Mensentypen

Ouderwets, zegt U, dat men het geld wéegt, en dat de waarde van het bezit afhangt van het doorslaan van de naald naar de ene of de andere kant? Inderdaad zal het niet meer voorkomen, dat men naar een bankier gaat met gouden ringen, edelsteenen en munten. Deze „ouderwetse” geldweger heeft ze alle geschift en maakt aan het einde van een drukke dag de rekening op. Zijn vrouw, achteloos bladerend in een boek moet niet de vrouw van een rijk man beschaafd zijn? dus ligt er voor haar een boek met reprodukties van schone kunsten, op de opengeslagen bladzijde zelfs een beeltenis der Heilige Maagd maar haar gespannen aandacht is niet bij de kunst of bij de Heilige Maria, doch bij de gemaakte winst.

Zo was het toch wel meer, zo is het ook nu: dat alle aandacht van verstand en ziel

zich spant op geld en bezit. De ogen van den man zien niets anders dan dit éne, en de vraag naar de ophoping, naar vergroting van macht en goud brandt in zijn gemoed en trilt in de lange magere vingers. Wij doen het anders: wij rekenen met petroleum- en rubber aandelen, met luchtvliegtuigen en oorlogsindustrie. Maar nog verstrakt de begeerte alle menselike aandoening en verdringt de gouddorst alle broederlikheid en liefde (Is het niet inkoud tussen deze man en vrouw?)

QUENTIN MATSYS De geldweger en zijn vrouw

En toch: menselike gelaten als de ome. Hij stellig een sterk profiel; zij met alle mogelikheden van overgave op haar gelaat. Menselikheid ontaardt tot demonie, wanneer de gouddorst van een ziel bezit neemt. En liefde sterft, waar bezit heerst over het hart.

„Duits socialisme''

Het is tegenwoordig niet wel mogelik, zonder dat een gevoel van aanhoudende ergernis en tegelijk grote verveling je bekruipt, een Duitse krant te lezen. Je voelt je totaal machteloos tegenover zoveel gekonsolideerde onzin als je nu, gewoonlik met nog meer hoofdletters en nog dikker woordenpraal dan vroeger, wordt opgedist en tegelijk snap je niet, wie nu eigenlik de fut heeft, ook in Duitsland, dit te schrijven en vooral dit te lezen. Het „verraad der intellektuelen” is wel heel erg, duizendmaal erger nog dan in eigen land, waar ook de nationale waanzin, „de laatste uitvlucht voor een schurk” (Johnson) velen naar ’t hoofd is gestegen.

De bespreking van een artikel over „Duits socialisme”, dat van de hand van Prof. Dr. Huber in een te Bielefeld-Bethel uitkomend „kristelik” dagblad „Aufwarts” (Opwaarts) verscheen, moge een proeve geven tegelijk van de onzin, die nationaalsocialisme heet, het „verraad van de intellektuelen” en de „gelijkschakeling”. Prof. Huber heeft een boek geschreven in de serie „De Duitsche staat van nu”, die onder leiding staat van Prof. Dr. C. Schmitt, niet de eerste de beste dus. Het boek heeft tot titel „De vorm van ’t Duitse socialisme” en

het artikel is er een gedeelte uit. Het begint direkt al mooi: „Het Duitse socialisme is werkelik socialisme, omdat het weer van de eenheid der natie uitgaat en de tegenstelling van bezit en niet-bezit, van ondernemer en arbeider, van stad en platteland in de gemeenschap des volks opheft.” Roerend, nietwaar? Vooral als men bedenkt, dat ieder de eenheid proklameren kan en ieder er theoreties ook van uit kan gaan, maar dat ze er daarom nog niet is, noch de tegenstellingen overwonnen zijn. Het artikel gaat verder: „De eerste grote opgaaf is de belangenwirtschaft, waar ze ook zijn moge, door de volkswirtschaft te vervangen”. Dat klinkt ook mooi. Men zou zo zeggen: daar gaat het kapitalisme! Nu ja, het kapitalisme wordt evenals het marxisme, dat „een kapitalistiese struktuur heeft, omdat ’t internationaal is (!)”, nog altijd elke dag duizendmaal vermoord, maar „het nieuwe Duitse boerenrecht heeft de gedachte van het gemeenschappelik eigendom .... een heerlike, zichtbare vorm geschapen en het is daarvan een mijlpaal op de weg naar ’t Duitse socialisme” zegt de schrijver en daaruit blijkt, dat de heerlikheid van ’t derde rijk nog komt en een zeker voor-kapitalisties stadium der maatschappelike ontwikkeling betekent. Dit wordt trouwens in het artikel telkens weer herhaald. „Tegenover de kapitalistiese en

