als het puikje van sterkte aanbiedt: het fascisme. Daarbij vraag ik ditmaal niet naar bereikte resultaten of politieke methoden, maar wens ik de geestelike kant aan een paar kenmerkende uitlatingen duidelik te maken. Men kan deze uitingen vinden in de

levensbeschrijving van Sarfatti over Mussolini, een boek, dat de Duce zelf als goed heeft aangeprezen. Het laatste hoofdstuk handelt over de eenzaamheid in het leven van den fascistiesen dictator; daarin wordt verteld, dat hij feitelik geen enkele vriend in het leven bezit of ooit bezeten heeft. „Wanneer de hemelse Vader tot mij zou zeggen: Ik ben uw vriend dan zou ik Hem onmiddellik met de vuisten telijf gaan!” heeft Mussolini in een ogenblik van toorn uitgeroepen. En een ander maal, sprekende over de vraag of men enig mens kan en mag vertrouwen, zeide de sterke man: „Wanneer mijn gestorven vader op deze wereld terugkwam, dan zou ik zelfs hem niet eens vertrouwen.” Sarfatti zegt, dat de politieke opvattingen van Mussolini wortelen in een geduldige onverschilligheid en een onuitputtelike verachting: hij heeft de mensen gewogen en ze te licht bevonden.

Deze paar uitingen spreken boekdelen. Sarfatti, die er alles op zet om Mussolini als een geweldige voor te stellen, ziet in deze trekken het tragies noodlot van het genie maar het is duidelik voor een nietverblinde, dat hij zich vergist. Juist is, dat geestesgrootheid eenzaamheid insluit; maar niet juist is, dat alle eenzaamheid uit grootheid van ziel en geest voortkomt. Men zal moeilik aan Goethe en Beethoven genialiteit kunnen ontzeggen en stellig hebben zij hun adeldom moeten betalen met hartebloed; maar Goethe heeft dieper dan anderen steeds de verbondenheid van allen met allen in het goddelik Al vertrouwd; en Beethovens heroïese jubelzang op de broederschap der mensen behoort aan de Eeuwigheid. Er is eenzaamheid uit vertrouwen die niets gemeen heeft met eenzaamheid uit angst. Er is eenzaamheid uit gees-

teskracht, die de tegenpool is van de helle eenzaamheid uit zwakheid.

Mussolini heeft niet slechts het leven voor zijn tegenstanders tot een hel gemaakt, maar moet ook zelf, naar de ziel gesproken, in een hel leven. Niemand te kunnen vertrouwen, niemand zijn vriend te durven noemen, tussen zich en de medemensep de muur van onverschilligheid en onuitputtelike verachting te moeten en te willen optrekken, dat is de hel. Nu kan zo iemand stellig een grote aktiviteit, voortvarendheid, zelfs „kracht” ontwikkelen, die imponeert; het blijft de kracht van een geestelike armoede.

Duidelik is aan deze uitingen, dat fascisme en socialisme in hun mensbeschouwing onverzoenlike tegenstellingen zijn. Socialisme van de twintigste eeuw zal zeker niet aankomen met een verwachting van een volkomen heilstaat waarin volkomen mensen leven. Maar het gelooft in de mogelikheid van een verbondenheid in vertrouwen, het is en blijft de maatschappelike vorm van die eeuwigheidsgedachten, die wij noemen met de grote woorden: gerechtigheid en broederschap.

Duidelik is ook, dat fascisme met de boodschap van het Evangelie niet te verenigen valt. Het Evangelie weegt op zijn wijze ook de mensen, en bevindt ze niet te licht, maar waard, om kinderen Gods te heten zelfs de verlorenen, de misdadigers en de zondaren, hebben in Gods oog waarde. Dat is de onbewijsbare, onredelike, onpraktiese „sterkte” van het geloof waartegenover Mussolini’s gepantserde vuist, door innerlike armoede bestuurd, als zwakheid openbaar wordt.

Arme wereld, die mensenverachting en dressuur met de rijzweep aanziet voor kracht! W. B.