marxistiese belangenwirtschaft zet ’t Duitse socialisme de gedachte van de gemeenschappelike wirtschaft”. Wat gemeenschappeiike wirtschaft echter precies is? Nu, dat is juist ’t raadseltje, op welks oplossing het Duitse volk mag wachten. Ais men echter „bloed en grond”, „wil en instinct”, „natie”, „Heil Hitler” zegt, is men dicht bij de oplossing of, zoals wij vroeger zeiden, „vet, vet”. De Duitser wordt er echter voorlopig mager door!

Ja, rustig kabbelen de Duitse artikelreeksen verder en de boeken zijn nog even dik ais vroeger. De Messias Hitler zal het nu doen en hij is al verschenen dus even geduld maar, zelfs een Messias kan niet alles ineens! Maar is dit eentonige gezwam wetenschap? Deed men niet beter met Hitler maar alles te laten zeggen of Doering en Goebbels? Zij hebben woorden genoeg tot hun beschikking, sappige, pittige, Duitse woorden. Bij hen is Luther een kwajongen. En Hitler c.s. hebben de wijsheid immers toch in pacht!

Het fraaie is echter, dat dit alles, tegelijk met manifesten van rijksbisschop Müiier in de protestantse „kristelike” bladen verschijnt. Daarin staat nu rustig: „Enkel gezindheid is een leugen Socialisme is niet slechts een houding, maar ook vorming. Gemeenschappelik eigendom en gemeenschappelike wirtschaft zijn de beide grondvormen van het Duitse socialisme” enz. Terwijl er voor een paar jaar stond, dat het op de gezindheid aankwam en dat uiterlike veranderingen in de maatschappeiike inrichting materialisme was en gemeenschappelik eigendom enz. tegen ’t natuurrecht en de kristelike ethiek inging. Men noemt dat zeker een „in eigen gemoed ten volle verzekerd” zijn? En het ja is hier ongetwijfeld ja gebleven en het nee, nee?

Het was waarschijnlik geen toeval, dat het stichtelik hoofdartikel in „Aufwarts” dit keer uitging van de tekst: „waar de zonde machtig geworden is, daar is de genade nog veel machtiger geworden.” (Rom. 5:20) God beware ons echter voor deze zonde. Hij verlosse ons van deze genade! Na de „revolutie” hoorde ik een Duits geestverwant zeggen, dat men in ’t tegenwoordige Duitsland, wilde men ten minste zijn beginsel vasthouden, moeilik meer tegen ’t marxisme kan zijn. Ik begrijp dit langzamerhand beter. Het „religieuze socialisme” van „Aufwarts” en andere protestantse en katholieke bladen is wel zo, dat men de grote waarde van ’t marxisme gaat zien! j. Kalma.

Boekbespreking

Prof. G. Heymans, Inleiding tot de Metafysica, vertaald naar den derden dultsen druk door H. Tuiner. Uitg. Wereldblbl., Amsterdam 1933. 455 blz., geb. ƒ4.90.

In een ietwat met bitter gemengd woord vooraf spreekt prof. Leo Polak er zijn oprechte vreugde over uit, dat eindelik wij Nederlanders een van de drie grote standaardwerken van onze Groningse wijsgeer voor ons hebben in onze eigen taal. Wij verheugen ons met hem, al zouden wij zeker met de Ethiek zijn begonnen. Ook wanneer wij de verwachting van Heymans en Polak niet delen, dat deze wijsbegeerte de godsdienstige levensbeschouwing zal en reeds gaat vervangen, wij erkennen dat Heymans een hoge, nobele geest is, met wie in aanraking te komen een grote verrijking betekent. Misschien is zijn betoog voor ons tempo te breed maar zijn besef der Al-verbondenheid, der verantwoordelikheid voor heden en toekomst, zijn besef van door hogere geesteskracht te worden gedragen en gesteund kunnen ook wij niet missen. Wijsgerig aangelegden onder ons vinden hier een werk van betekenis de W.B. verdient hulde voor haar durf om het nu uit te geven. Er aan verdienen zal zij niet. W. B.